ECLI:NL:RBOBR:2019:4108
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van functioneren van ambtenaar door gemeente en de gevolgen voor de beoordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch. De ambtenaar, eiser, was sinds 15 juni 2002 in dienst bij de gemeente en werkte als specialist publieke dienstverlening. Het college had zijn functioneren voor het jaar 2017 beoordeeld als 'voldoende', wat eiser betwistte. Eiser stelde dat zijn functioneren ten minste als 'goed' moest worden beoordeeld en voerde aan dat de gebruikte beoordelingsmethodiek onjuist was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders op basis van artikel 3A:1:1 van de Rechtspositieregeling gemeente 's-Hertogenbosch de beoordeling 'voldoende' had gegeven, wat betekent dat er sprake was van een net toereikende bekwaamheid, geschiktheid en ijver. Eiser had de taak om aannemelijk te maken dat deze beoordeling op onvoldoende gronden berustte. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn standpunt te onderbouwen.
De rechtbank concludeerde dat de ambtenaar meer fouten maakte dan de meeste collega's en dat de gebruikte beoordelingsmethodiek consistent was toegepast. Eiser had geen concrete voorbeelden aangedragen die zijn functioneren in 2017 positief konden onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.