Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
DE LANDELIJKE VERENIGING VAN LEIDINGGEVENDEN VAN GEMEENTELIJKE DIENSTEN OP HET TERREIN VAN WERK, INKOMEN EN ZORG,
[gedaagde sub 4],
[gedaagde sub 5],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 29 november 2017
- akte van de Gemeente Rotterdam c.s. van 11 juni 2018 met producties;
- een door de Gemeente Rotterdam c.s. op 12 juni 2018 binnengekomen productie;
- door [gedaagden sub 1 tot en met 4] op 18 juni 2018 binnengekomen producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 26 juni 2018.
2.De feiten
€ 10.000,- = € 40.000,- + € 7.600,- (19% BTW) = € 47.600,-.
- [gedaagde sub 5] ;
- [gedaagde sub 4] ;
- [naam filmmaker] (hierna: [naam filmmaker] ), filmmaker.
3.Het geschil
Divosa:
Divosa:
Gemeente Rotterdam:
Gemeente Rotterdam en Divosa:
4.De beoordeling
Met [gedaagde sub 5] is afgesproken dat, naast de lopende opdrachten van [gedaagde sub 2] . en Werkland B.V., extra inzet en meerwerk over de periode 1 oktober 2008 t/m 30 september 2009 in rekening gebracht kon worden.’Nog daargelaten dat deze passage inhoudelijk op gespannen voet staat met de omschrijving in de facturen, ontbreekt met name inzicht in welke werkzaamheden van Werkland (en [gedaagde sub 2] ) vallen onder ‘de lopende opdrachten’ en welke onder ‘extra inzet en meerwerk’. Daar komt bij dat uit de verklaringen van [gedaagde sub 4] ter zitting blijkt dat hij niet voorafgaande aan de desbetreffende werkzaamheden met [gedaagde sub 5] heeft afgesproken dat deze in aanmerking komen voor (AKO-)subsidie. De afspraak om te factureren is volgens [gedaagde sub 4] pas gemaakt nadat de werkzaamheden waren verricht. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, ligt het bepaald niet voor de hand dat een opdrachtnemer gedurende een periode van een jaar zonder een vergoeding overeen te komen 96 dagen aan ‘extra inzet en meerwerk’ verricht en daarna nog een vergoeding middels een subsidie kan bedingen. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat [gedaagden sub 1 tot en met 4] onvoldoende heeft betwist dat Werkland voor facturen 3 en 4 geen prestaties heeft verricht en deze facturen dus vals zijn.
Volledigheidshalve meld ik u daarbij dat hiermee alle kosten met betrekking tot productie, coördinatie en distributie van deze films, inclusief de kosten van de Media Werkplaats, zijn inbegrepen”. Dat lijkt niet te stroken met hetgeen Werkland in de omschrijving van factuur 6 opgenomen, namelijk dat het gaat om “productie- en coördinatiekosten’, en wel van dezelfde vier films.
- hoofdelijke veroordeling tot betaling van € 74.256,--, gebaseerd op factuur 3;
- hoofdelijke veroordeling tot betaling van € 74.256,--, gebaseerd op factuur 4;
- hoofdelijke veroordeling tot betaling van € 136.575,--, gebaseerd op factuur 5;
- hoofdelijke veroordeling tot betaling van € 47.600,--, gebaseerd op factuur 6.
5.De beslissing
19 december 2018voor het nemen van een akte door [gedaagden sub 1 tot en met 4] over hetgeen is vermeld onder 4.13 en 4.16, waarna de wederpartij op de rol van 6 weken daarna een antwoordakte kan nemen,