ECLI:NL:RBOBR:2019:5631

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
19/669
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van functioneren van ambtenaar in het kader van negatieve beoordeling en bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een ambtenaar werkzaam bij de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking A2-Gemeenten, en haar werkgever. Eiseres had een negatieve beoordeling ontvangen over haar functioneren over de periode van 19 december 2017 tot en met 1 juli 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkgever, verweerder, de negatieve beoordeling niet voldoende heeft onderbouwd met concrete feiten. Eiseres was in eerste instantie werkzaam als medewerker documentatie informatievoorziening (DIV) en had in de beoordelingsperiode voornamelijk postverwerkingstaken verricht. De rechtbank oordeelde dat de gegeven b-scores voor verschillende beoordelingsaspecten, zoals Kwaliteit, Registreren van inkomende en uitgaande post, en Goede communicatieve vaardigheden, niet konden standhouden. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit en het primaire besluit niet in stand konden blijven, en verklaarde het beroep van eiseres gegrond. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en het betaalde griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/669

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.W. van Duijnhoven),
en
Het bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking A2-Gemeenten, verweerder
(gemachtigde: H.G.W. van Heugten).

Procesverloop

Bij besluit van 11 september 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de negatieve beoordeling van het functioneren van eiseres over de periode 19 december 2017 tot en met 1 juli 2018 vastgesteld.
Bij besluit van 23 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres was bij de gemeente [plaats] werkzaam als medewerker documentatie informatie voorziening (DIV), salarisschaal 6. Met ingang van 1 januari 2017 zijn de bedrijfsvoeringstaken - waaronder ook de werkzaamheden van eiseres - ondergebracht bij de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking A2-gemeenten (GRSA2). Vanaf die datum is eiseres bij GRSA2 in eerste instantie geplaatst als postmedewerker. Nadat zij hiertegen haar bedenkingen kenbaar had gemaakt, is eiseres bij besluit van 22 februari 2017 (plaatsingsbesluit) met ingang van 1 maart 2017 geplaatst in de functie medewerker DIV B (normfunctie HR21 medewerker gegevens IV, salarisschaal 7) op de afdeling Administratie 2, bij het team DIV. Volgens de plaatsingscommissie is gebleken dat de taken die eiseres in haar functie bij de gemeente [plaats] heeft verricht grotendeels overeenkomen met de taken van de functie van medewerker DIV B. Ingevolge het plaatsingsbesluit is het volgende op eiseres van toepassing:
“Is uw huidige salarisschaal lager dan de functionele schaal van uw nieuwe functie die als
passendis aangemerkt? Dan kunt u bevorderd worden op basis van een beoordeling waaruit blijkt dat u voldoet aan de functie-eisen. Dit kan eventueel met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017. Wanneer u nog niet aan alle functie-eisen voldoet, dan maakt u afspraken met uw afdelingsmanager over een ontwikkeltraject.”.
2. Bij de gemeente [plaats] was eiseres als enige medewerker DIV belast met het beheer van uitsluitend WMO-dossiers. Volgens verweerder dient in GRSA2 een medewerker DIV B meer allround te zijn en belast met dossierbeheer van meerdere werkgebieden. Van de medewerkers DIV B wordt verwacht dat zij alle voorkomende werkzaamheden, ongeacht het werkgebied, oppakken. Om deze werkzaamheden goed te laten verlopen is een goede communicatie en samenwerking tussen de collega’s van essentieel belang. Door onderbezetting bij de postverwerking en de prioriteit die verweerder aan het oplossen van dat probleem heeft gegeven, zijn aan alle medewerkers vanaf het van start gaan van de organisatie alleen postverwerkingstaken opgedragen. Voor eiseres heeft deze situatie tot week 35 van 2017 geduurd. Daarna zijn haar naast de postverwerkingstaken ook archieftaken opgedragen.
3. In het kader van haar bevordering naar salarisschaal 7 is het functioneren van eiseres eerder beoordeeld geweest. Deze beoordeling, die zag op de periode van 19 juli 2017 tot 19 december 2017, is met een negatief eindoordeel vastgesteld op 25 januari 2018. Volgens de beoordelaar voldoet eiseres (nog) niet aan de voor de medewerker DIV B gestelde eisen en zal zij (vooralsnog) niet worden geplaatst in salarisschaal 7. Met eiseres is de afspraak gemaakt dat in juli 2018 een nieuwe beoordeling zal plaatsvinden waarbij zij zal worden beoordeeld op de volgende punten:
  • Is e communicatie tussen eiseres en haar collega’s voldoende, waardoor er geen klachten meer komen over slechte afstemming/teamwork of miscommunicatie die eiseres valt aan te rekenen en gevolgen heeft voor het werk.
  • Er komen geen klachten meer van collega’s waaruit blijkt dat eiseres onvoldoende flexibel is en niet (altijd) alle werkzaamheden oppakt die bij een medewerker DIV B horen. Dus ook het registreren van inkomende e-mails, het registreren van de complexere post/zaken en het maken van DIV-meldingen voor de klant wanneer dat van toepassing is.
  • Is (en blijft) haar productie bij de postregistratie voldoende en op vergelijkbaar niveau als de collega postmedewerkers en bij voorkeur de collega-medewerkers DIV B. Bedoeld wordt de kwaliteit (correcte registratie zonder fouten) en kwantiteit (snelheid van het werk) van de postregistraties.
4. In de conclusie van de beoordeling is vermeld dat de leidinggevenden van eiseres samen met haar willen werken aan de verbeterpunten door middel van de inzet van een persoonlijke coach. Samen met de coach zal een geschikte manier van coachen worden bepaald, waarna de coach eiseres op de beschreven punten zal helpen te verbeteren.
5. Het door eiseres tegen de beoordeling van 25 januari 2018 gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard bij besluit van 7 mei 2018. Eiseres heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddelen aangewend zodat dit besluit in rechte is komen vast te staan.
6. In het kader van het coachingstraject heeft tussen eiseres, haar leidinggevende [naam] , de coördinator team DIV [naam] en - blijkens de stukken kennelijk eenmalig - P&O adviseur [naam] een aantal gesprekken plaatsgehad om gezamenlijk een vraagstelling te formuleren aan de hand waarvan coach [naam] eiseres in de geformuleerde ontwikkel- en leerdoelen kan begeleiden. De gesprekken hebben geleid tot de volgende , in een gespreksverslag van 4 mei 2018 vastgelegde, afspraak:

Doelstelling: het bereiken van de van te voren gestelde ontwikkel-/leerdoelen t.b.v. de door de organisatie gestelde eisen ten behoeve van een optimale uitvoering van de functie te weten:
Communicatie: naar o.a. collega’s en vice versa, coördinator en leidinggevende
Pro-activiteit
Productie verbeteren
7. De coaching is op 4 mei 2018 van start gegaan. Op 17, 24 en 31 mei 2018 heefteiseres met de coach gesprekken gevoerd.
8. Op 14 juni 2018 heeft een tussenevaluatie van de coaching van eiseres plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig: eiseres, [naam] , coördinator [naam] en leidinggevende [naam] . Blijkens het verslag van deze evaluatie heeft de leidinggevende te kennen gegeven dat “ze nu een andere [naam] (eiseres) voor zich ziet zitten dan dat ze de afgelopen 1,5 jaar heeft gezien, hetgeen positief is.”. Ook heeft de leidinggevende aangegeven dat zij wat betreft de communicatie naar andere collega’s wel verbetering heeft gezien, maar niet richting haarzelf en de coördinator. De leidinggevende had graag gezien dat eiseres haar en/of de coördinator op de hoogte had gehouden van het coachingstraject. Vervolgens is hierover met eiseres een afspraak gemaakt en heeft de leidinggevende te kennen gegeven dat zij het wenselijke gedrag van eiseres graag wil bestendigen en heeft daartoe voorgesteld het coachingstraject, op een termijn van enkele maanden, met twee gesprekken en een eindevaluatie te verlengen.
9. De negatieve beoordeling van 2 juli 2018, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft betrekking op de periode van 19 december 2017 tot en met 1 juli 2018. In het beoordelingsbesluit zijn de volgende scores neergelegd (b: voldoet niet geheel aan de gestelde eisen; c: voldoet aan de gestelde eisen):
Hoofdgroep 1 De kernwaarden (bron: fijnstructuur GRSA2)
Klantgerichtheid (maximaal ondersteunen klanten): c
Kwaliteit (hoogwaardige dienstverlening): b
Integraliteit (in samenhang met andere taakvelden): b
Efficiency (werkprocessen ingericht op basis van “lean” principes): b
Hoofdgroep 2 De werkinhoud (bron: functieboek A2)* (te ontlenen aan de functiebeschrijving die op de medewerker van toepassing is maar mogelijk ook aan andere documenten)
Registreren van inkomende en uitgaande post b
Uitvoeren van servicevragen uit Topdesk c
Voorbereiden van vernietiging van analoge en digitale archief b
Uitlenen van dossiers op locatie c
* Met betrekking tot de werkinhoud van Hoofdgroep 2 is in het beoordelingsformulier het volgende voorbehoud gemaakt: “ [naam] is niet beoordeeld op alle taken die genoemd staan in het functieboek van de A2. Aangezien de DIV B medewerkers tot op heden nog niet al die taken uitvoeren. Wel zijn alle taken opgenomen die alle DIV B medewerkers van de A2 tot op heden uitvoeren. Hierop is zij beoordeeld.”.
Hoofdgroep 3 De functiekenmerken (deels uit takenpakket 3.0 GRSA2, aangevuld met de laatste 3 kenmerken die belangrijk zijn voor elke DIV medewerker)
Kennis en inzicht in de relevante wet- en regelgeving b
Kennis van en vaardig in digitaal en zaakgericht werken b
Overtuigt anderen van nut en noodzaak zaakgericht werken b
Goede communicatieve vaardigheden b
Accuraat b
Teamplayer b
Flexibel in werkzaamheden en werktijden b
Dienstverlenende instelling c
10. Verweerder heeft aan zijn beoordelingsbesluit, met verwijzing naar een bijlage 2 - kort gezegd - het standpunt ten grondslag gelegd dat de communicatie/afstemming door/met eiseres nog niet op het niveau is dat van een medewerker DIV B verwacht mag worden, eiseres nog steeds niet op voldoende niveau en met een flexibele instelling alle werkzaamheden uitvoert die bij haar takenpakket horen, en de kwaliteit en kwantiteit van de postregistraties van eiseres ver achter blijft bij die van collega’s met een vergelijkbare functie (medewerker DIV B) of zelfs met een lagere functie (postmedewerker). Verweerder is van mening dat de beoordeling op zorgvuldige wijze en op goede gronden tot stand is gekomen.
11. Eiseres heeft het standpunt ingenomen dat de bezwarencommissie, gelet op haar samenstelling, niet tot een onafhankelijk advies kan komen, omdat de leden collega’s van elkaar zijn of tot elkaar in een gezagsverhouding staan. Eiseres heeft voorts te kennen gegeven dat zij nooit de werkzaamheden van een medewerker DIV B heeft verricht. Zij heeft - samengevat - de juistheid van alle negatieve scores betwist en gesteld dat verweerder naar de scores toe heeft geredeneerd. Eiseres heeft benadrukt dat zij bij herhaling en tevergeefs haar leidinggevende om uitleg van die scores heeft gevraagd en het haar niet duidelijk is geworden welke normen er worden gehanteerd. Eiseres heeft erop gewezen dat de tussenevaluatie van het coachingstraject positief was en dit traject nog niet helemaal was afgerond. Ook heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat haar collega’s, de coördinator en haar afdelingshoofd haar tijdens haar werkzaamheden niet op haar functioneren hebben aangesproken en de voorbeelden die in bijlage 2 worden genoemd geen structureel karakter hebben, maar slechts kleine incidenten zijn die voortvloeien uit een verschillende aanpak en werkwijze per gemeente.
12. De rechtbank overweegt als volgt.
13. Het formele standpunt van eiseres met betrekking tot de (on)afhankelijkheid van de leden van de bezwarencommissie kan niet worden gevolgd, reeds omdat eiseres dit standpunt niet met nadere stukken heeft onderbouwd.
14. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geldt in geval van een negatieve beoordeling het uitgangspunt dat het betrokken bestuursorgaan aan de hand van concrete feiten aannemelijk moet maken dat die negatieve waardering niet op onvoldoende gronden berust (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2803). Daarbij is niet beslissend of elk feit ter adstructie van een waardering boven elke twijfel verheven is, en zelfs is niet van doorslaggevend belang of bepaalde feiten onjuist blijken te zijn vastgesteld of geïnterpreteerd. Het gaat erom of in het totale beeld van de in beschouwing genomen gezichtspunten de gegeven waarderingen de hier bedoelde toetsing kunnen doorstaan. Gezien het feit dat de beoordeling op alle aspecten, uitgezonderd Klantgerichtheid, Uitvoeren van servicevragen uit Topdesk, Uitlenen van dossiers op locatie en Dienstverlenende instelling, een negatieve score bevat, dient verweerder deze scores aan de hand van concrete feiten aannemelijk te maken.
15. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres vanaf het moment van aanstelling niet de (volledige) werkzaamheden van de medewerker DIV B heeft verricht. In dit kader heeft de rechtbank vastgesteld - en dit is door verweerders gemachtigde ter zitting bevestigd - dat verweerder de werkzaamheden die eiseres wel heeft moeten verrichten niet schriftelijk heeft vastgelegd. In het beoordelingsformulier is bij de werkinhoud van Hoofdgroep 2 het voorbehoud gemaakt dat eiseres niet is beoordeeld op alle taken die genoemd staan in het functieboek van de A2, maar wel op alle taken die alle DIV-B-medewerkers van de A2 tot op heden uitvoeren. Welke taken dit zijn, is uit het dossier niet duidelijk geworden. Het moet er dan voor worden gehouden dat de vier taken genoemd in Hoofdgroep 2 de werkzaamheden van alle DIV-B-medewerkers, inclusief die van eiseres, omvatten.
16. In beroep heeft eiseres haar standpunt herhaald dat zij vanaf het moment van aanstelling slechts postverwerkingstaken mocht verrichten en zij pas in week 35 - dit is de laatste week van augustus 2018 - andere taken dan postverwerkingstaken, zoals digitaal archiveren en service desk, heeft verricht. Verweerder heeft de juistheid van dat standpunt betwist en daartoe vermeld: “Het is feitelijk onjuist dat bezwaarmaakster enkel taken als postverwerker heeft verricht; vanaf maart 2017 (na de definitieve plaatsing) zijn er wel degelijk taken die bij de functie van bezwaarmaakster horen, uitgevoerd. Vanwege een onderbezetting op de postverwerking is aan alle medewerkers van het team gevraagd om ook taken uit te voeren met betrekking tot de postregistratie omdat de post prioriteit had. Zo ook gedurende de beoordeelde periode.”. Vastgesteld wordt dat in deze betwisting niet is te lezen om welke taken het dan wel gaat. In dit verband wijst de rechtbank nog op de verklaring van de leidinggevende van eiseres die blijkens het proces-verbaal van de hoorzitting van 18 december 2018 desgevraagd heeft verklaard dat de werkzaamheden van eiseres niet expliciet zijn vastgelegd “maar naar haar idee wel bekend zijn” bij eiseres. De rechtbank volgt daarom het standpunt van eiseres dat zij in de hier aan de orde zijnde beoordelingsperiode, te weten van 19 december 2017 tot en met 1 juli 2018, uitsluitend postverwerkingstaken heeft verricht. Overigens lijkt in wat in bijlage 2 bij het beoordelingsformulier van 2 juli 2018 is vermeld bevestiging van het standpunt van eiseres te kunnen worden gelezen dat zij uitsluitend postverwerkingstaken heeft verricht. Hierbij wordt opgemerkt dat de onder b genoemde “alle werkzaamheden (…) die bij haar takenpakket horen” ook hier niet nader worden geconcretiseerd.
17. Ervan uitgaande dat eiseres in de te beoordelen periode uitsluitend postverwerkingstaken heeft verricht, is de rechtbank van oordeel dat ten minste vraagtekens geplaatst kunnen worden bij onderdeel C van het beoordelingsformulier van 2 juli 2018, in die zin of de daarin vermelde aspecten wel onderdeel zijn van de postverwerkingstaken. Zo zijn de kernwaarden Integraliteit (in samenhang met andere taakvelden) en Efficiency (werkprocessen ingericht op basis van “lean” principes) in Hoofdgroep 1 een b gescoord, terwijl het de rechtbank niet duidelijk is geworden op welke manier deze kernwaarden deel uitmaken van de postverwerkingstaken van eiseres en bijlage 2 hierover geen inzicht verschaft. Met betrekking tot de werkinhoud van Hoofdgroep 2 is onduidelijk of het aspect Voorbereiden van vernietiging van analoge en digitale archief tot postverwerkingstaken gerekend kan worden. Meergenoemde bijlage 2 geeft daar naar het oordeel van de rechtbank ook geen duidelijkheid over en eiseres heeft verklaard pas na week 35 digitale archiefwerkzaamheden te hebben gedaan. Ook bij de functiekenmerken van Hoofdgroep 3 plaatst de rechtbank vraagtekens, met name bij de aspecten Kennis en inzicht van relevante wet- en regelgeving, Kennis van en vaardig in digitaal en zaakgericht werken, Overtuigt anderen van nut en noodzaak zaakgericht werken en Flexibel in werktijden. Desgevraagd ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder niet kunnen toelichten of en op welke manier deze aspecten deel uitmaken van de door eiseres verrichte postverwerkingstaken. Nu van voornoemde aspecten niet is vast komen te staan dat zij onderdeel uitmaken van de postverwerkingstaken van eiseres, is evenzeer onduidelijk op grond waarvan aan die aspecten een b-score is toegekend. Hieruit moet dan volgen dat verweerder niet aan de op hem rustende plicht heeft voldaan die negatieve scores aan de hand van concrete feiten aannemelijk te maken.
18. Van onderdeel C van het beoordelingsformulier van 2 juli 2018 zijn dan de volgende aspecten met een b-score overgebleven: Kwaliteit (hoogwaardige dienstverlening), Registreren van inkomende en uitgaande post, Goede communicatieve vaardigheden, Accuraat, Teamplayer en Flexibel in werkzaamheden en waarvan moet worden beoordeeld of verweerder deze scores met voldoende concrete feiten aannemelijk heeft gemaakt.
19. De b-score van het aspect Kwaliteit heeft verweerder gemotiveerd op de grond dat de postregistraties van eiseres niet op het gewenste niveau zijn, omdat het aantal fouten ten opzichte van het aantal registraties aan de hoge kant is, te weten ongeveer 10%. Als voorbeelden zijn daarbij vermeld: verkeerde NAW bij verhuizing, verkeerd behandelend team, niet overnemen briefkenmerk bij beroepszaak en document niet veranderd in initiërend. Het komt de rechtbank voor dat met de motivering van het aspect Kwaliteit een overlap bestaat met de aspecten Registreren van inkomende en uitgaande post, Accuraat en Teamplayer. Zo is in meergenoemde bijlage 2 ingegaan op de kwantiteit en kwaliteit van de postregistraties en de inefficiënte werkwijze van eiseres. Desgevraagd ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder niet nader kunnen verklaren waarom een foutpercentage dat ‘aan de hoge kant is’ met een b-score gewaardeerd wordt, terwijl de kwalificatie ‘aan de hoge kant’ niet hoeft te impliceren dat de grens van wat nog acceptabel is, is overschreden. Volgens verweerder maakt eiseres bovendien vaak te uitgebreide registraties, wat volgens verweerder op zich niet fout is, en is de werkaanpak van eiseres inefficiënt. Verweerder heeft naast de kwaliteit van het werk van eiseres ook de kwantiteit van het werk van eiseres in beeld gebracht. In dit verband merkt de rechtbank op dat het haar niet duidelijk is geworden in welke hoofdgroep - 1, 2 of 3 - van het beoordelingsformulier de kwantiteit van de postregistraties ondergebracht kan worden. Het is dan ook de vraag of een oordeel over de kwantiteit bij de beoordeling kan worden betrokken. Bovendien heeft de rechtbank geen objectieve norm aangetroffen van het aantal registraties per uur waar eiseres volgens verweerder aan moet voldoen, maar heeft verweerder het aantal registraties per uur van eiseres afgezet tegen het aantal registraties per uur dat door de collega’s van eiseres is gemaakt. Daargelaten of deze methode van meten van kwantiteit door de beugel kan, heeft eiseres tegen haar lage aantal registraties aangevoerd dat zij, in tegenstelling tot haar collega’s, tussen haar postregistraties door heel vaak de telefoon beantwoordt - zo hebben collega’s uit [plaats] hun telefoon naar haar doorgeschakeld - en zij die zaken vervolgens ook afhandelt. Aangezien registraties worden bijgehouden met het registratieprogramma Verseon en dit programma niet wordt afgesloten wanneer eiseres de telefoon beantwoordt en de zaken afhandelt, treedt daardoor volgens eiseres een vertekening op van het aantal registraties dat zij per uur maakt. Hoewel de gemachtigde van verweerder desgevraagd ter zitting hierover heeft verklaard dat bij de meting met alle personele variabelen rekening is gehouden, heeft de rechtbank daarover in de stukken geen concrete informatie aangetroffen.
20. Wat de motivering van de b-score van het aspect Flexibel in werkzaamheden betreft, merkt de rechtbank op dat de door verweerder op dit punt gegeven beoordelingen vooral kwalificerend van aard zijn. Zo zou eiseres “nog steeds niet op voldoende niveau en met een flexibele instelling” haar werkzaamheden uitvoeren en zou zij “onvoldoende in staat zijn” om zelfstandig werk uit te voeren, terwijl voor de rechtbank ook hier onduidelijk is gebleven welke objectieve norm voor eiseres heeft te gelden. De verwijten van verweerder dat eiseres “niet alle - dus ook de meer complexe - post” registreert en eiseres ondanks een instructie door een collega een opdracht meerdere keren verkeerd heeft uitgevoerd, zijn door eiseres gemotiveerd betwist. Tegen dit laatste verwijt heeft eiseres ingebracht: “Het klopt, ik heb een fout gemaakt tijdens het archiveren, dit is in goed overleg met mijn collega besproken en ik heb het zelf binnen een kwartier opgelost. Ik heb contact opgenomen met mijn collega om dit geval te bespreken. Hij begrijpt niet dat dit een onderdeel is van de beoordeling omdat dit een futiliteit is en dat er van structurele problemen geen sprake is.”. Wat het eerste verwijt betreft heeft eiseres aangegeven dat zij de post op het tijdstip van binnenkomst registreert en alleen al daarom geen onderscheid maakt of kan maken in meer of minder complexe post.
21. De b-score van het aspect Goede communicatieve vaardigheden - de rechtbank heeft hierbij ook het aspect Teamplayer betrokken - heeft verweerder gemotiveerd met de vaststelling dat de communicatie van eiseres richting collega’s een verbetering heeft laten zien, maar dat eiseres desondanks nog niet op het niveau zit dat van een medewerker DIV B mag worden verwacht. Volgens verweerder stemt eiseres over alle werkzaamheden onvoldoende af met haar collega’s zodat niet duidelijk is welke taken eiseres voor haar rekening neemt. Bij het registreren vraagt eiseres weinig tot geen hulp aan collega’s en wanneer zij wel een vraag stelt, komt zij moeilijk tot de kern van de zaak. Ook heeft eiseres nog steeds moeite met het ontvangen van feedback en houdt zij geregeld collega’s van het werk door uitgebreide verhalen over haar privéleven te vertellen. De communicatie tussen eiseres en haar leidinggevende is niet of nauwelijks verbeterd. In dit verband heeft verweerder erop gewezen dat de periode vanaf de vorige beoordeling tot het evaluatiegesprek van het coachingstraject zich heeft gekenmerkt door een zeer moeizame communicatie en veel misverstanden. Bovendien heeft eiseres - ondanks herinneringen door haar coach - geen gevolg gegeven aan de opdracht om met haar manager en coördinator de voortgang van haar ontwikkeltraject te bespreken en de term “voldoende” af te stemmen. Eiseres heeft betwist dat zij een ontwikkeltraject, zoals bedoeld in haar aanstellingsbesluit, heeft gekregen en aangegeven dat zo’n traject, ondanks haar herhaald verzoek, niet is opgesteld. Volgens eiseres heeft zij desondanks de coaching direct en goed opgepakt, is de communicatie met haar coach probleemloos verlopen en was het coachingstraject op het moment van de beoordeling nog niet afgelopen, ondanks dat zij een verlenging van het traject heeft gekregen, omdat haar leidinggevende het door eiseres vertoonde gewenste gedrag graag wilde bestendigen. Eiseres heeft betwist dat de communicatie met het merendeel van haar collega’s niet goed zou zijn. Met drie van de zeventien collega’s kan zij het inderdaad niet goed vinden. Ook heeft eiseres erkend dat de communicatie tussen haar en haar leidinggevende/beoordelaar niet is verbeterd. Als reden heeft eiseres gegeven dat zij zich in die gesprekken - waar ook steeds de coördinator bij aanwezig was - niet op haar gemak voelt en dat op verschillende momenten tevergeefs kenbaar heeft gemaakt. Volgens eiseres is dat ook de reden geweest waarom zij haar manager en coördinator niet op de hoogte heeft gehouden van de voortgang van de coaching.
22. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting verklaard dat, ondanks de gegeven verlenging van het coachingstraject, de beoordeling op 2 juli 2018 toch doorgang heeft gevonden, omdat op dat moment al duidelijk was dat er geen verbetering in het functioneren van eiseres meer te verwachten was. Verweerder heeft niet nader verklaard op grond waarvan die duidelijkheid reeds bestond. Voor die duidelijkheid heeft de rechtbank ook in het dossier geen steun kunnen vinden. Op grond van het verslag van de tussenevaluatie van 14 juni 2018 zou - in tegendeel - wellicht de conclusie kunnen worden getrokken dat de communicatie van eiseres op dat moment reeds het door verweerder gewenste niveau had bereikt, omdat in het verslag is vermeld dat de leidinggevende “het bestendigen van het wenselijke gedrag graag wil blijven zien”. Met betrekking tot de verwijten van verweerder dat eiseres in september 2018 opdrachten niet heeft uitgevoerd en uit de mailwisseling van eiseres van 12 en 13 september 2018 blijkt dat de communicatie en afstemming met de coach niet goed verloopt, stelt de rechtbank vast dat deze gebeurtenissen zich hebben afgespeeld na de in dit geding te beoordelen periode van 19 december 2017 tot en met 1 juli 2018 en dus niet bij de beoordeling kunnen worden betrokken.
23. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat in het totale beeld van de in beschouwing genomen gezichtspunten de gegeven b-scores van de aspecten Kwaliteit, Registreren van inkomende en uitgaande post, Accuraat, Teamplayer, Flexibel in werkzaamheden en Goede communicatieve vaardigheden de beperkte rechterlijke toets niet kunnen doorstaan.
24. Het bovenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit en het primaire besluit niet in stand kunnen blijven. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en het primaire besluit herroepen.
25. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, bestaande uit kosten voor door een derde beroepsmatig aan haar in bezwaar en in beroep verleende rechtsbijstand. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 2.048 (1 punt voor het indienen van een (aanvullend) bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het (aanvullend) beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1).
26. De rechtbank zal tevens bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 174 vergoedt.

Beslissing

De rechtbank,
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.048;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Ravenschlag, voorzitter, en mr. C.F.E. van Olden-Smit en mr. F.M. Rijnbeek, leden, in aanwezigheid van E.H.J.M.T. van der Steen, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 3 oktober 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.