ECLI:NL:RBOBR:2019:472
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde in verband met mogelijke komst windmolenpark
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de waarde van een onroerende zaak, gelegen in de gemeente Reusel-De Mierden. Eiser, eigenaar van een vrijstaande woning, heeft beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 322.000, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De waardepeildatum was 1 januari 2017, maar eiser betwistte deze waarde vanwege de mogelijke komst van een windmolenpark in de nabijheid van zijn woning, waarvan de plannen medio juli 2017 bekend werden. Eiser stelde dat de aanwezigheid van het windmolenpark een waardedruk op zijn woning zou uitoefenen, wat onvoldoende was meegenomen in de waardebepaling door verweerder.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de komst van het windmolenpark geen waardeverminderend effect heeft op de woning van eiser. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de woning, rekening houdend met de mogelijke invloed van de windmolens, op € 315.000 moest worden vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak op bezwaar en droeg verweerder op de aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) dienovereenkomstig te verminderen. Tevens werd verweerder opgedragen het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van het in acht nemen van externe factoren, zoals de mogelijke komst van windmolens, bij het vaststellen van de WOZ-waarde. De rechtbank heeft de relevante juridische bepalingen uit de Wet WOZ toegepast en de bewijslast bij verweerder gelegd om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn in kennis gesteld van hun rechtsmiddelen.