2.1De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Vergunninghoudster heeft sinds 2005 een inrichting aan de projectlocatie. Binnen het bedrijf vindt een aantal activiteiten plaats, waaronder het in werking hebben van een grondbank, het vervaardigen, op- en overslaan en het bewerken van steenachtig bouw- en sloopafval en soortgelijk procesafval, het op- en overslaan van asbest en sorteren van asbesthoudend puin en de op- en overslag en bewerking van grof- en fijnkorrelige minerale afvalstoffen, onder andere teerhoudend asfaltgranulaat (TAG). Een IPPC-installatie maakt deel uit van het bedrijf (verder: de inrichting).
De inrichting ligt op het gezoneerde industrieterrein Ekkersrijt Noordwest. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Ekkersrijt” (het bestemmingsplan). Het perceel van de inrichting heeft de bestemming ‘Bedrijventerrein-1’ met de aanduidingen ‘betonwarenfabriek’, ‘bedrijf tot en met categorie 4.2’ en ‘afvalverwerkings- en/of recyclingsbedrijf ’. Daarnaast rust op het perceel gedeeltelijk de bestemming ‘Waarde -archeologie- 4’.
Op 18 november 2014 heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen en in werking hebben van een inrichting (artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)) en een omgevingsvergunning geweigerd voor zover het de opslag van (afval)stoffen hoger dan 20 meter boven maaiveld betreft. In de uitspraak van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2535) heeft de Afdeling het hoger beroep tegen de uitspraak van deze rechtbank van 24 juli 2015 (ECLI:NL:RBOBR:2015:4498) gegrond verklaard en de uitspraak van deze rechtbank van 24 juli 2015 vernietigd. Op 3 november 2014 heeft vergunninghoudster een aanvraag bij verweerder ingediend om een omgevingsvergunning op grond van de Wabo voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘milieu’ en op grond van (voorheen de Natuurbeschermingswet 1998, maar sinds 1 januari 2017) de Wet natuurbescherming (Wnb) voor de activiteit ‘natuur’ in verband met het bouwen en gebruiken van de TRI. Vergunninghoudster heeft op 1 juli 2015 voor de te realiseren TRI een melding ingediend op grond van artikel 8 van de Regeling Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Een ontwerpbeschikking heeft ter inzage gelegen tussen 3 oktober 2016 en 14 november 2016. In die periode heeft eiseres zienswijzen ingediend.
In de TRI worden water en verontreinigde stoffen uit het asfaltgranulaat verwijderd door de temperatuur te verhogen tot boven het kookpunt van de betreffende verbindingen. Vervolgens worden de verontreinigde stoffen vernietigd in een thermische naverbrander.
3. In het bestreden besluit is toestemming verleend voor de activiteit ‘bouwen’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, voor de activiteit ‘milieu’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo en de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo en artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Daarbij gaat het om de Natura 2000-gebieden ‘Kampina en Oisterwijkse Vennen’, ‘Kempenland-West’, ‘Strabrechtse Heiden & Beuven’ en ‘Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’. In het bestreden besluit is bepaald dat de beschrijving van het project, voor zover die betrekking heeft op de emissiegegevens, in de aanvraag en de bijlage van het bestreden besluit, deel uitmaakt van de vergunning.
4. Eiseres heeft geen beroep ingesteld tegen het bestreden besluit voor zover hierin toestemming is verleend voor het wijzigen van de inrichting (de milieu-toestemming). Dit heeft eiseres op de zitting desgevraagd uitdrukkelijk bevestigd. Eiseres heeft op de zitting de hierna genoemde beroepsgronden ingetrokken:
De beroepsgrond dat in het bestreden besluit de gevolgen voor beschermde natuurmonumenten die buiten Natura 2000-gebieden liggen, ten onrechte niet zijn beoordeeld.
De beroepsgrond dat in het bestreden besluit ten onrechte geen aandacht is besteed aan de gevolgen van de emissie van fijnstof op Natura 2000-gebieden.
De beroepsgrond dat de toestemming voor bouwen is verleend in strijd met de maximaal toegelaten oppervlakte aan bebouwing in het bestemmingsplan.
De beroepsgrond dat de procedure die heeft geleid tot het bestreden besluit ten onrechte niet is gecoördineerd met een vergunningsprocedure op grond van de Waterwet ingevolge artikel 3.16 van de Wabo.