In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 2 januari 2019, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend voor een splitsingsvergunning voor zijn woning in Eindhoven, maar het college van burgemeester en wethouders had deze aanvraag afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de gemeenteraad van Eindhoven met artikel 15 van de Huisvestingsverordening in strijd heeft gehandeld met artikel 2 van de Huisvestingswet. De rechtbank stelde vast dat de gemeenteraad niet had aangetoond dat het noodzakelijk en geschikt was om alle woonruimten onder de vergunningsplicht te brengen, zoals vereist door de wet. Hierdoor was artikel 15 van de Huisvestingsverordening onverbindend verklaard. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het college en herstelde de situatie door te bepalen dat voor de door eiser aangevraagde woningsplitsing geen vergunning vereist was. De rechtbank veroordeelde het college ook in de proceskosten van eiser, die op € 2.004,- werden vastgesteld, en droeg het college op het griffierecht van € 170,- aan eiser te vergoeden.