ECLI:NL:RBOBR:2019:1241

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
4 maart 2019
Zaaknummer
17_3505
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens reorganisatie en de verplichtingen van de werkgever in het VWNW-traject

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de gemeente Eindhoven, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven. De eiser was per 1 januari 2017 eervol ontslagen wegens reorganisatie, waarbij verweerder stelde dat hij voldoende inspanningen had geleverd om een passende functie voor eiser te vinden. Eiser, die sinds januari 2014 ziek was, betwistte dit en stelde dat zijn ziekte een reden was om het Van Werk Naar Werk (VWNW) traject te verlengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende activiteiten heeft ondernomen om eiser te ondersteunen in zijn re-integratie en dat het ziek zijn van eiser geen reden was om het VWNW-traject te verlengen. De rechtbank oordeelde dat er geen concreet perspectief op ander werk was ten tijde van het ontslagbesluit en dat de gemeente Eindhoven bevoegd was om eiser ontslag te verlenen wegens boventalligheid. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers in het kader van reorganisaties en de re-integratie van zieke werknemers.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 17/3505

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 maart 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P. Bots),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder
(gemachtigden: mr. L.S. van Loon en F. Wouters, HR manager).

Procesverloop

Bij besluit van 21 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser per 1 januari 2017 eervol ontslag wegens reorganisatie verleend op grond van het bepaalde in artikel 8:3 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten / de Eindhovense Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR/EAR).
Bij besluit van 17 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser was in dienst bij de gemeente Eindhoven, laatstelijk in de functie van Specialist A. Per januari 2014 heeft eiser zich ziek gemeld.
2. Verweerder heeft besloten tot een reorganisatie, genaamd ‘Route 2014’. Aanvankelijk heeft verweerder besloten dat eisers functie werd aangemerkt als een ongewijzigde functie en werd hij met ingang van 23 juni 2014 geplaatst in zijn huidige functie Specialist A met werkzaamheden van Adviseur/inhoudsdeskundige. Bij besluit van 10 september 2014 heeft verweerder alsnog besloten dat eisers functie (met het takenpakket adviseur/inhoudsdeskundige) wordt aangemerkt als vervallen.
3. Eiser is met ingang van 1 januari 2015 boventallig verklaard en vanaf (eveneens) die datum is het Van Werk Naar Werk (VWNW) traject opgestart. In dat kader zijn diverse activiteiten georganiseerd gericht op het vergroten van de kansen van eiser op een andere baan. Zo is eiser op het bestaan van een aantal vacatures gewezen en hebben met eiser diverse (evaluatie)gesprekken plaatsgevonden.
4. Op 4 januari 2016 heeft eiser zich hersteld gemeld. Verweerder heeft eiser laten weten hem niet volledig maar, per 18 januari 2016, voor 50% hersteld te melden. Per 22 februari 2016 is eiser voor 90% beter gemeld.
5. In het kader van zijn re-integratie heeft eiser vanaf januari 2016 werkzaamheden verricht bij de afdeling milieu, bouw en woningtoezicht. Ter zitting is gebleken dat eiser per 1 april 2016 volledig hersteld is gemeld, waarna hij werkzaamheden voor laatstgenoemde afdeling heeft voortgezet.
6. Tijdens een gesprek op 24 maart 2016 is eiser medegedeeld dat zijn sollicitatie voor de functie accountmanager onderwijs/ huisvesting is afgewezen.
7. Omdat eiser na een VWNW-termijn van 21 maanden nog niet geplaatst is in een andere functie binnen of buiten de gemeente Eindhoven, heeft verweerder het in artikel 4.7 van het Sociaal statuut Gemeente Eindhoven 2012 (Sociaal statuut) bedoelde evaluatieadvies van een gecertificeerd loopbaanadviseur aangevraagd. In het daarop volgend rapport van 9 oktober 2016 wordt geadviseerd om het huidige VWNW-traject te stoppen per 1 januari 2017.
8. Bij brief van 13 oktober 2016 heeft verweerder zijn voornemen bekend gemaakt eiser met ingang van 1 januari 2017 eervol ontslag te verlenen wegens boventalligheid zoals bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en de Eindhovense arbeidsvoorwaardenregeling (CAR/EAR). Hiertegen heeft eiser zijn zienswijze ingediend.
9. Verweerder heeft eiser bij het primaire besluit het voorgenomen boventalligheidsontslag verleend, dat is gehandhaafd bij het bestreden besluit. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hij bevoegd is eiser wegens opheffing van zijn betrekking te ontslaan en dat hij in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik kon maken.
10. Eiser is van mening dat hij niet ontslagen had mogen worden omdat verweerder onvoldoende invulling heeft gegeven aan zijn verplichtingen op grond van het VWNW-traject. Volgens eiser had het op de weg van verweerder gelegen om de herplaatsingstermijn van eiser te verlengen vanwege de langdurige arbeidsongeschiktheid van eiser.
11. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
12. Voor zover eiser van mening is dat verweerder binnen de twee jaren van het traject onvoldoende heeft gedaan om een passende functie voor eiser te vinden, wordt dit standpunt niet gevolgd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft ondernomen. Zo is eiser twee keer uitgenodigd voor een klussenmarkt en voor inspiratiesessies. Verder is eiser geattendeerd op twee vacatures: de functie junior adviseur inkoop en de functie senior medewerker woningtoezicht. Ook heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden en is eiser aangemeld bij Regio Effect om zijn kansen te vergroten. Er zijn twee evaluaties geweest en eiser is in 2016 gewezen op een groot aantal vacatures bij de gemeente Helmond en op een aantal andere vacatures. Het ziek zijn van eiser heeft de VWNW-inspanningen dus niet onmogelijk gemaakt
13. De rechtbank is verder van oordeel dat eisers beroep op artikel 10d:22 van de CAR/EAR ten einde het VWNW-traject te verlengen, faalt. Ten tijde van het ontslagbesluit was immers geen sprake van een concreet perspectief op ander werk. Niet aannemelijk is geworden dat verlenging van het traject de kans op het vinden van een passende functie aantoonbaar zou vergroten. Het ziek zijn van eiser vormt geen reden het traject te verlengen. Bovendien heeft deze omstandigheid de VWNW-inspanningen, gezien alle activiteiten die verweerder in dit verband heeft verricht, niet onmogelijk gemaakt.
14. Eiser heeft bovendien geen gebruik gemaakt van de in artikel 10:23d van de CAR/EAR geboden mogelijkheid om verweerder te wijzen op niet nagekomen afspraken. Volgens deze bepaling had eiser kenbaar kunnen maken dat hij vindt dat de in het kader van het VWNW-traject gemaakte afspraken niet worden nagekomen.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het VWNW-onderzoek tijdig heeft opgestart. Op grond van artikel 10d:15, derde lid van de CAR/EAR dient dit onderzoek uiterlijk binnen een maand na de start van het VWNW-traject te zijn afgerond. In dit geval is het VWNW-onderzoek in december 2014 al opgestart en dus voor aanvang van de VWNW-periode. Artikel 10d:16 van de CAR/EAR is evenmin geschonden. Op grond van dat artikel dient binnen drie maanden na afronding van het onderzoek een contract te worden opgesteld. Het contract is op 14 april 2015 toegezonden aan eiser. Dat is weliswaar een paar weken te laat, maar maakt niet dat verweerder onrechtmatig heeft gehandeld. Daarbij is van belang dat eiser niet voortvarend is geweest met de ondertekening van het contract.
16. Ook heeft eiser gesteld dat hij medio maart 2016 heeft gesolliciteerd naar de functie van accountmanager Onderwijshuisvesting Primair Onderwijs en SPIL en dat hij hiervoor zonder appellabel besluit ten onrechte is afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat eiser tegen de afwijzing destijds bezwaar had kunnen maken. Eiser is op 24 maart 2016 immers mondeling bericht dat hij voor deze functie is afgewezen. Eiser had hiertegen kunnen opkomen en eiser had ook om een appellabel besluit kunnen verzoeken. Nu eiser geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de afwijzing van zijn sollicitaties komt de rechtbank niet toe aan eisers standpunt daarover.
17. Het standpunt van eiser, dat de gemeente Eindhoven teveel externe medewerkers inhuurt die voor eiser passende functies bezet houden, betekent evenmin dat het bestreden besluit geen stand kan houden. Verweerder is op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder c, van de Gemeentewet bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Hierin ligt besloten dat verweerder de organisatie naar eigen inzicht mag inrichten en dus mag bepalen welke functies door middel van vaste medewerkers of door inhuurkrachten worden vervuld.
18. De conclusie is dat verweerder bevoegd was eiser ontslag te verlenen wegens boventalligheid. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
19. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M.S. Requisizione, voorzitter, en mr. F.M. Rijnbeek en mr. N.W.A. Verrijt, leden, in aanwezigheid van mr. P.A.M. Laro, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.