vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/860146-18
Datum uitspraak: 3 augustus 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 juli 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 juni 2018.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 20 juli 2018 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 oktober 2017 te Hulsel (gemeente Reusel-De Mierden) als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelbus met
paardentrailer), daarmede rijdende over de weg, Molendijk zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te handelen als volgt:
verdachte heeft met een, gelet op de verkeerssituatie ter plaatse en/of gelet
op de aard en/of gestelheid van die door hem bereden weg, te hoge snelheid,
althans met een aanmerkelijke snelheid, een groep fietsers ingehaald en/of
daarbij/vervolgens zijn bestelbus met paardentrailer naar rechts gestuurd op
het moment dat hij met de paardentrailer nog niet de gehele groep was
gepasseerd waardoor althans mede waardoor een aanrijding en/of botsing
ontstond tussen de door hem, verdachte bestuurde bestelbus en paardentrailer
en één of meer fietsers,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 oktober 2017 te Hulsel (gemeente Reusel-De Mierden) als
bestuurder van een voertuig (bestelbus met paardentrailer), daarmee rijdende
op de weg, Molendijk, heeft gehandeld als volgt:
verdachte heeft met een, gelet op de verkeerssituatie ter plaatse en/of gelet
op de aard en/of gestelheid van die door hem bereden weg, te hoge snelheid,
althans met een aanmerkelijke snelheid, een groep fietsers ingehaald en/of
daarbij/vervolgens zijn bestelbus met paardentrailer naar rechts gestuurd op
het moment dat hij met de paardentrailer nog niet de gehele groep was
gepasseerd, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Inleiding
Vast staat dat verdachte op 26 oktober 2017 omstreeks 20:00 uur op de Molendijk in Hulsel een groep sportende fietsers heeft ingehaald met zijn auto (bestelbus) waaraan een paardentrailer was bevestigd. Ook staat vast dat enkele fietsers vervolgens op enig moment ten val zijn gekomen en dat zeker één van hen daarbij verwondingen heeft opgelopen.
Uit de tenlastelegging blijkt dat aan verdachte onder zowel het primair tenlastegelegde (overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994) als het subsidiair tenlastegelegde (overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994) twee gedragingen worden verweten. De eerste gedraging behelst - kort gezegd - dat verdachte gedurende het passeren van de groep fietsers met een te hoge snelheid heeft gereden voor de verkeerssituatie ter plaatse. De tweede gedraging die verdachte wordt verweten is - kort gezegd - dat verdachte zijn auto met paardentrailer naar rechts heeft gestuurd terwijl hij de groep fietsers nog niet helemaal was gepasseerd. Door deze gedragingen zou een aanrijding zijn ontstaan met één of meer fietsers.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder primair tenlastegelegde. Daarbij heeft de officier van justitie gewezen op getuigenverklaringen waaruit volgt dat verdachte de groep fietsers met hoge snelheid heeft ingehaald, te vroeg naar rechts is gekomen en daarbij een van de fietsers heeft geraakt. Verdachte heeft, volgens zijn verklaring ter terechtzitting, ook pas in zijn spiegels gekeken toen hij de groep fietsers al niet meer kon zien, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen in het dossier zijn ontoereikend voor de gevolgtrekking dat verdachte op enigerlei wijze te hard zou hebben gereden of te vroeg naar rechts zou hebben gestuurd, hetgeen verdachte ook ontkent. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat de fietser door een andere oorzaak dan de aanrijding - die volgens verdachte niet heeft plaatsgehad - ten val is gekomen. In dat verband heeft de raadsman er nog op gewezen dat uit het technisch onderzoek van de politie niet volgt dat er daadwerkelijk contact is geweest tussen de paardentrailer en de fiets van het slachtoffer terwijl de door de politie gehoorde getuigen wisselend over het gebeurde hebben verklaard. Deze verklaringen kunnen het bewijs voor het tenlastegelegde dan ook niet dragen.
Het oordeel van de rechtbank