In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omzettingsvergunning en een omgevingsvergunning voor het splitsen van een woning in drie appartementen. Eiser had eerder een omzettingsvergunning aangevraagd, maar deze werd door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak van 2 januari 2019, waarin artikel 15 van de Huisvestingsverordening Eindhoven onverbindend werd verklaard, van invloed was op de huidige zaak. Hierdoor was de grondslag voor de omzettingsvergunning komen te vervallen, en had eiser van meet af aan geen vergunning nodig. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser gegrond was, omdat verweerder ten onrechte had aangenomen dat een omzettingsvergunning noodzakelijk was.
Daarnaast werd de omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en gebruiken in strijd met het bestemmingsplan ook geweigerd. Eiser voerde aan dat de realisatie van de appartementen niet in strijd was met het bestemmingsplan, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De rechtbank oordeelde dat het bouwplan niet voldeed aan de eisen van het bestemmingsplan "Kerkdorp Acht 2007" en dat de weigering van de omgevingsvergunning terecht was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit 1, maar liet de rechtsgevolgen van dit besluit in stand, en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser.