In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een toevoeging voor rechtsbijstand, die door verweerder was geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigering van de toevoeging terecht was, omdat de werkzaamheden waarvoor eiseres om toevoeging vroeg, onder het bereik van een eerder verleende toevoeging aan haar neef vielen. Eiseres en haar neef ontvingen een gezamenlijke bijstandsuitkering en de rechtbank oordeelde dat de procedures van eiseres en haar neef betrekking hadden op hetzelfde feitencomplex, waardoor er geen sprake was van verschillende rechtsbelangen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de Commissie voor Bezwaar niet in strijd met de wet heeft gehandeld door niet voltallig aanwezig te zijn bij de hoorzitting, omdat het horen door meer personen dan wettelijk vereist heeft plaatsgevonden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en kende haar proceskosten toe, maar vernietigde het bestreden besluit niet. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een toevoeging voor rechtsbijstand kan worden verleend en de samenhang tussen verschillende procedures.