Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres werkt sinds september 2014 als Teamchef B bij het basisteam Tilburg-Centrum van de eenheid Zeeland-West-Brabant. Laatstelijk bij besluit van 24 juni 2016 is zij per 1 juli 2016 binnen dat team geplaatst in de functie van Teamchef B. Op 28 oktober 2017 heeft eiseres een aanvraag ingediend op grond van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (hierna: RAAF). In haar aanvraag heeft eiseres aangegeven dat zij wil worden geplaatst als Teamchef C.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag voor een andere functie op grond van de RAAF moet worden toegewezen als (onder andere) is voldaan aan artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, van de RAAF. Hiertoe dienen de feitelijke werkzaamheden wezenlijk af te wijken van de huidige functie. Uit artikel 1, aanhef en onder i, van de RAAF en uit de toelichting op artikel 1 van de RAAF blijkt wanneer sprake is van wezenlijk afwijken. Van wezenlijk afwijken is sprake wanneer kan worden geconcludeerd dat voor de uitoefening van de feitelijke werkzaamheden in overwegende mate is voldaan aan alle niveaubepalende elementen van de aangevraagde functie zoals deze voorkomt in het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP); in dit geval de functie van Teamchef C. Eiseres voldoet niet aan alle niveaubepalende elementen van de Teamchef C.
3. Eiseres stelt zich gemotiveerd op het standpunt dat haar werkzaamheden overeenkomen met de werkzaamheden van de Teamchef C. Zij voldoet aan de niveaubepalende elementen van de Teamchef C. Voor zover eiseres hier op onderdelen niet aan voldoet, kan haar dit met het oog op het gelijkheidsbeginsel niet worden tegengeworpen. Eiseres doet hetzelfde werk als de teamchef C in haar team en ook in andere teams (waaronder het team ZSM) zijn er leidinggevenden die niet voldoen aan alle elementen, maar wel zijn benoemd als Teamchef C. Eiseres vindt dat als andere leidinggevenden niet aan alle niveaubepalende elementen hoeven te voldoen, verweerder niet kan verlangen dat zij dat wel doet. Daarnaast heeft eiseres een beroep gedaan op de zogenaamde organisatorische context, waaruit volgt dat indien bepaalde niveaubepalende elementen niet binnen een LFNP-functie zijn belegd, het ontbreken daarvan haar niet kan worden tegengeworpen.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. Zoals op de zitting aan de orde is gesteld, is niet in geschil dat eiseres (ook ten tijde hier van belang) de werkzaamheden verricht die zij heeft omschreven bij haar aanvraag en die zijn vermeld in het advies van de Bezwaaradviescommissie HRM, dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit. Het gaat daarbij (onder meer) om de volgende werkzaamheden:
- veranderproces in het kader van de vorming van de Nationale Politie;
- intern gerichte portefeuille, maar kan ook extern gerichte taken van de Teamchef C overnemen;
- evenementen binnen het team Tilburg-centrum, zoals de Tilburgse kermis en voetbalwedstrijden van Willem II;
- commandant van dienst bij voetbalwedstrijden en grootschalige evenementen;
- Hoofd Ordehandhaving in een van de SGBO-staven van de eenheid;
- werkzaamheden op districtelijk niveau, zoals vervanger binnen het districtelijk managementteam en deelname aan het CMO onder voorzitterschap van de Operationeel Specialist E.
6. Eiseres heeft verder in haar aanvraag aangegeven dat de Teamchef C en zij de werkzaamheden in het team verdelen en dat door de verdeling er nauwelijks sprake is van een verschil tussen haar werkzaamheden en die van de Teamchef C.
7. Verweerder heeft niet betwist dat eiseres de door haar omschreven werkzaamheden uitvoert, maar heeft benadrukt dat er twee relevante verschillen bestaan tussen de door eiseres en de teamchef C binnen haar team uitgevoerde taken die het verschil tussen de teamchef B en C verklaren. De teamchef C wordt, in tegensteling tot eiseres, beschouwd als de eindverantwoordelijke. Daarnaast zijn de taken van de teamchef C meer extern gericht en die van de teamchef B meer intern gericht. Verweerder verwijst voor zijn standpunt onder meer naar de door de teamchef C in het kader van de RAAF-aanvraag geretourneerde vragenlijst over de werkzaamheden van eiseres.
8. Naar het oordeel van de rechtbank kan de conclusie dat eiseres de taken vervult die zij in haar aanvraag heeft omschreven en de daarop door eiseres en verweerder op de zitting gegeven toelichting, in dit geval niet leiden tot een ander oordeel dan dat zij de taken vervult die de teamchef C van haar team ook vervult. Waar verweerder heeft gesteld dat de twee genoemde verschillen (eindverantwoordelijkheid en externe gerichtheid) maken dat zij niet diezelfde taken vervult, volgt de rechtbank dit niet. Verweerder heeft op de zitting desgevraagd immers aangegeven dat de formele eindverantwoordelijkheid ligt bij de teamchef C, maar dat in de praktijk, dus feitelijk, moet worden gesproken van een nevengeschikte verantwoordelijkheid van beide teamchefs. Dit wordt ook bevestigd door de tekst in het functioneringsverslag (de beoordeling), zoals op 3 augustus 2016 is vastgesteld, en waarin is vermeld dat de teamchefs B en C nevengeschikt zijn. Het door verweerder genoemde verschil in externe en interne gerichtheid heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank verder in voldoende mate gemotiveerd betwist door te wijzen op haar contacten met de externe partners in het kader van bijvoorbeeld de Tilburgse kermis en als voorzitter van de stuurgroep Samen Veilig, een samenwerkingsverband tussen de gemeente Tilburg en de politie. Niet is in te zien dat deze contacten moeten worden beschouwd als intern gericht.
9. Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel slaagt, nu zij dezelfde taken verricht als de teamchef C binnen haar team. Voor zover verweerder daartegen in heeft gebracht dat er een verschil is tussen de situatie van de huidige teamchefs C – die zijn benoemd na sollicitatie op die functie – en de situatie van eiseres waarin zij als teamchef B (via de RAAF-procedure) in aanmerking wil komen voor de functie van teamchef C, volgt de rechtbank dit niet. Bij de toetsing van (gesteld) gelijke gevallen als hier aan de orde, zijn de verrichte werkzaamheden relevant en niet de in de functiebeschrijving vastgelegde werkzaamheden. Ook is daarbij niet relevant op welke manier, dat wil zeggen via welke procedure, iemand teamchef C wordt of is geworden.
10. Of de door eiseres verrichte taken moeten worden beschouwd als taken op een hoger niveau dan het niveau van teamchef B zal de rechtbank, gelet op het voorgaande, overigens in het midden laten.
11. Omdat het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt, zal de rechtbank ook wat verder door partijen is aangevoerd over de (gevolgen van) toetsing aan de vereisten die gelden in het kader van de RAAF-procedure, onbesproken laten.
12. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat eiseres ten onrechte op haar verzoek niet in aanmerking is gebracht voor de functie van teamchef C en dat het beroep daarom gegrond is en het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding daarbij zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het primaire besluit wordt herroepen en eiseres alsnog wordt geplaatst in de functie van teamchef C met ingang van de datum van haar aanvraag, 28 oktober 2017. Ook bepaalt de rechtbank dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres in bezwaar en beroep gemaakte kosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.048 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, waarde per punt van € 512 en wegingsfactor 1; 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt van € 512 en wegingsfactor 1).