Overwegingen
1. Eiseres heeft op 3 februari 2017 op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een opslagloods met kantoor en showroom op de locatie [adres] (het bouwwerk) en het afwijken van het bestemmingsplan. Deze aanvraag is geregistreerd bij verweerders gemeente onder nummer [nummer] . De vergunning is verleend op 21 september 2017.
2. Verweerder heeft voor het in behandeling nemen van deze aanvraag, overeenkomstig de bij de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2017 (hierna: de Legesverordening 2017) behorende tarieventabel, leges geheven.
Het gevorderde bedrag van € 30.957,90 is als volgt berekend:
- activiteit ‘bouwen’: 2% van
€ 1.457,895,12 (bouwkosten inclusief
omzetbelasting) € 29.157,90
- planologisch strijdig gebruik (binnenplans) € 300,00
- planologisch strijdig gebruik (buitenplans)
In bezwaar zijn de bouwkosten bepaald op € 1.385.048,89 en de leges op 2% daarvan (= € 27.700,98).
3. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat aan de Verordening verbindende kracht moet worden ontzegd omdat de ROEB-lijst, de Uniforme Administratieve voorwaarden (UAV 2012) en het normblad NEN 2699 niet op de wettelijk voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt.
Subsidiair betoogt eiseres dat het bouwwerk naar zijn aard redelijkerwijs niet kan worden geacht te zijn opgenomen in de ROEB-lijst. Dit maakt volgens eiseres dat ingevolge de Tarieventabel 2017, Titel 2, Hoofdstuk 1, artikel 2.1.1.2, onder bouwkosten dient te worden verstaan de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), dan wel, voor zover deze aannemingssom ontbreekt, een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2699 (NEN-norm 2699). Aangezien de UAV 2012 noch de NEN-norm 2699 op de wettelijk voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt, behelst de Verordening geen heffingsmaatstaf waarnaar de leges in dit geval kunnen worden geheven en biedt zij, mede gelet op het bepaalde in artikel 219 lid 2 van de Gemeentewet, geen rechtsgrond voor het opleggen van de aanslag.
Meer subsidiair voert eiseres aan dat in de Verordening en de ROEB-lijst niet, althans onvoldoende duidelijk, is bepaald wat dient te worden verstaan onder de in de ROEB-lijst gebruikte begrippen, zoals ‘bedrijfshallen’ en ‘systeembouw’. Ook om die reden biedt de Verordening geen rechtsgrond voor het opleggen van de aanslag.
Nog meer subsidiair neemt eiseres het standpunt in dat bepaling van de bouwkosten van het bouwwerk op basis van de ROEB-lijst leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het toekennen aan de gemeente van de bevoegdheid om leges te heffen niet op het oog kan hebben gehad. Om die reden had de verweerder af moeten zien van het opleggen van de aanslag, althans de aanslag moeten berekenen naar een bedrag aan bouwkosten dat in redelijke verhouding staat tot de werkelijke bouwkosten van het bouwwerk, die – naar eiseres ter zitting heeft gesteld - € 718.880,- bedragen.
4. Verweerder heeft ter bestrijding van de beroepsgronden van eiseres het volgende aangevoerd. De Verordening, met inbegrip van de ROEB-lijst, is op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt in het Gemeenteblad van 21 december 2016. Bovendien zijn zowel de Verordening als de ROEB-lijst te raadplegen via de website www.overheid.nl. Aangezien de leges aan de hand van de ROEB-lijst zijn berekend, wordt ingevolge de Tarieventabel 2017, Titel 2, Hoofdstuk 1, artikel 2.1.1.2 aan de toepassing van de UAV 2012 en de NEN-norm 2699 niet toegekomen, zodat de vraag of deze vormwaarden en/of norm op de wettelijk voorgeschreven wijze zijn (is) bekendgemaakt niet behoeft te worden beantwoord. Van een onredelijke of willekeurige legesheffing is geen sprake, omdat de bouwkosten op een objectieve wijze worden bepaald aan de hand van vierkante of kubieke meters en eenheidsprijzen die marktconform zijn. Nu het gaat om de bouw van een opslagloods met kantoor en showroom, is aangesloten bij de typen bouwwerken ‘Bedrijfshallen’ en ‘overige gebouwen’ zoals bedoeld in de ROEB-lijst.
5. Bij het vaststellen van leges zijn de volgende bepalingen van belang.
6. Artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet bepaalt dat rechten kunnen worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. De gemeenteraad van de gemeente Uden heeft hiervoor nadere regels vastgelegd in de Legesverordening 2017, alsmede de daarbij behorende tarieventabel (hierna: Tarieventabel 2017).
7. Artikel 2 van de Legesverordening 2017 bepaalt – voor zover van belang – dat onder de naam ‘leges’ rechten worden geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
8. Artikel 5, eerste lid, van de Legesverordening 2017 bepaalt dat de leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel (Tarieventabel 2017).
9. Op grond van de Tarieventabel 2017, Titel 2, Hoofdstuk 2, onder 2.2.1.1.1, bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, 2 % van de bouwkosten, met een minimum van € 150,–.
10. Volgens de Tarieventabel 2017, Titel 2, Hoofdstuk 1, artikel 2.1.1.2 worden onder bouwkosten verstaan:
de kosten die worden berekend aan de hand van de ‘ROEB’-lijst, zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze tarieventabel;
uitsluitend voor zover het in de aanvraag begrepen type bouwwerk naar zijn aard redelijkerwijs niet kan worden geacht te zijn opgenomen in de ‘ROEB’-lijst, wordt onder bouwkosten mede het volgende verstaan. De aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2699, uitgave 2013, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft.
11. Bespreking van de beroepsgronden.
12. Voor de duidelijkheid wordt hier vermeld dat eiseres op de zitting de beroepsgrond dat door verweerder in strijd is gehandeld met de zogenoemde opbrengstlimiet uitdrukkelijk heeft laten vallen. Dat geldt ook voor de beroepsgrond dat niet duidelijk is hoe de in de ROEB-lijst gehanteerde maten dienen te worden vastgesteld.
13. Nu de Verordening, met inbegrip van de ROEB-lijst, is bekendgemaakt in het Gemeenteblad van 21 december 2016 en – naar de rechtbank ambtshalve heeft vastgesteld – is te raadplegen op de websiteOfficiëlebekendmakingen.nl, faalt de primaire beroepsgrond. Dit brengt mee dat de bouwkosten dienen te worden berekend aan de hand van de ROEB-lijst, tenzij het bouwwerk naar zijn aard redelijkerwijs niet kan worden geacht te zijn opgenomen in de ROEB-lijst. Met wat verweerder heeft aangevoerd heeft hij aannemelijk gemaakt dat hij niet heeft hoeven concluderen dat het bouwwerk naar zijn aard redelijkerwijs niet kan worden geacht te zijn opgenomen onder de in de ROEB-lijst vermelde typen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor het bouwen van een opslagloods met kantoor en showroom ten behoeve van haar bedrijf (door eiseres in de aanvraag geduid als ‘industriefunctie’). Gelet hierop zijn de bouwkosten volgens artikel 2.1.1.2, onder a, van de Tarieventabel 2017, terecht bepaald aan de hand van de in de ROEB-lijst vermelde tarieven en zijn in dit geval de UAV 2012 en de NEN-norm 2699 niet van toepassing. In het midden kan daarom blijven of het normblad NEN 2699 en de UAV 2012 op juiste wijze bekend zijn gemaakt. Zie bijvoorbeeld de uitspraken gerechtshof Amsterdam en gerechtshof ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHAMS:2018:1360 en ECLI:NL:GSHE:2018:1137. Ook de subsidiaire beroepsgrond faalt dus. 14. Verweerder heeft met wat hij heeft aangevoerd aannemelijk gemaakt dat hij bij de bepaling van de door eiseres verschuldigde leges de in de ROEB-lijst vermelde typen bouwwerken en bijbehorende tarieven op een juiste wijze heeft toegepast. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat in de Verordening en de ROEB-lijst niet, of onvoldoende duidelijk, is bepaald wat dient te worden verstaan onder de in lijst gebruikte begrippen, zoals ‘bedrijfshallen’ en ‘systeembouw’. De in de ROEB-lijst vermelde typen lopen uiteen van woningen, bijgebouwen bij woningen, tuinen en straatmeubilair, bedrijfshallen, overige gebouwen (waaronder kantoren en showrooms), tuinbouwkassen en verschillende soorten agrarische gebouwen. De rechtbank ziet niet in waarom de in de aanvraag van eiseres vermelde type bouwwerken niet zouden vallen onder bedrijfshallen en kantoor. Bovendien heeft verweerder wat betreft de bouwwijze, in het voordeel van eiseres, gekozen voor de voor eiseres goedkoopste variant, namelijk ‘systeembouw’. De meer subsidiaire beroepsgrond van eiseres slaagt daarom evenmin.
15. Over het standpunt van eiseres dat bepaling van de bouwkosten van het bouwwerk op basis van de ROEB-lijst leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing en dat verweerder om die reden had moeten afzien van het opleggen van de aanslag, of de aanslag had moeten berekenen naar een bedrag dat in redelijke verhouding staat tot de werkelijke bouwkosten, overweegt de rechtbank als volgt.
16. Vooropgesteld wordt dat het gemeenten vrij staat om voor leges tariefklassen te hanteren die gerelateerd zijn aan de hoogte van de bouwkosten (zie bijvoorbeeld het arrest van de HR van 8 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3077). Het vaststellen van normatieve bouwkosten op een bedrag dat hoger ligt dan de werkelijke kosten, noopt op zichzelf dan ook niet tot ingrijpen door de rechter. Van dit laatste kan slechts sprake zijn als deze methode zou leiden tot een onredelijke dan wel willekeurige belastingheffing. 16. Volgens eiseres is daarvan sprake omdat de werkelijke bouwkosten volgens haar veel lager zijn dan het door verweerder vastgestelde bedrag aan bouwkosten, dat als grondslag heeft gediend voor de aanslag. Daartoe heeft eiseres eerst gewezen op de projectkosten van € 345.000,- zoals vermeld in de aanvraag om een omgevingsvergunning. Op 31 oktober 2018 heeft eiseres de rechtbank een pakket met nota’s toegezonden, vergezeld van drie overzichten waaronder een “Kosten specificatie Nieuwbouw Hal 3”. Op basis daarvan heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat de werkelijke bouwkosten
€ 718.880,- bedragen. Verweerder heeft betwist dat de door eiseres opgevoerde kosten de werkelijke bouwkosten zijn en naar voren gebracht dat de nota’s en overzichten zo laat zijn toegezonden dat zij daarop niet behoorlijk kan reageren.
18. De rechtbank is van oordeel dat eiseres het pakket met nota’s en overzichten op een zodanig laat moment in de beroepsprocedure heeft toegezonden dat zij voor verweerder noch voor de rechtbank controleerbaar en verifieerbaar op juistheid en volledigheid zijn. Met de op 31 oktober 2018 ingezonden stukken heeft eiseres in beroep dan ook niet aannemelijk gemaakt dat in de nota’s en overzichten alle voor de berekening van de verschuldigde leges relevante bouwkosten zijn vermeld. De stelling van eiseres dat de bouw pas recent is afgerond en dat daarom pas zo laat inzicht kon worden gegeven in de werkelijke bouwkosten, volgt de rechtbank niet. Niet aannemelijk is dat eiseres niet op enige andere wijze op een eerder moment in de bezwaar- of beroepsprocedure, een onderbouwde beraming van de werkelijke kosten had kunnen overleggen.
19. Daarbij komt nog dat, naar eiseres ter zitting heeft verklaard, zij de bouw van het bouwwerk in eigen hand heeft gehouden en daarbij diverse bedrijven heeft ingeschakeld die onder haar regie de in de nota’s en overzichten vermelde werkzaamheden hebben uitgevoerd of diensten hebben verleend. Gelet daarop is naar het oordeel van de rechtbank op het bouwen het bepaalde in de Tarieventabel 2017, Titel 2, Hoofdstuk 1, artikel 2.1.1.2 en onderdeel b, laatste volzin, van toepassing, zodat onder bouwkosten moet worden verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft. Deze prijs kan naar het oordeel van de rechtbank, anders dan eiseres kennelijk meent, niet worden bepaald door de kosten die bij bouw in eigen beheer worden gemaakt bij elkaar op te tellen, reeds omdat dan de winst die een derde bij een marktconforme transactie voor het tot stand brengen van het bouwwerk naast de bouwkosten in rekening zou brengen, niet in aanmerking zou worden genomen, hoewel deze wel behoort tot de prijs die aan een derde in het economisch verkeer voor het tot stand brengen van het bouwwerk zou moeten worden betaald.
20. Verweerder heeft gesteld en de rechtbank acht aannemelijk dat de ROEB-lijst aan de hand waarvan de bouwkosten zijn bepaald en de verschuldigde leges zijn berekend, is samengesteld op basis van actuele, in de gemeenten die behoren tot het ROEB, gerealiseerde marktprijzen. Nu eiseres, naar volgt uit wat onder 17, 18 en 19 is overwogen, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aan de hand van de ROEB-lijst berekende bouwkosten substantieel afwijken van de werkelijke bouwkosten, faalt ook de nog meer subsidiaire beroepsgrond.
21. Dit betekent dat het beroep ongegrond is.
22. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.