ECLI:NL:RBOBR:2019:5643

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2019
Publicatiedatum
2 oktober 2019
Zaaknummer
7781523 / EJ VERZ 19-249
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst Ryanair wegens bedrijfseconomische omstandigheden en de toetsing aan Europese vrijheden

In deze zaak heeft Ryanair een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer, hierna aangeduid als [verweerder], na een weigering van het UWV om toestemming te geven voor ontslag op bedrijfseconomische gronden. Ryanair stelt dat de sluiting van de basis op Eindhoven Airport noodzakelijk was vanwege bedrijfseconomische omstandigheden, waaronder een lage vliegtuigutilisatie en beperkingen door een avondklok. De werknemer heeft verweer gevoerd en stelt dat de sluiting van de basis het gevolg was van stakingsacties en dat Ryanair haar bevoegdheden heeft misbruikt. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief de rol van het UWV en de Europese regelgeving omtrent de vrijheid van vestiging en ondernemerschap. De rechter concludeert dat Ryanair voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een redelijke grond voor ontbinding was, maar dat het ernstig verwijtbaar handelen van Ryanair ook een rol heeft gespeeld in de verstoorde arbeidsrelatie. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn, en de werknemer heeft recht op een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter heeft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2020 uitgesproken, en Ryanair is veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding en billijke vergoeding aan de werknemer.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer: 7781523 \ EJ VERZ 19-249
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 7781523 \ EJ VERZ 19-249
Beschikking van 2 oktober 2019
in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van de Republiek Ierland Ryanair DAC,
gevestigd te Swords, Co. Dublin (Ierland),
verzoekster,
gemachtigde: mr. L.B. de Graaf,
tegen:
[verweerder]
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.M. Dielemans-Buiteman en mr. S.P. Verbeek-Verdoorn.
Partijen worden hierna ‘Ryanair’ en ‘ [verweerder] ’ genoemd. Waar in deze beschikking in het algemeen wordt gesproken over het cabinepersoneel, moet hieronder ook [verweerder] worden verstaan.

1.Het procesverloop

1.1.
Ryanair heeft bij verzoekschrift (en aanvullend verzoekschrift) een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden. [verweerder] heeft hiertegen verweer gevoerd en een voorwaardelijk zelfstandig verzoek en een onvoorwaardelijke nevenvordering ingediend. Ryanair heeft hiertegen verweer gevoerd.
1.2.
De kantonrechter heeft verder kennisgenomen van:
- het faxbericht van [verweerder] van 12 augustus 2019 met als bijlage een legal opinion van prof. mr. M.S. Houwerzijl;
- de brief van 16 augustus 2019 van Ryanair, met producties 37, 38 en 39.
1.3.
Op 21 augustus 2019 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Op die zitting zijn door de gemachtigde(n) van partijen pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.4.
Bij wijze van tweede termijn heeft de kantonrechter vervolgens nog kennisgenomen van:
- een schriftelijke repliek (met productie 40) van Ryanair;
- de reactie hierop (met productie 12) van [verweerder] .
1.5.
Tot slot is een datum voor de beschikking bepaald.

2.Enkele, relevante feiten

2.1.
Ryanair exploiteert een
low-costluchtvaartmaatschappij, waarbij uitsluitend op korte afstanden wordt gevlogen, voornamelijk binnen Europa. Zij opereert vanuit 84 bases en bedient daarbij 234 bestemmingen. Het fundament van het business model van Ryanair is flexibiliteit en efficiëntie.
2.2.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] , is op of omstreeks 1 mei 2011 in dienst getreden bij (een rechtsvoorganger van) Ryanair in de functie van Customer Service Supervisor. [verweerder] behoorde tot het cabinepersoneel (
Cabin Crew). Hij was laatstelijk vanaf de basis in Eindhoven werkzaam.
2.3.
Tussen FNV Luchtvaart en Ryanair heeft overleg plaatsgevonden over de arbeidsvoorwaarden van het cabinepersoneel. Ook tussen de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (hierna: VNV) en Ryanair is over de arbeidsvoorwaarden onderhandeld. De onderhandelingen zijn begin augustus 2018 vastgelopen.
2.4.
Het gevorderde verbod tegen de aangekondigde collectieve stakingsacties van FNV Luchtvaart en VNV is door de voorzieningenrechter afgewezen, waarna op 10 augustus 2018 door zowel het cabinepersoneel als de piloten is gestaakt.
2.5.
Op 20 augustus 2018 heeft Eindhoven Airport aan Ryanair een brief geschreven over de avond/nachtklok (
curfew), met voor zover relevant de volgende inhoud:

According to our official operational data, we noticed a significant increase of arrivals (landings) after 22:59 LT at EindhovenAirport due to late arrivals.
Arrivals after 22.59 LT are regulated in our license from the government. We are risking a decrease of our possible annual flight movements (slots) in 2019 due to breach of agreed flight movements after 22.59 LT in 2018.
Therefore, we have no other option than to mitigate actual operations and accept from September 1st 2018 until December 31th only planned slots after 22,59LT.
We would be grateful if you inform your responsible department to take the appropriate measures to maintain flights according to given slot(s), because we believe that decreasing possible annual flight movements is not something we both want to happen. We will reconsider appropriate mitigation for 2019 in Q1 2019 if needed.
Ryanair en Eindhoven Airport hebben vervolgens, voor het eerst op 27 augustus 2018, over de curfew gecorrespondeerd.
2.6.
Mevrouw [naam Director of Route Development] (hierna: [naam Director of Route Development] ), Director of Route Development bij Ryanair, heeft op 30 augustus 2018 op verzoek van de Chief Commercial Officer een interne memo geschreven met aandachtspunten voor een mogelijk besluit om Eindhoven als basis te sluiten. Deze memo begint en eindigt als volgt:

You asked me to check out possible closure of the Eindhoven base. We should consider the following:
(…)
I propose that we firstly see if EIN will delay the introduction of the ban, and then if we can take any further practical measures to reduce the risks. A legal letter went yesterday and we have proposed a call today.
2.7.
De heer [naam Director of Network Optimization] (hierna: [naam Director of Network Optimization] ), Director of Network Optimization bij Ryanair, heeft onderzoek gedaan naar het aantal uren dat een vliegtuig effectief per dag vliegt, de zogenaamde
Aircraft Utilization(hierna: AU). Dit onderzoek is op 31 augustus 2018 afgerond. Volgens Ryanair bleek uit dit onderzoek dat de vier vliegtuigen op de basis in Eindhoven een erg lage AU hadden. Eindhoven behoorde tot de vijf bases met de laagste AU binnen heel Ryanair.
2.8.
Op 3 september 2018 heeft het commerciële team van Ryanair onder andere gesproken over het rapport van [naam Director of Network Optimization] . In de notulen staat onder de naam van [naam Director of Network Optimization] onder meer vermeld: ‘
Review EIN operation & plan to close base’.
2.9.
Bij brief van 3 september 2018 schrijft Ryanair aan FNV Luchtvaart onder meer het volgende:
‘If we do not reach a sensible agreement with our Eindhoven Cabin Crew, which enables our low fare services to continue to operate, then your poorly thought out “ultimatum” could lead to the closure of our Eindhoven base and the loss of over 50 pilot jobs and 80 Cabin Crew jobs.
2.10.
In het ‘
weekly report’ van 7 september 2018 van [naam Director of Network Optimization] staat onder ‘
Minutes’ onder meer vermeld:

Review EIN operation & plan to close base 3 Sept
EIN reviewed (04/09) , Base closure plan will start (19/09) if required
2.11.
Op 12 september 2018 heeft Eindhoven Airport uiteindelijk besloten dat er voor de rest van 2018 geen verstrakking van de curfew zou plaatsvinden.
2.12.
Op 14 september 2018 heeft Ryanair een brief gestuurd aan VNV-bestuurslid [naam VNV-bestuurslid] . De inhoud van deze brief raakt ook het cabinepersoneel:

(…) We are not willing to accept any more unnecessary disruptions to our business and our customers in Eindhoven, and as we explained at our recent meeting, if they continue then we will reorganise the Eindhoven base to serve our Dutch customers on aircraft bases overseas, leading to cuts in the number of bases aircraft and jobs in Eindhoven. We hope you will work with us now to avoid any such outcome. This is not a threat, but will be the inevitable consequence of any further misguided and unnecessary strike actions by our Eindhoven pilots or Cabin Crew.
2.13.
Ryanair heeft bij brief van 25 september 2018 aan VNV-bestuurslid [naam VNV-bestuurslid] herhaald dat ‘
if repeated disruptions continue in EIN we will be forced to reorganise the EIN base to serve our Dutch customers on aircraft based overseas which may lead to cuts to some or all of based aircraft and jobs in EIN.
2.14.
Een tweede, aangekondigde, stakingsactie vond plaats op 28 september 2018.
2.15.
Bij brief van 1 oktober 2018 is het cabinepersoneel geïnformeerd over de sluiting van de basis in Eindhoven met ingang van 5 november 2018. Voor zover relevant luidt deze brief als volgt:

As a result of this profit warning and the adverse trading conditions, we have announced that our base in Eindhoven will close in 5 weeks’ time i.e. on Monday 5th November.
In accordance with the mobility clause in your contract of employment you will be transferred to another Ryanair base with available position. Please ensure that your base preferences on Crewdock are up-to-date (no later than Friday 5th Oct) and we will advise you of your new base next week.
2.16.
Op 5 oktober 2018 bevestigt Ryanair aan FNV Luchtvaart dat de sluiting definitief is en wordt verwezen naar een brief van 4 oktober 2018 voor de uiteenzetting van de reden voor het sluiten van bases en bezuinigingen bij een aantal Europese luchthavens waaronder Eindhoven. Wat betreft Eindhoven Airport is nog specifiek vermeld:

Our Eindhoven base is suffering declining air fares, higher oil prices, and is inefficient because of curfew and movement restrictions. Over 85% of our Eindhoven traffic originates in, and can be served from, other bases and these base specific problems have been exacerbated by the FNV’s unreasonable demands and unwillingness to negotiate an agreement with Ryanair, even when we agreed in writing to offer you Dutch contracts governed by Dutch law.
2.17.
In verband met de aangekondigde sluiting hebben een aantal vliegers een kort geding tegen Ryanair aangespannen. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis van 1 november 2018 (ECLI:NL:RBOBR:2018:5330), mede gelet op de brieven van 14 september en 25 september 2018, onder meer overwogen dat:

In dit verband kan voorshands worden aangenomen dat het besluit tot sluiting is genomen vanwege de stakingen, en niet vanwege bedrijfseconomische redenen zoals Ryanair thans doet voorkomen. Ryanair heeft onvoldoende onderbouwd dat bedrijfseconomische redenen werkelijk de aanleiding zijn geweest voor het besluit tot sluiting. In haar brieven wordt hierover in ieder geval met geen woord gerept. Er wordt enkel en direct verwezen naar de stakingen, terwijl dit de uitoefening van een fundamenteel sociaal recht betreft (…). Een enkel, geanonimiseerd document, opgesteld door een medewerker, (mede) gebaseerd op verwachtingen voor de toekomst, overtuigt de voorzieningenrechter in ieder geval niet. Nergens uit blijkt vooralsnog dat de base in Eindhoven hoe dan ook, ongeacht de stakingsacties, zou zijn gesloten. Dit strookt ook niet met het aanbod van Ryanair om op 2 of 3 oktober 2018 verder te onderhandelen. De voorzieningenrechter komt zodoende tot de conclusie dat Ryanair het besluit tot sluiting van de base in Eindhoven niet had mogen nemen.
2.18.
Ryanair heeft op 5 november 2018 de luchthaven Eindhoven omgevormd van basis naar bestemming.
2.19.
Ryanair heeft bij het UWV een collectieve ontslagvergunning aangevraagd voor het cabinepersoneel wegens bedrijfseconomische redenen, namelijk (gedeeltelijke) bedrijfsbeëindiging.
2.20.
Het UWV heeft op 19 maart 2019 beslist dat Ryanair geen toestemming krijgt om de arbeidsovereenkomst met het cabinepersoneel op te zeggen. Volgens het UWV is – kort gezegd – onvoldoende aannemelijk geworden dat de sluiting van de basis Eindhoven ten dienste stond van een doelmatige bedrijfsvoering en was ingegeven door bedrijfseconomische omstandigheden.

3.Het verzoek van Ryanair

3.1.
Ryanair verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden. Als gevolg van bedrijfseconomische omstandigheden is zijn arbeidsplaats op Eindhoven Airport komen te vervallen (artikel 7:671b lid 1 sub b BW in verbinding met artikel 7:669 lid 1 en 3 sub a BW). Bij de bepaling van de einddatum van de arbeidsovereenkomst moet rekening worden gehouden met de wettelijke opzegtermijn met de proceduretijd daarop in mindering gebracht.
3.2.
Hoewel Ryanair van mening is dat is voldaan aan de wettelijke normen om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op grond van bedrijfseconomische redenen te ontbinden, stelt zij
primairdat die normen vanwege strijd met de vrijheid van vestiging (artikel 49 VWEU) en de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie) buiten toepassing moeten worden gelaten.
3.3.
Zij baseert zich hierbij op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) in de zaak AGET Iraklis van 21 december 2016 (JAR 2017/37). In dit arrest heeft het HvJEU zich uitgelaten over de toelaatbaarheid van een nationale regeling die toestemming vereist voor de uitvoering van bedrijfseconomisch ontslag in verhouding tot het Unierecht en met name de vrijheid van vestiging (artikel 49 VWEU) en de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16 Handvest). Ryanair stelt dat het HvJEU heeft geoordeeld dat een dergelijke regeling, zoals ook hier aan de orde, de genoemde vrijheden beperkt. Dwingende redenen van algemeen belang kunnen deze beperking rechtvaardigen. Daarbij moet een afweging worden gemaakt tussen economische en sociale doelen, waarbij beoordeeld moet worden of een beperking van de genoemde vrijheden voldoet aan de evenredigheidseis. Om aan die eis te voldoen, moeten de ‘concrete uitvoeringsbepalingen’ van het nationale toetsingssysteem rusten op concrete, objectieve en controleerbare criteria.
3.4.
Volgens Ryanair voldoet het Nederlandse systeem van preventieve toetsing aan de a-grond van artikel 7:669 lid 3 BW (bedrijfseconomische redenen) niet aan deze eisen. In de wet noch in de Ontslagregeling noch in de Uitvoeringsregels van het UWV zijn concrete, objectieve en controleerbare criteria neergelegd, die door het UWV bij de beoordeling van een verzoek moeten worden gehanteerd. Benadrukt wordt dat dit ook geldt voor de rechter die, met uitzondering van de Uitvoeringsregels, aan dezelfde regelgeving is gebonden. Op grond van de betreffende regelgeving weet een werkgever weliswaar welke informatie hij moet aanleveren, maar is voor hem niet duidelijk onder welke ‘concrete en objectieve omstandigheden’ toestemming zal worden geweigerd. Zo is niet op basis van objectieve en controleerbare voorwaarden duidelijk wanneer precies is voldaan aan de termen ‘noodzakelijkerwijs’ en ‘doelmatige bedrijfsvoering’ als genoemd in artikel 7:669 lid 3 sub a BW. Dit leidt tot een te ruime discretionaire beoordelingsbevoegdheid en dat is in strijd met de evenredigheidseis. De nationale regeling is dus in strijd met het Unierecht en moet daarom buiten beschouwing blijven. Het gevolg hiervan is dat het UWV de toestemming voor ontslag niet had mogen weigeren, zodat in deze procedure de verzochte ontbinding al hierom moet worden toegewezen. Er is immers een bedrijfseconomische reden voor het ontslag aangevoerd en dat is voldoende. Voor inhoudelijke toetsing is geen plaats, aldus nog steeds Ryanair.
3.5.
Op grond van al het voorgaande verzoekt Ryanair dat prejudiciële vragen aan het HvJEU worden gesteld (artikel 267 VWEU). Daarvoor bestaat aanleiding:
  • wanneer de kantonrechter twijfelt over de juistheid van de uitleg van Ryanair van het AGET Iraklis arrest in relatie tot de Nederlandse regelgeving wat betreft de toetsing aan de a-grond van artikel 7:669 lid 3 BW, maar ook:
  • wanneer de kantonrechter van oordeel is dat de Nederlandse regeling wel voorziet in criteria waaraan het UWV en de rechter zijn gebonden bij de toetsing aan artikel 7:669 lid 3 sub a BW. Dan kan namelijk nog steeds niet worden bepaald of die criteria voldoen aan de normen ‘concreet, objectief en controleerbaar’. Het HvJEU heeft immers nog geen specifieke handvatten gegeven aan de hand waarvan kan worden bepaald wanneer aan die normen is voldaan.
3.6.
Voor zover de verzochte ontbinding niet al wordt toegewezen op dat wat daarover primair is gesteld, is Ryanair
subsidiairvan mening dat is voldaan aan de vereisten van artikel 7:669 lid 1 in verbinding met lid 3 sub a BW.
3.7.
Hieraan wordt ten grondslag gelegd dat de basis al sinds 5 november 2018 is gesloten, met als gevolg dat er in Eindhoven geen werk meer is. De arbeidsplaatsen zijn komen te vervallen. Vanaf dat moment zit het cabinepersoneel, waaronder [verweerder] , betaald thuis. Dit draagt niet bij aan een doelmatige bedrijfsvoering, zodat al hierom het verzoek moet worden toegewezen.
3.8.
Dit neemt niet weg, aldus Ryanair, dat aan de sluiting een bedrijfseconomische reden ten grondslag lag, namelijk het doelmatiger (efficiënter) inrichten van haar bedrijfsvoering. Ryanair legt hieraan, beknopt weergegeven, het volgende ten grondslag:
haar bestaansrecht als prijsvechter is mede afhankelijk van hoe efficiënt zij haar vliegtuigen inzet. Het optimaliseren van vluchtschema’s is daarvan een belangrijk onderdeel en als gevolg daarvan veranderen regelmatig bases in een bestemming (en vice versa);
in de loop van 2018 stonden haar bedrijfsresultaten onder druk door onder meer stijgende brandstofkosten, slotbeperkingen op luchthavens, meer concurrentie op lage ticketprijzen en beperkende maatregelen van overheden. Om te voorkomen dat zij efficiëntie zou verliezen, werd in april 2018 [naam Director of Network Optimization] aangesteld als Director of Network Optimization. Zijn belangrijkste taken zijn het optimaliseren van de AU (het aantal uren dat een vliegtuig effectief per dag vliegt) en de vluchtschema’s en het daarmee doorvoeren van verdere efficiëntieverbeteringen;
[naam Director of Network Optimization] concludeerde in zijn onderzoek van 31 augustus 2018 dat de AU van de vliegtuigen op basis Eindhoven tot de vijf minst efficiënte bases behoorde. Een van de redenen daarvan was dat Eindhoven op grond van het Luchthavenbesluit Eindhoven maar een beperkt deel van de dag open is (de curfew). Het gebruik van de luchthaven wordt verder beperkt door de Vergunning Burgermedegebruik exploitant Militaire Luchthaven Eindhoven. Vanwege het Luchthavenbesluit en de Vergunning was het niet mogelijk de curfew te verruimen en zo de AU te verbeteren;
Eindhoven Airport dreigde de curfew te verstrakken en na 1 januari 2019 mogelijk zelfs in te perken, zoals blijkt uit de brief van 20 augustus 2018. Hierdoor dreigde de al lage AU van Eindhoven nog verder te verslechteren. Dit leidde tot de memo van [naam Director of Route Development] van 30 augustus 2018;
Daarbij kwam dat de mogelijkheid tot het verkrijgen van extra start- en landingsslots zeer beperkt is. Ook is het aantal vroege vluchten beperkt en is de capaciteit in de avonden beperkt. Hierdoor kon nooit maximaal gebruik worden gemaakt van de periode tussen de opening van de basis en het sluiten van de curfew. Omdat Eindhoven als basis fungeerde – waarbij de vliegtuigen dus iedere nacht op die basis moeten overnachten – kon zij die capaciteitsrestricties niet vermijden;
Op 3 september 2018 besprak het commerciële team dat een efficiëntieverbetering mogelijk zou zijn door Eindhoven niet meer als basis te gebruiken, maar als bestemming op te nemen in het vluchtschema. De vier op Eindhoven gestationeerde vliegtuigen zouden vervolgens kunnen opereren vanuit bases met ruimere operatiemogelijkheden en (mede daardoor) een betere AU. Tijdens deze vergadering werd aldus besloten;
Dit besluit werd in de periode na 3 september 2018 uitgewerkt en getoetst op uitvoerbaarheid. Daaruit bleek dat Ryanair met Eindhoven als bestemming met hetzelfde aantal vliegtuigen meer vluchten kan uitvoeren dan met Eindhoven als basis (in totaal 41,2 uur per week meer, waarmee per week circa € 43.000,00 extra winst werd gegenereerd). Bovendien wordt Eindhoven na deze wijziging bediend door vliegtuigen die efficiënter worden ingezet. Dit besluit droeg dus bij aan het zo doelmatig mogelijk inzetten van haar duurste middelen.
3.9.
Als gevolg van dit besluit zijn de aan basis Eindhoven gerelateerde arbeidsplaatsen komen te vervallen. Diensten van werknemers beginnen en eindigen altijd op een basis. Alleen op een basis vinden crew changes plaats. Dat de werknemers, onder wie [verweerder] , nog zijn ingeroosterd als home-standby (waarbij moest worden ingesprongen wanneer een collega van een andere basis bij een turn-around op luchthaven zou uitvallen) of airport-standby (om bezettingsproblemen op andere luchthavens op te lossen) doet er niet aan af dat de arbeidsplaatsen op Eindhoven Airport zijn vervallen.
3.10.
De werknemers hebben de gelegenheid gekregen aan te geven naar welke bases hun voorkeur uitgaat bij een herplaatsing en vervolgens zijn een of meerdere herplaatsingsaan-biedingen gedaan. [verweerder] heeft geweigerd te worden herplaatst, zodat ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet volgen.
3.11.
Wat betreft de hierboven weergegeven bedrijfseconomische redenen wijst Ryanair er nog op dat bij de toetsing van een dergelijk besluit een zekere mate van terughoudendheid past. In dit geval geldt dat des te meer omdat een weigering van de ontbinding zou leiden tot een beperking van zowel de vrijheid van ondernemerschap als de vrijheid van vestiging.

4.Het verweer

4.1.
[verweerder] maakt allereerst bezwaar tegen de door Ryanair ingediende aanvulling op het verzoekschrift. De hierbij gevoegde bijlage – een rapport van onderzoeksbureau Oxera Consulting LLP (hierna: Oxera) – moet buiten beschouwing worden gelaten.
4.2.
[verweerder] verweert zich ook inhoudelijk tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Hij voert daartoe – samengevat – het volgende aan.
4.3.
Eindhoven Airport is niet vanwege bedrijfseconomische redenen omgevormd van basis naar bestemming. Die redenen zijn er ook niet. Ook ontbreekt ieder begin van bewijs dat daadwerkelijk voorafgaande aan de staking het besluit tot sluiting is genomen. Uit alle feiten en omstandigheden volgt dat de werkelijke reden van het sluiten van de basis de laatste staking is. Ryanair heeft daarmee haar bevoegdheden misbruikt. Door te dreigen met sluiting van de basis en het daadwerkelijk daartoe overgaan had Ryanair het doel om afbreuk te doen aan het fundamentele grondrecht van haar werknemers om te staken. Het verval van arbeidsplaatsen is niet het gevolg van bedrijfseconomische omstandigheden als bedoeld in artikel 7:669 lid 1 en 3 onder a BW. De arbeidsovereenkomst kan dus ook niet op die grond worden ontbonden. Dit betekent ook dat niet hoeft te worden ingegaan op de vraag of de Nederlandse regels aan de door het HvJEU gestelde voorwaarden voldoen.
4.4.
Voor zowel daarop wel moet worden ingegaan, is relevant dat het voor Iraklis onmogelijk bleek om tot een collectief ontslag over te gaan. Anders dan Ryanair stelt, blijkt uit het arrest AGET Iraklis dat het HvJEU aan de lidstaten een ruime beoordelingsvrijheid biedt bij het bepalen van de inhoudelijke voorwaarden voor een collectief ontslag. De toetsing door een overheidsorgaan van een collectief ontslagvoornemen is een gerechtvaardigde inbreuk op de binnen de EU geldende vestigings- en ondernemingsvrijheid. Het HvJEU stelt slechts een bovengrens: het arbeidsrecht mag een collectief ontslag niet onmogelijk maken (zoals bij Iraklis) en de regelgeving mag niet zo onduidelijk zijn dat werkgevers niet weten waaraan ze moeten voldoen. Het Nederlandse arbeidsrecht is hiermee niet in strijd. Ook verschaft de Ontslagregeling en de toelichting daarop aan de nationale rechter voldoende duidelijke criteria die hem in staat stelt de beslissing van het UWV te toetsen.
4.5.
Tegenover de vrijheid van vestiging en de vrijheid van onderneming staat het recht van een werknemer op bescherming tegen kennelijk onredelijk ontslag, zoals neergelegd in artikel 30 Handvest. De vrijheden waarop Ryanair zich beroept bieden geen vrijbrief, er zal altijd een redelijke grond aan een beëindiging van een dienstverband (al dan niet collectief) ten grondslag moeten liggen.
4.6.
Als Ryanair daadwerkelijk al op 3 september 2018 een besluit tot sluiting van de basis zou hebben genomen, wat wordt betwist, zou dit zeker ter tafel zijn gekomen tijdens de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden. Ook de juistheid van de uiteenzetting van Ryanair over de uitvoeringsaspecten die na die datum nog moesten worden onderzocht wordt betwist. Ryanair heeft zich in ieder geval niet gehouden aan het bepaalde in artikel 2 lid 1 van Richtlijn 98/59 (collectief ontslag). Op grond van deze richtlijn was Ryanair verplicht om vertegenwoordigers van werknemers te raadplegen op het moment dat een strategisch of commercieel besluit is genomen dat een werkgever ertoe dwingt een collectief ontslag te overwegen of te plannen. Dit heeft zij nagelaten. FNV is pas op 12 november 2018 in het kader van de UWV-ontslagaanvraag geraadpleegd.
4.7.
Bijzonder is dat de AU voorafgaande aan het besluit tot sluiting van de basis door Ryanair nooit als reden is genoemd. De gestelde redenen die hiermee zouden samenhangen, namelijk de beperkingen van de avondklok en de slots, zijn niet nieuw; die beperkingen bestonden al, daarin is geen wijziging opgetreden. De analyse van de AU door Oxera, welk rapport overigens buiten beschouwing moet blijven, is te beperkt omdat dit slechts is gebaseerd op gegevens van het zomerseizoen (en dan ook nog slechts op een tijdsbestek van twee weken). Omdat Eindhoven veel zakelijke reizigers heeft zullen de gestationeerde vliegtuigen, in tegenstelling tot andere bases, in de winterperiode efficiënter worden ingezet. In het rapport is hiermee geen rekening gehouden.
4.8.
Betwist wordt ook dat er sprake is van het structureel wegvallen van arbeidsplaatsen. Dat daarvan geen sprake is, blijkt al uit de inroostering op standby-diensten.
4.9.
Voor zover de arbeidsovereenkomst wel op grond van bedrijfseconomische omstandigheden wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van de wettelijke transitievergoeding van € 8.044,59. Aan de voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden moet hebben geduurd is voldaan.
4.10.
Naast de transitievergoeding is Ryanair een billijke vergoeding van € 68.000,00 bruto aan [verweerder] verschuldigd. Dit bedrag is opgebouwd uit 12 maandsalarissen, rekening houdende met geringe en mogelijk niet vaste inkomsten uit arbeid ter zake de gevolgschade en vermeerderd met een bedrag waarmee het punitieve element tot uitdrukking is gebracht. Ryanair heeft ernstig verwijtbaar gehandeld dan wel nagelaten. Dit volgt al uit wat hiervoor is uiteengezet, maar bovendien uit de omstandigheden waarop in het kader van het voorwaardelijk zelfstandig verzoek ex artikel 7:671c BW uitvoerig zal worden ingegaan.
4.11.
Bij de vaststelling van de einddatum van de arbeidsovereenkomst bestaat geen reden om de proceduretijd in mindering te brengen op de geldende opzegtermijn van 2 maanden. Enerzijds omdat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen/nalaten van Ryanair en anderzijds omdat Ryanair met de aanvulling op het verzoekschrift op oneigenlijke wijze de termijn voor het indienen van stukken heeft opgerekt.
5. Het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek ex artikel 7:671c BW van [verweerder] en de nevenvordering
5.1.
Voor zover het verzoek van Ryanair om de arbeidsovereenkomst op grond van bedrijfseconomische redenen te ontbinden wordt afgewezen, verzoekt [verweerder] :
I. de met Ryanair bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671c BW;
II. Ryanair te veroordelen tot betaling van de wettelijke transitievergoeding;
III. Ryanair te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding als in de zaak van het verzoek gevorderd, althans een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding,
en
als onvoorwaardelijk nevenvordering:
IV. een verklaring voor recht af te geven, inhoudende dat [verweerder] vanaf de datum van de beschikking gerechtigd is om de arbeidsprestatie volledig op te schorten, waarbij Ryanair onverminderd gehouden is het volledige salaris te betalen tot aan de datum waarop het dienstverband wordt ontbonden,
met vermeerdering van wettelijke rente en veroordeling van Ryanair in de proceskosten.
5.2.
[verweerder] legt hieraan het volgende ten grondslag. Door toedoen van Ryanair is de arbeidsverhouding verstoord geraakt en kan van hem in redelijkheid niet meer worden verwacht dat het dienstverband met Ryanair wordt gecontinueerd. Ryanair heeft ernstig verwijtbaar jegens hem gehandeld door het volgende te doen dan wel na te laten:
het cabinepersoneel, waaronder hijzelf, is onbehoorlijk onder druk gezet (geïntimideerd) door keer op keer er op aan te dringen geen gebruik te maken van hun fundamenteel recht tot het voeren van collectieve actie in het kader van de onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden; Ryanair heeft stakingsbrekers ingezet;
het voltallige personeel te laten weten dat bij een nieuwe collectieve actie zal worden overgegaan tot het sluiten van de basis te Eindhoven, waarbij alle banen verloren zouden kunnen gaan. Deze berichtgeving had alleen als doel om het personeel ervan te weerhouden gebruik te maken van hun fundamentele recht om collectieve actie te voeren;
na de tweede staking op 28 september 2018 is op 1 oktober 2018 besloten de basis te sluiten;
er is vervolgens op het cabinepersoneel druk uitgeoefend om binnen enkele dagen bekend te maken wat hun voorkeur voor herplaatsing was; als niet tijdig of als gewenst werd gereageerd volgde een volgende verzoek, zo niet verzoeken;
ondanks de vaststelling van de voorzieningenrechter op 1 november 2018 dat het besluit van Ryanair om de basis te sluiten aangemerkt moet worden als vergeldingsmaatregel en een andere koers niet aannemelijk was, heeft Ryanair onverstoorbaar vastgehouden aan haar (onrechtmatige) koers;
zonder dat daartoe enige redelijke aanleiding bestond zijn allerlei vragen aan het cabinepersoneel gesteld waarbij om informatie werd gevraagd die Ryanair niet aangaat, het instructierecht ver te buiten gaat en waartoe zij ook niet gerechtigd is. Desondanks werd de druk steeds verder opgevoerd, met name wanneer Ryanair het niet door haar gewenste antwoord ontving;
zelfs nadat het cabinepersoneel onverplicht schriftelijk heeft gereageerd, wordt verder gegaan met het intimideren van het cabinepersoneel. Het cabinepersoneel blijft bestookt worden met vragen, omdat Ryanair van mening is dat de gegeven antwoorden niet juist zouden zijn. [verweerder] vat dit op als een poging om hem zo snel mogelijk naar een einde van het dienstverband te bewegen; het liefst zonder rechterlijke tussenkomst.
5.3.
Vanwege het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Ryanair wordt aanspraak gemaakt op zowel de wettelijke transitievergoeding van € 8.044,59 als een billijke vergoeding van € 68.000,00. Voor de totstandkoming van deze bedragen verwijst [verweerder] naar de uiteenzetting in de zaak van het ontbindingsverzoek van Ryanair.
5.4.
Aan de gevorderde verklaring voor recht legt [verweerder] het volgende ten grondslag. Ryanair voert de druk op het cabinepersoneel steeds verder op. De aanhoudende dreigende wijze van communiceren, met zeer korte reactietermijnen, heeft ertoe geleid dat het cabinepersoneel inmiddels de ‘psychische max’ heeft bereikt. De brieven volgen elkaar zo snel op, dat soms de ene termijn nog niet is verstreken of alweer een andere termijn wordt gesteld. In vrijwel iedere brief wordt erop gewezen dat als niet wordt gehandeld zoals Ryanair wenst er sprake is van schending van de arbeidsovereenkomst en dit verregaande consequenties kan hebben. De werknemer in kwestie wordt alsdan keer op keer opgeroepen om naar Dublin te komen om zijn of haar handelen te bespreken. De inhoud van die gesprekken wordt als intimiderend ervaren. Van het cabinepersoneel kan niet langer worden verwacht dat zij aan die druk wordt blootgesteld. Nu Ryanair niet handelt als een goed werkgever betaamt, kan van het cabinepersoneel niet langer worden verlangd dat zij voor de resterende duur van het dienstverband de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst nakomt.
6. Het verweer tegen het (voorwaardelijke) zelfstandige verzoek en de nevenvordering
6.1.
Ryanair is van mening dat de voorwaardelijke verzoeken en de nevenvordering moeten worden afgewezen, met hoofdelijke veroordeling van [verweerder] (het cabinepersoneel) in de proceskosten.
6.2.
Ryanair betwist, kort gezegd, ernstig verwijtbaar te hebben gehandeld of nagelaten. Er is geen reden noch noodzaak om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van de door het cabinepersoneel gestelde omstandigheden. Ook voor toekenning van de verzochte billijke vergoeding en transitievergoeding is geen plaats.
6.3.
Volgens Ryanair moet ook de gevorderde verklaring voor recht worden afgewezen. Behalve dat de vordering voorbarig is, is geen sprake van een tekortkoming die opschorting rechtvaardigt. De enkele, niet nader onderbouwde, stelling van het cabinepersoneel dat de wijze van communiceren van Ryanair ertoe heeft geleid dat een aantal van hen de ‘psychische max’ heeft bereikt en het niet meer aankan, hetgeen wordt betwist, leidt er niet toe dat het hele cabinepersoneel een opschortingsbevoegdheid toekomt. Daarbij komt dat toewijzing tot de onacceptabele situatie kan leiden dat Ryanair tot in lengte van dagen loon moet betalen zonder dat daar enige arbeidsprestatie tegenover staat.

7.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
7.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Nederlandse rechter bevoegd is om over dit geschil te oordelen. Dit volgt ook uit de artikelen 21 en 23 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Vo II).
7.2.
Tussen partijen is evenmin in geschil dat bij de beoordeling Nederlands recht moet worden toegepast. Dit stemt overeen met hetgeen in deze casus volgt uit het bepaalde in Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I).
7.3.
Het voorgaande betekent dat de kantonrechter zich bevoegd acht om op dit geschil te beslissen met toepassing van het Nederlandse recht.
Aanvullend verzoekschrift
7.4.
Ryanair heeft een aanvullend verzoekschrift ingediend met als bijlage het rapport van Oxera. Dit rapport was bij de indiening van het verzoekschrift nog niet gereed. Feitelijk is daarmee sprake van een nadere onderbouwing van betrokken stellingen en niet van een aanvullend verzoekschrift, zoals bedoeld in het procesreglement. Dit neemt niet weg dat deze aanvullende stukken in de beoordeling zullen worden betrokken. [verweerder] heeft hierop immers kunnen reageren en is hiermee niet geschaad in zijn processuele belangen.
In de zaak van het verzoek van Ryanair
Beoordelingskader
7.5.
Het UWV heeft geweigerd toestemming te geven voor de door Ryanair aangevraagde ontslagvergunning op grond van bedrijfseconomische omstandigheden. Op grond van artikel 7:686a lid 4 sub d BW is de werkgever in dat geval bevoegd om binnen twee maanden na de dag waarop de toestemming is geweigerd een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen als hier aan de orde. Ryanair heeft dit verzoek op tijd ingediend en kan hierin dus worden ontvangen.
7.6.
Uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. In dit geval moet worden getoetst of sprake is van het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of het, over een toekomstige periode van ten minste 26 weken bezien, noodzakelijkerwijs vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van het wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering (artikel 7:669 lid 3 sub a BW).
7.7.
De beoordeling van de kantonrechter geldt niet als een beoordeling in hoger beroep van de beslissing van het UWV. Het gaat om een zelfstandig te beoordelen verzoek, waarbij ook nieuwe feiten en omstandigheden kunnen worden betrokken.
7.8.
Uit de Memorie van Toelichting – Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3 – volgt dat:
  • de rechter het verzoek moet toetsen aan dezelfde (wettelijke) criteria als het UWV (pagina 31);
  • de werkgever aannemelijk zal moeten maken dat de beslissing die aan het verval van arbeidsplaatsen ten grondslag ligt, noodzakelijk is in het belang van een doelmatige bedrijfsvoering (pagina 43);
  • er wel ruimte moet zijn voor de werkgever om dergelijke beslissingen te nemen. De werkgever moet zijn onderneming zo kunnen inrichten dat het voortbestaan ervan ook op langere termijn verzekerd is. Bij de toetsing van die beslissing past dan ook een zekere mate van terughoudendheid (pagina 43).
7.9.
Het UWV toetst een verzoek om een arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden te mogen opzeggen aan de Ontslagregeling, de Regeling Ontslagprocedure UWV en de Uitvoeringsregels Ontslag om bedrijfseconomische redenen.
7.10.
Het ontbindingsverzoek moet dus ook aan deze regelgeving worden getoetst, met dien verstande dat de kantonrechter niet is gebonden aan de ‘Uitvoeringsregels’ (HR 13-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1212).
Primaire grondslag: noodzaak prejudiciële vragen
7.11.
De vraag of de Nederlandse regelgeving in strijd is met het recht van de Europese Unie (hierna: het Unierecht) moet beoordeeld worden binnen het hiervoor geschetste, voor de kantonrechter geldende, kader.
7.12.
De kantonrechter treedt niet in de beslissing van het UWV (de ontbindingsprocedure is geen hoger beroep). De vraag of het UWV op 19 maart 2019 de toestemming voor de collectieve ontslagaanvraag had mogen weigeren valt daarmee – als zodanig – buiten het beoordelingskader van deze procedure. Ryanair kan al hierom niet worden gevolgd in haar stelling dat de verzochte ontbinding, zonder inhoudelijke toetsing, moet worden toegewezen, omdat zij in de UWV procedure een bedrijfseconomische reden heeft aangevoerd en daarmee in die procedure, gelet op het ontbreken van objectieve en controleerbare criteria en dus strijd met het Unierecht, mocht volstaan.
7.13.
Beoordeeld moet worden of de criteria op basis waarvan de kantonrechter het ontbindingsverzoek moet toetsen in strijd zijn met het Unierecht, op de wijze zoals door Ryanair is uiteengezet en hiervoor is weergegeven. Ryanair beroept zich op het arrest AGET Iraklis. In dit arrest heeft het HvJEU uiteengezet of en onder welke voorwaarden het vereiste van goedkeuring van een collectief ontslag door een overheidsinstantie is toegestaan, nu dit de uitoefening van de vrijheid van vestiging en ondernemerschap kan belemmeren. Hoewel thans feitelijk geen collectief ontslag aan de orde is, in die zin dat ieder ontbindingsverzoek op individuele gronden wordt beoordeeld, kan uit het arrest AGET Iraklis wel een richtlijn worden afgeleid voor de criteria waaraan de toetsing door de kantonrechter moet voldoen.
7.14.
Tussen partijen is niet in geschil dat artikel 7:669 lid 3 sub a BW (de a-grond) de bescherming van werknemers dient en dat dit een door het HvJEU erkende dwingende reden van algemeen belang is.
7.15.
Uit het arrest AGET Iraklis kan niet worden afgeleid dat de toetsing aan de a-grond, die is gericht op de bescherming van een werknemer tegen ongerechtvaardigd ontslag, in strijd is met de vrijheid van vestiging en ondernemerschap. Een dergelijke toetsing is toegestaan wanneer daarbij wordt gestreefd naar het tot stand brengen van een juist evenwicht tussen de bescherming van de werknemer tegen ongerechtvaardigd ontslag en de bescherming van de vrijheid van vestiging, waaronder ook moet worden verstaan het besluit tot bedrijfsbeëindiging, en de vrijheid van ondernemerschap. Aan die voorwaarde wordt met de geldende (wettelijke) regeling voldaan. Daarbij is in aanmerking genomen dat een werkgever slechts aannemelijk hoeft te maken dat aan de a-grond is voldaan en dat daarbij een terughoudende toets wordt aangelegd.
7.16.
Juist in het kader van die terughoudende toets, waarbij wordt voorkomen dat in de beslissingsvrijheid van de ondernemer wat betreft de inrichting van zijn onderneming wordt getreden, zijn de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek en de criteria in de Ontslagregeling voldoende concreet. Ryanair wordt dan ook niet gevolgd in haar stelling dat de in de a-grond genoemde begrippen ‘noodzakelijkerwijs’ en ‘doelmatige bedrijfsvoering’ te algemeen en te vaag zijn geformuleerd. Correct is dat afhankelijk van de aangevoerde bedrijfseconomische redenen de werkgever andere vragen moet beantwoorden en aan andere voorwaarden moet voldoen om aannemelijk te maken dat aan de genoemde criteria is voldaan. Dit betekent niet dat de werkgever daarbij volledig in het duister tast, zoals Ryanair doet voorkomen. Vooropgesteld wordt dat het de werkgever is, en niet de wetgever, die bepaalt wanneer sprake is van een doelmatige bedrijfsvoering. Dit is immers mede afhankelijk van het bedrijfsmodel dat door de werkgever wordt gehanteerd. Daarmee is tegelijkertijd de grens van de wetgever aangegeven: de wetgever kan het begrip ‘doelmatige bedrijfsvoering’ niet verder invullen zonder te raken aan de ondernemingsvrijheid. Het ‘noodzakelijkerwijs’ vervallen van arbeidsplaatsen is eveneens direct gekoppeld aan hetgeen de werkgever zelf hiertoe aanvoert. Getoetst wordt slechts of die noodzaak door de werkgever aannemelijk is gemaakt in het licht van de door hem gestelde bedrijfseconomische omstandigheden. De informatie die een werkgever moet aanleveren is afhankelijk van de door hem aangevoerde bedrijfseconomische reden. Temeer nu voor Ryanair, zoals zij zelf stelt, duidelijk is welke informatie zij moet aanleveren om toetsing aan dat wat door haar is aangevoerd mogelijk te maken, valt niet in te zien waarom de begrippen waartegen zij opkomt te algemeen en te vaag zouden zijn.
7.17.
Aangezien de criteria in de betreffende regelingen voldoende concreet worden geacht, kan Ryanair ook niet worden gevolgd in haar stelling dat die leiden tot een te ruime discretionaire beoordelingsbevoegdheid. Van strijd met de evenredigheidseis is daarom ook geen sprake. Met het bepleiten van het uitsluiten van elke toetsing bij het doen van een ontbindingsverzoek, miskent Ryanair bovendien de gegeven rechterlijke betrokkenheid.
7.18.
Het bovenstaande brengt met zich dat geen prejudiciële beslissing van het HvJEU noodzakelijk is om uitspraak te kunnen doen (artikel 267 VWEU). Dit verzoek wordt afgewezen.
7.19.
Nu de toetsing aan de a-grond van artikel 7:669 lid 3 BW niet in strijd wordt geacht met het Unierecht over de vrijheid van vestiging en de vrijheid van ondernemerschap, is er ook geen reden om de nationale regelgeving op dit punt buiten beschouwing te laten.
7.20.
De slotsom van al het voorgaande is dat de primaire grondslag het verzoek niet kan dragen.
Subsidiaire grondslag: bedrijfseconomische redenen
Redelijke grond
7.21.
Ryanair heeft in deze procedure voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een redelijke grond, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub a BW, bestaat voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] .
7.22.
Doorslaggevend bij dit oordeel is de inhoud van het door Ryanair ingebrachte rapport van Oxera van 11 juni 2019 (productie 22) en de hierop gegeven toelichting. Na analyse van de door Ryanair aangeleverde brongegevens heeft Oxera geconcludeerd dat ‘de standplaats op Eindhoven Airport de op een na slechtst presterende Ryanair-standplaats was, uitgedrukt in utilisatiegraad van de vloot in het zomerseizoen van 2018, en ver achterbleef op het gemiddelde van Ryanairs netwerk.’ En dat: ‘met name de beperkingen ten aanzien van de avondklok en de beperkt beschikbare slots op Eindhoven Airport het Ryanair onmogelijk [maakten] haar utilisatiegraad op de luchthaven te verhogen.’ Oxera heeft vastgesteld dat de vier verplaatste luchtvaartuigen in de zomer van 2019 een aanzienlijk hogere utilisatiegraad behaalden dan op Eindhoven Airport in de zomer van 2018, zonder het aantal in de zomer van 2019 geplande vluchten van en naar Eindhoven Airport negatief te beïnvloeden.
7.23.
Er is geen reden om aan de onafhankelijkheid en expertise van Oxera te twijfelen noch aan de juistheid van de in het rapport getrokken conclusies. Daarbij is ook betrokken dat tijdens de zitting de mogelijkheid bestond om mevrouw [R.] , eindverantwoordelijk voor de inhoud van het rapport, te bevragen over de wijze waarop de beoordeling en de controle van de van Ryanair afkomstige gegevens en cijfers heeft plaatsgevonden. [R.] heeft aangegeven dat een aantal controles zijn gedaan om de getrouwheid van de door Ryanair beschikbaar gestelde gegevens vast te stellen. Ryanair heeft aangeboden de aan Oxera geleverde brongegevens, onder geheimhouding, te overleggen. Van dit aanbod wordt geen gebruik gemaakt. Nog daargelaten dat het om specialistische gegevens gaat die niet eenvoudig te duiden zijn, kan op grond van de al genoemde argumenten worden volstaan met de gegevens en de beoordeling van Oxera. Met dit rapport, in samenhang bezien met de overige stukken en de toelichting van [naam Director of Network Optimization] ter zitting, heeft Ryanair thans voldoende onderbouwd dat vanwege het streven naar een hogere AU, en daarmee een verbetering van de efficiëntie, het sluiten van basis Eindhoven in het kader van haar bedrijfsvoering, dat immers is gericht op een continue efficiëntieverbetering, een geëigende maatregel was. Uitgaande van het onbetwiste gegeven dat voor Eindhoven Airport een nachtsluiting geldt, is onmiskenbaar een aanzienlijke doelmatigheidsverbetering bereikt door de betreffende vier vliegtuigen te stationeren op luchthavens elders in Europa waar geen nachtsluiting geldt.
7.24.
Door het cabinepersoneel is nog aangevoerd dat de grote hoeveelheid zakelijke reizigers tegen sluiting van Eindhoven Airport als basis pleit. Dit betekent immers dat in de wintermaanden ten opzichte van andere luchthavens, relatief meer vliegbewegingen van en naar Eindhoven zullen plaatsvinden. Ryanair heeft dit gemotiveerd weersproken met haar stelling, bevestigd in het rapport van Oxera, dat het aantal vluchten van en naar Eindhoven Airport vrijwel gelijk is gebleven.
7.25.
[naam Director of Network Optimization] heeft tijdens de zitting toegelicht dat in verband met de verdeling van ‘slots’ – de tijdsperiode waarbinnen een vliegtuig mag opstijgen of landen op een luchthaven – niet nog enkele maanden kon worden gewacht met de sluiting van Eindhoven. Om in het winstgevende zomerseizoen de gunstigste slots te hebben, moet al in de winterperiode worden begonnen met nieuwe vliegroutes. [naam Director of Network Optimization] heeft onweersproken gesteld dat hierdoor voorrang wordt gekregen bij de verdeling van de slots in de zomerperiode.
7.26.
Ryanair heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat met de sluiting van Eindhoven Airport als basis de arbeidsplaatsen op deze luchthaven noodzakelijkerwijs zijn komen te vervallen. Het cabinepersoneel heeft niet weersproken dat alleen op een basis werknemers zijn gestationeerd, zodat dit vaststaat. Als door het cabinepersoneel niet gemotiveerd weersproken staat ook vast dat standby-diensten geen permanent aan Eindhoven Airport gerelateerde arbeidsplaatsen zijn.
Herplaatsing
7.27.
Ryanair heeft het cabinepersoneel, waaronder [verweerder] , de mogelijkheid geboden om op een andere basis te worden herplaatst. [verweerder] heeft herplaatsing geweigerd. [verweerder] kan hiervan geen verwijt worden gemaakt. Gelet op de hele gang van zaken rond de sluiting lag (en ligt) herplaatsing niet meer in de rede. Daartoe wordt als volgt overwogen.
7.28.
Hoewel in de overgelegde stukken niet kan worden gelezen dat het commerciële team al op 3 september 2018 heeft besloten de basis te sluiten vanwege met name de lage AU van de op Eindhoven gestationeerde vliegtuigen en de onmogelijkheid om die te verbeteren door de geldende curfew, zal dit gelet op de toelichting van [naam Director of Network Optimization] ter zitting en de overgelegde schriftelijke verklaring van [naam Director of Route Development] van 14 mei 2019 (productie 14 van Ryanair) tot uitgangspunt worden genomen.
7.29.
Dat Ryanair vervolgens enige tijd nodig had om de verdere uitvoering en gevolgen van dit besluit te onderzoeken valt haar niet te verwijten. Ook is begrijpelijk dat zij, gedurende deze periode van onderzoek, de buitenwereld hierover nog niet heeft geïnformeerd. Dat gaat niet op voor het personeel. Hier wreekt zich dat Ryanair geen ondernemingsraad had. Gelet op de grote gevolgen van dit principebesluit, zoals Ryanair het noemt, had van haar mogen worden verwacht dat zij het personeel of een personeelsvertegenwoordiging hierbij had betrokken.
7.30.
In het licht van het op 3 september 2018 beweerdelijk al genomen principebesluit is verder verwijtbaar dat in de brief van dezelfde datum aan FNV Luchtvaart wordt gedreigd met het sluiten van de basis als geen redelijk akkoord wordt bereikt over de arbeidsvoor-waarden van het cabinepersoneel. Dat geldt ook voor de inhoud van de brief van 14 september 2018, waarin nota bene nog expliciet de hoop wordt uitgesproken dat met samenwerking, in plaats van verdere acties, reorganisatie en banenverlies op Eindhoven Airport vermeden kan worden. Ook in de brief van 25 september 2018, weliswaar alleen gericht aan VNV maar aangenomen kan worden dat het cabinepersoneel hiervan ook kennis heeft genomen, wordt opnieuw gewezen op het dreigende gevaar van banenverlies bij herhaalde acties. Bij brief van 1 oktober 2018, dus vrijwel direct na de staking van 28 september 2018, wordt het cabinepersoneel meegedeeld dat zij zal worden overgeplaatst naar een andere basis, waarbij tot en met 5 oktober 2018 gelegenheid wordt geboden om een voorkeur kenbaar te maken. Vervolgens wordt in de brief van 5 oktober 2018 aan FNV Luchtvaart geschreven dat de specifieke problemen van basis Eindhoven, zoals de inefficiëntie vanwege de curfew en andere ‘movement restrictions’ zijn verslechterd door de onredelijke eisen van FNV en de weigerachtige houding om tot een akkoord te komen.
7.31.
Uitgaande van het beweerdelijk al genomen besluit om de basis te sluiten, wordt vastgesteld dat de inhoud van deze brieven op zijn zachtst gezegd als onoprecht moet worden betiteld. De sluiting kwam voor het cabinepersoneel volledig uit de lucht vallen. Dat Eindhoven inefficiënt was, en dat daarom werd gezocht naar een oplossing, is vóór 1 oktober 2018 niet (aan het cabinepersoneel) meegedeeld. Daar tegenover staat dat van hen wel werd verwacht, dit kwam dus vanuit het niets, tot vrijwel onmiddellijke overplaatsing bereid te zijn. Dat het cabinepersoneel meende dat de sluiting het gevolg was van de staking van 28 september 2018 ligt voor de hand en ook dat zij, ervan uitgaande dat zij werden gestraft voor het uitoefenen van hun stakingsrecht, niet bereid waren om zich te laten overplaatsen.
7.32.
Waar Ryanair stelt dat zij tegenover de dreigende stakingsacties mocht dreigen met sluiting gaat zij eraan voorbij dat zij die grens heeft overschreden door te dreigen met sluiting terwijl die beslissing al was genomen. Daarmee heeft zij zich niet alleen ongeloofwaardig opgesteld, maar ook het vertrouwen van haar werknemers op grove wijze geschaad. Zij heeft hiermee duidelijk gehandeld in strijd met het goed werkgeverschap en bewerkstelligd dat de arbeidsrelatie met het cabinepersoneel ernstig is verstoord. Al gelet op deze gang van zaken, nog buiten beschouwing gelaten al hetgeen verder door het cabinepersoneel is aangevoerd en onderbouwd waaruit blijkt van een niet aflatende druk om zich te voegen naar de eisen van Ryanair, staat vast dat Ryanair zich ten opzichte van het cabinepersoneel ernstig verwijtbaar heeft gedragen. Onder die, aan Ryanair te wijten, omstandigheden ligt herplaatsing van het cabinepersoneel niet meer in de rede, zodat in zoverre is voldaan aan het bepaalde in artikel 7:671b lid 1 sub b BW in verbinding met artikel 7:669 lid 1 en lid 3 sub a BW.
7.33.
De arbeidsovereenkomst met [verweerder] kan dus worden ontbonden. Daarbij is nog in acht genomen dat alle arbeidsplaatsen zijn vervallen, zodat het bepaalde in artikel 7:671a lid 5 BW geen beoordeling behoeft. Ook staat vast dat er geen opzegverbod aan de ontbinding in de weg staat.
Ernstig verwijtbaar handelen Ryanair en de gevolgen daarvan
7.34.
Hiervoor is vastgesteld dat volledig aan Ryanair te wijten is dat herplaatsing niet meer in de rede ligt. De ontbinding is in zoverre het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Ryanair als bedoeld in artikel 7:671b lid 8 BW.
7.35.
Uit de wetsgeschiedenis volgt immers dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever gaat om uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als er als gevolg van laakbaar gedrag van de werkgever een verstoorde arbeidsrelatie is ontstaan en de rechter concludeert dat er geen andere optie is dan ontslag, als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Naar het oordeel van de kantonrechter ligt het handelen en nalaten van Ryanair, zoals hierboven uitgebreid beschreven, in lijn met deze voorbeelden.
Ontbindingsdatum
7.36.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met inachtneming van de voor Ryanair geldende opzegtermijn van twee maanden, zonder dat rekening wordt gehouden met de duur van deze procedure (artikel 7:671b lid 8 sub a BW). De arbeidsovereenkomst eindigt dus met ingang van 1 januari 2020.
Billijke vergoeding
7.37.
Gelet op het bepaalde in artikel 7:671b lid 8 sub c BW komt aan [verweerder] een billijke vergoeding toe. Dat Ryanair aannemelijk heeft gemaakt dat de sluiting is gebaseerd op bedrijfseconomische redenen, staat er niet aan in de weg dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het oorzakelijke gevolg is van het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Ryanair. Ryanair stelt immers dat zij als uitgangspunt had om het personeel in dienst te houden en met een beroep op de ‘mobility clause’ uit de arbeidsovereenkomst over te plaatsen naar een andere basis. Dat nu toch tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder] moet worden overgegaan is, zoals hiervoor al uiteengezet, volledig te wijten aan de opstelling van Ryanair voorafgaande aan de sluiting van de basis. Het causaal verband tussen de verzochte ontbinding en het ernstig verwijtbaar handelen van Ryanair is hiermee gegeven.
7.38.
De billijke vergoeding moet worden bepaald op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. De hoogte daarvan moet in relatie staan tot het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever en niet tot de gevolgen van het ontslag. Die gevolgen worden geacht al te zijn verdisconteerd in de transitievergoeding. Voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het de werkgever te maken verwijt, verzet het stelsel van de wet zich er echter niet tegen dat hiermee wel rekening wordt gehouden. Het hangt van de omstandigheden van het geval af, of en in hoeverre bij de vaststelling van de hoogte van die vergoeding rekening wordt gehouden met het inkomen dat de werknemer zou hebben genoten als de arbeidsovereenkomst in stand zou zijn gebleven. Bij de vaststelling van de billijke vergoeding kan er ook mee rekening worden gehouden of de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden, en met de inkomsten die hij daaruit geniet (Kamerstukken II 2013-2014, 33 818, nr. 7, p. 90), en met (andere) inkomsten die hij in redelijkheid in de toekomst kan verwerven. Er moet een vergelijking worden gemaakt tussen de situatie zonder de beëindiging en de situatie waarin de werknemer zich thans bevindt, daarbij moet de eventueel aan de werknemer toekomende transitievergoeding worden betrokken.
7.39.
Voor zover elementen van de vaststelling van de billijke vergoeding zien op de vergoeding van schade van de werknemer, lenen de wettelijke regels van artikel 6:95 e.v. BW zich voor overeenkomstige toepassing. De wetgever heeft aan de billijke vergoeding geen specifiek punitief karakter willen toekennen (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.50-3.55 in de beschikking van de Hoge Raad van 30 juni 2017 inzake New Hairstyle (ECLI:NL:HR:2017:1187)). Daarmee hoort dus bij het vaststellen van de billijke vergoeding geen rekening te worden gehouden. Uiteindelijk gaat het erom, dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (HR 8 juni 2018 inzake Zinzia, ECLI:NL:HR:2018:878).
7.40.
[verweerder] maakt aanspraak op een billijke vergoeding van € 68.000,00. Dit zijn ongeveer twee jaarsalarissen. [verweerder] claimt circa 12 maandsalarissen als gevolgschade, ervan uitgaande dat wanneer de basis niet was gesloten het dienstverband nog ten minste gedurende een jaar was voortgezet, en stelt dat in het meerdere het punitieve element tot uitdrukking is gebracht.
7.41.
Uitgaande van het voorgaande wordt de billijke vergoeding vastgesteld op een bedrag van € 8.850,00 bruto. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen.
7.42.
In deze procedure is komen vast te staan dat Ryanair een redelijke grond had om de basis in Eindhoven te sluiten. In beginsel, onder andere omstandigheden, had dus van [verweerder] op grond van de mobiliteitsclausule mogen worden verwacht dat hij een redelijk bod tot herplaatsing zou hebben geaccepteerd. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die hieraan in de weg staan. Zijn verwachting dat hij nog ten minste een jaar in Nederland bij Ryanair had kunnen werken is dus niet reëel. Wanneer hij niet meer naar het buitenland wilde worden overgeplaatst, zou dit dus ook betekenen dat het dienstverband op korte termijn zou zijn beëindigd. [verweerder] heeft geen inzicht gegeven in zijn persoonlijke situatie. In hoeverre die situatie aanleiding zou kunnen zijn om hem te compenseren vanwege het handelen van Ryanair kan niet worden beoordeeld. [verweerder] rekent Ryanair zwaar aan dat hij onder druk is gezet om zijn stakingsrecht niet uit te oefenen en dat het er alle schijn van had dat de sluiting van de basis een sanctie op de laatste staking was. Dit verwijt is terecht en aangenomen kan worden dat [verweerder] hierdoor met name in zijn rechtsgevoel is geraakt. Een en ander in aanmerking genomen is redelijk dat het ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van Ryanair zich vertaalt in een billijke vergoeding gebaseerd op circa 6 maandsalarissen minus de hierna te bespreken transitievergoeding. Dit komt neer op een billijke vergoeding van € 8.850,00 bruto.
Transitievergoeding
7.43.
[verweerder] heeft eveneens recht op een transitievergoeding. Aan de voorwaarden van artikel 7:673 lid 1 BW is voldaan.
7.44.
Als niet weersproken staat vast dat [verweerder] op of omstreeks 1 mei 2011 bij (de rechtsvoorganger van) Ryanair in dienst is getreden.
7.45.
Ryanair heeft tijdens de zitting bevestigd dat in haar berekening van het gemiddelde loon het recht op vakantietoeslag van 8% nog ontbreekt.
7.46.
Bij de berekening van de transitievergoeding wordt, met inachtneming van de vakantietoeslag, uitgegaan van een gemiddeld salaris van [verweerder] van € 2.786,11 bruto per maand. Daarbij is aangesloten bij het gemiddelde maandsalaris zoals dit door Ryanair is opgegeven. [verweerder] heeft de juistheid van die opgave onvoldoende gemotiveerd betwist. Het voorgaande betekent dat [verweerder] recht heeft op een transitievergoeding van € 7.894,00.
7.47.
De hierover gevorderde wettelijke rente wordt op grond van artikel 7:686a BW toegewezen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Gelegenheid tot intrekking
7.48.
Nu aan de ontbinding een vergoeding wordt verbonden, zal Ryanair gelet op artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
Proceskosten
7.49.
Omdat het verzoek de arbeidsovereenkomst te ontbinden wordt toegewezen, worden de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten moet dragen. Gelet op het (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek en de ingestelde nevenvordering, geldt dit ook voor het geval Ryanair haar verzoek intrekt.
In de zaak van het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek van [verweerder] en de ingestelde nevenvordering
(Voorwaardelijk) zelfstandig verzoek
7.50.
Nu de arbeidsovereenkomst op de door Ryanair verzochte grond wordt ontbonden, behoeft het voorwaardelijk zelfstandig verzoek van [verweerder] geen bespreking meer. Dit betekent ook dat geen grond bestaat om [verweerder] een termijn te geven waarbinnen hij zijn verzoek kan intrekken.
Nevenvordering
7.51.
Nu de arbeidsovereenkomst binnen afzienbare tijd zal eindigen, is er geen aanleiding om de gevraagde verklaring voor recht af te geven, inhoudende dat [verweerder] tot de einddatum is gerechtigd om zijn arbeidsprestatie volledig op te schorten.
Proceskosten
7.52.
Gelet op de samenhang van het verzoek van [verweerder] met het verzoek van Ryanair, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

8.De beslissing

De kantonrechter:
In de zaak van het verzoek van Ryanair
bepaalt dat de termijn, waarbinnen Ryanair het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van de) wederpartij), zal lopen tot en met
11 oktober 2019;
voor het geval Ryanair het verzoek niet binnen die termijn intrekt:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2020;
veroordeelt Ryanair om aan [verweerder] de transitievergoeding van € 7.894,00 bruto te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 februari 2020 tot aan de dag van algehele betaling;
veroordeelt Ryanair om aan [verweerder] een billijke vergoeding van € 8.850,00 bruto te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 januari 2020 tot aan de dag van algehele betaling;
verklaart deze beschikking, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af;
voor het geval Ryanair het verzoek binnen die termijn intrekt:
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In de zaak van het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek van [verweerder] en de nevenvordering
wijst het verzochte en gevorderde af;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en op 2 oktober 2019 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.