ECLI:NL:RBOBR:2018:471
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Dworakowski - Kelders
- Rechtspraak.nl
Afwijzing naturalisatieverzoek op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 2 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een naturalisatieverzoek. Eiseres, die op 12-jarige leeftijd met haar ouders en broer naar Nederland kwam, heeft een verzoek ingediend om het Nederlanderschap te verkrijgen. Dit verzoek werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor naturalisatie. De staatssecretaris stelde dat eiseres geen gelegaliseerde geboorteakte en geldig buitenlands reisdocument had overgelegd, waardoor haar identiteit en nationaliteit niet konden worden vastgesteld. Eiseres was van mening dat zij recht had op vrijstelling van deze vereisten op basis van haar etnische afkomst als Armeense uit Azerbeidzjan, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet kon worden aangetoond.
De rechtbank overwoog dat in de asielprocedure was vastgesteld dat eiseres niet geloofwaardig was als etnisch Armeense uit Azerbeidzjan. De rechtbank benadrukte dat het verlenen van het Nederlanderschap een zaak van groot gewicht is en dat de staatssecretaris bevoegd is om bewijs van de gestelde identiteit te verlangen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet kon aantonen dat zij aan de voorwaarden voor naturalisatie voldeed, en dat de afwijzing van het verzoek terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.