Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 oktober 2019 in de zaak tussen
[naam] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente Boxmeer, verweerder
Procesverloop
€ 26.263,89 voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning (de aanslag).
.
Overwegingen
(€ 26.102,02), maar 60% daarvan (€ 15.661,21) in rekening gebracht. Hiertegen heeft [naam] op 30 november 2015 namens de eigenaren van 56 recreatiewoningen bezwaar gemaakt.
€ 15.661,21 heeft betaald.
[naam] met [naam] namens de eigenaren van de 56 woningen, aanwezig was bij het gesprek met de toenmalige wethouder en het hoofd van de afdeling ruimte, economie en vergunningen. Op de zitting is ook naar voren gekomen dat al voordat de uitspraak op bezwaar van 2 februari 2016 werd gedaan, bij verweerder bekend was dat eiseres het project van [naam] zou overnemen. Eiseres is er dus in geslaagd aannemelijk te maken dat de bij de uitspraak op bezwaar van 2 februari 2016 gedane toezegging ook heeft te gelden jegens eiseres.
Conclusie
Beslissing
drs. H.A.J.A. van de Laar, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op
10 oktober 2019.