ECLI:NL:RVS:2018:2797
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing omzettingsvergunning voor woning in Utrecht
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 8 augustus 2017 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep betreft de afwijzing van een aanvraag voor een omzettingsvergunning voor een woning aan de [locatie] te Utrecht, die door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht op 25 juli 2016 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het college terecht de aanvraag had afgewezen, omdat het college meer gewicht toekende aan de leefbaarheid en de samenstelling van de woonruimtevoorraad dan aan de belangen van [appellant].
Tijdens de zitting op 6 augustus 2018 heeft [appellant] aangevoerd dat er inmiddels geen vergunning meer vereist is voor het omzetten van de woning, omdat de WOZ-waarde van de woning hoger is dan € 305.000,00. Dit zou betekenen dat de bepalingen in de Huisvestingsverordening niet meer van toepassing zijn. Desondanks oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat [appellant] geen actueel en reëel belang had bij de beoordeling van het hoger beroep, aangezien er nog wel een omgevingsvergunning vereist is voor kamerverhuur en de mogelijke weigering daarvan onvoldoende was om het hoger beroep ontvankelijk te verklaren.
De Afdeling heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. H. Herweijer, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 22 augustus 2018.