vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/879505-17
Datum uitspraak: 21 juni 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1990] ,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
postadres: [postcode 1] [straatnaam 1] te [gemeente] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 mei 2018, 24 mei 2018 en 7 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 augustus 2017.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 8 december 2017 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2017
tot en met 10 juni 2017 te Haler, gemeente Leudal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 januari
2017 tot en met 10 juni 2017 te Haler, gemeente Leudal, en/of Beverwijk
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
(telkens) om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van amfetamine en/of MDMA, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA,
zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor
te bereiden en/of te bevorderen
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te
vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- een (deel van een) loods, gelegen aan de [straatnaam 2] , gemeente
Leudal, (als opslagruimte voor chemicaliën en/of grondstoffen en/of als
productieruimte) gehuurd en/of laten huren en/of ter beschikking gesteld en/of
- een of meerdere container(s) (als opslagruimte voor chemicaliën en/of
grondstoffen) gehuurd en/of laten huren en/of beschikbaar gesteld en/of
- een of meerdere container(s) (als opslagruimte voor chemicaliën en/of
grondstoffen) geplaatst en/of laten plaatsen op de [straatnaam 3]
en/of
- meerdere, althans een, onderde(e)l(en) van een productieopstelling
voorhanden gehad, te weten: een kookopstelling en/of een destillatieopstelling
en/of een of meerdere au bain-marie ketel(s) en/of een of meerdere
dampafvoer(en) en/of een of meerdere gaswasser(s) en/of
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden
gehad, waaronder: jerrycans en/of (klemdeksel)vaten en/of verwarmingsdekens
en/of lasdekens en/of gasflessen en/of gasbranders en/of maatbekers en/of
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad,
waaronder: fosforzuur en/of formamide en/of caustic soda en/of zoutzuur en/of
BMK en/of APAA en/of APAAN;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Inleiding.
Verdachte wordt - kort gezegd - beschuldigd van het medeplegen van:
het produceren van amfetamine;
voorbereidingshandelingen gericht op de productie van amfetamine en/of MDMA
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van het bereiden, bewerken en verwerken van amfetamine in de periode van 1 mei 2017 tot en met 10 juni 2017 (feit 1) en het medeplegen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen tot het opzettelijk vervaardigen van amfetamine en/of MDMA in de periode van 13 januari 2017 tot en met 10 juni 2017 (feit 2).
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, wegens het ontbreken van enig wettig en overtuigend bewijs, dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 1 ten laste is gelegd.
Wat betreft feit 2 acht de verdediging, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend te bewijzen hetgeen verdachte onder het vijfde en zesde gedachtestreepje, in de zin van voorwaardelijk opzet, ten laste is gelegd, te weten het in de [automerk 1] vervoeren van fosforzuur, jerrycans en hardware naar Haler. Van hetgeen verdachte voorts onder feit 2 ten laste is gelegd dient hij, aldus de verdediging, vrijgesproken te worden wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1.
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de beschikbare bewijsmiddelen onvoldoende basis voor de conclusie dat verdachte een actieve rol heeft gehad bij of anderszins een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de productie van synthetische drugs in het in een ruimte in de loods gelegen op het perceel aan de [straatnaam 2] aangetroffen amfetaminelaboratorium.
Anders dan de officier van justitie heeft aangevoerd, acht de rechtbank de omstandigheid dat de verdachte regelmatig goederen (stoffen en hardware) afleverde op het terrein aan de [straatnaam 2] – en zich ervan bewust moet zijn geweest dat deze bestemd waren voor de productie van synthetische drugs – onvoldoende om daarop het medeplegen van het produceren van amfetamine te baseren. Ook de omstandigheid dat (meermalen) gezien is dat verdachte de loods betreden heeft, is daarvoor onvoldoende.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank, met de verdediging, bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs niet bewezen dat de verdachte hetgeen hem onder feit 1 ten laste is gelegd heeft gepleegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2.
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen:
1.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 22 mei 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 2, 8 en 9 juni 2017 in de van mijn zus geleende [automerk 1] met [kenteken 1] naar een aan mij via een sms-bericht doorgegeven plaats in Beverwijk gereden. Ik moest bijvoorbeeld een keer naar het parkeerterrein van de [winkel 1] in Beverwijk rijden en daar wachten. Er reed vervolgens iemand in een soortgelijke [automerk 1] voor mij uit naar waar de rode zeecontainer stond. Toen ik er de eerste keer kwam was alles wat in de container stond met plastic folie omwikkeld. Ik ging daar gevulde jerrycans ophalen die in een rode zeecontainer opgeslagen waren. Het was dubieus en ik wist dat het niet pluis was. Bij het laden van de jerrycans werd ik geholpen door de man die voor mij uit gereden was. Er zat een vloeistof in de jerrycans. Ik reed vervolgens met de bus naar de stal op het perceel [straatnaam 2] en loste de jerrycans aldaar. Ik kreeg een bedrag van € 150,= per ritje. Het kan kloppen dat ik gezien ben terwijl ik in Haler die goederen uitlaadde. Het kan tevens zo zijn dat ik daar gezien ben terwijl ik een blauw vat uitlaadde. Ik droeg wel eens handschoenen als ik de goederen uitlaadde. Ik kwam regelmatig op het terrein aan de [straatnaam 2] .
Nadat ik een pallet op een brandstapel heb gegooid op het terrein, ben ik daar vertrokken en later die dag weer terug gekomen, met een jerrycan of een doosje.
Ik heb de steekwagen die in de loods te Haler is aangetroffen gekocht.
2.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 15 november 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De [automerk 1] bus heb ik van mijn zus geleend en die was in goede staat. Ik was niet in het bezit van de [automerk 2] met het [kenteken 2] maar ik heb er wel af en toe in
gereden. Ik ben wel de enige die gebruik heeft gemaakt van de [automerk 1] .
Als ik wat uitlaadde dan waren dat dozen of jerrycans.
U, officier van justitie, vraagt mij waar ik de dozen of jerrycans dan neer zette in Haler. Op het terrein is aan de linkerkant de boerderij en aan de rechterkant de stallen. Ik zette dan de bus neer voor de opening van de stallen op zo’n 20 à 30 meter. Ik wijs op pagina 766 de opening aan en ik zeg u dat ik de bus dan voor die opening neer zette. De spullen zette ik meestal buiten en soms binnen, zo’n 1 à 2 meter het pand in. Vaak gaf ik echter ook de spullen aan, aan de mensen die op dat terrein waren. Ik wist waar ik moest zijn om de spullen uit te laden, dat had ik gehoord van dezelfde persoon die mij eerder benaderde en mij adressen gaf.
Eind april ben ik benaderd en begin mei heb ik de eerste rit gereden. Ik weet niet meer hoeveel ritten ik heb gereden, maar ik weet wel dat ik het aantal op twee handen kan tellen.
Ik was op 2 juni 2017 in Beverwijk. U vraagt mij of ik bij [bedrijf 1] was. Ik weet dat ik op de [straatnaam 5] , dat is de parkeerplaats van de [winkel 1] , ben geweest. Ik had tevoren een kenteken door gekregen en het type bus en ik ben vanaf daar die betreffende auto achterna gereden.
Ik heb daar ook iets opgehaald en het waren jerrycans. De jerrycans werden in mijn [automerk 1] bus geladen met een heftruck.
U houdt mij voor dat ik op 08 juni 2017 ben gezien bij [bedrijf 2] . U houdt mij voor dat ik vervolgens word afgezet in Eindhoven en dan met de [automerk 1] bus vertrek en
dat om 11.17 uur de [automerk 1] in Beverwijk is. Ik moet dan wel degene met die [automerk 1] bus zijn geweest want ik was de enige die gebruik maakte van de bus.
U houdt mij voor dat er in Beverwijk vanuit een rode zeecontainer een pallet met jerrycans werd geladen met doorzichtige vloeistof. Het zou kunnen.
U houdt mij voor dat op 09 juni 2017 rond 08.00 uur in de ochtend de [automerk 1] in Beverwijk was en dat ook het nummer, wat volgens de politie bij mij in gebruik is, in Beverwijk was. U vraagt mij of ik in Beverwijk was. Ik zeg u dat ik de enige was die de [automerk 1] gebruikte.
Ik ben ongeveer 2 à 3 keer in Beverwijk geweest. Ik was dan op de parkeerplaats bij de [winkel 1] en moest dan achter die persoon aan rijden. Het was elke keer dezelfde bus. Het is wel zo dat de goederen elke keer met een heftruck werden geladen. De spullen werden dan in mijn [automerk 1] bus geladen.
Ik voerde deze opdrachten uit voor het geld. Ik kreeg per rit 150 euro betaald. Dat was dan van Eindhoven naar Beverwijk en vervolgens naar Haler. Ik hoefde de benzine
daarvan niet te betalen want de benzine werd namelijk betaald door de opdrachtgever.
Ik heb op de locatie in Haler meerdere personen gezien en dat waren personen die de goederen aan pakten.
U houdt mij voor dat er in de [automerk 3] van [medeverdachte] (Rechtbank: [medeverdachte] ) een stuk karton is aangetroffen en dat dat een verpakking van een steekwagen betreft. Ik ben degene die een steekwagen bij [winkel 2] heeft gekocht en ik heb de verpakking in zijn auto achter gelaten. Ik had een steekwagen gekocht voor de jongens in Haler omdat zij een eind moesten sjouwen met de goederen die ik bracht. Dit was op verzoek van die jongens in Haler.
Op de vraag of het klopt dat ik mij enkel heb bezig gehouden met het vervoeren van synthetische grondstoffen dan zeg ik dat dat klopt.
3.
Een schriftelijk bescheid als bedoeld in art. 344, eerste lid, aanhef en onder 2 Sv, te weten een proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO, opgemaakt door [verbalisant 1] d.d. 26 oktober 2017 (p. 13-14 aanvullend zaaksdossier), inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 12 juli 2017 omstreeks 14.45 uur en later heb ik op verzoek van
[werknemer] , werkzaam bij de DRR van de politie Oost-Brabant, een nader onderzoek
verricht aan een partij van 206 jerrycans 85% Fosforzuur welke, volgens opgaaf waren
aangetroffen in een rode container op een bedrijfsterrein, gevestigd aan de [straatnaam 3] . Dit in verband met vermoedelijke overtreding van de Opiumwet.
Onderzoek:
Ik heb van elke pallet, met in totaal 206 volle jerrycans, een jerrycan geselecteerd. Hierbij
bleek dat alle jerrycans gevuld waren met circa 20 liter heldere lijvige sterk zure vloeistof.
In totaal ging het om circa 206 x 20 = 4120 liter Fosforzuur 85%. Ik zag dat alle jerrycans
voorzien waren van drie etiketten.
Monstername:
De jerrycans zijn door mij nader onderzocht en deels bemonsterd. Bij iedere monsterneming werd door mij schoon en niet eerder gebruikt monstername materiaal gebruikt. De monsters werden vervolgens door mij verpakt en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer (SIN). De genomen monsters zijn ter analyse overgebracht naar de afdeling verdovende middelen te Rijswijk.
Het ging hierbij om de onderstaande monsters:
Analyseresultaten:
Op 14 augustus 2017 is door Ing A.B.M. van Esch — de Bruin een deskundigen rapport
opgemaakt onder NH zaaknummer: 2017.08.02.233 (aanvr 001). Uit de resultaten blijkt dat de voornoemde drie ingezonden monsters alle fosforzuur bevatten. Dit rapport is als bijlage 1 bij dit proces-verbaal gevoegd.
Interpretatie LFO:
Gelet op het aantreffen van zeven identieke jerrycans met circa 20 liter heldere lijvige sterk
zure vloeistof afkomstig uit de zeven pallets met 206 ogenschijnlijk identieke jerrycans en de analyseresultaten van de drie monsters acht ik het zeer waarschijnlijk dat alle 206 jerrycans circa 4120 liter fosforzuur bevatten.
Gelet op het aantreffen van volle en lege identieke jerrycans met fosforzuur in het amfetamine lab aan de [straatnaam 2] op 10-6-2017 acht ik waarschijnlijk dat deze partij fosforzuur bestemd was om aldaar gebruikt te worden hij de zeer grootschalige omzetting van APAA naar BMK.
4.
Een schriftelijk bescheid als bedoeld in art. 344, eerste lid, aanhef en onder 2 Sv, te weten een proces-verbaal van bevindingen onderzoek [straatnaam 2] , opgemaakt door [verbalisant 1] d.d. 11 juni 2017 (p. 760-762), inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op verzoek van [collega 2] , werkzaam als teamleider bij team ondermijning Oost-Brabant, heb ik op zaterdag 10 juni 2017 omstreeks 13:50 uur en later een onderzoek ingesteld op het perceel [straatnaam 2] . Hier was volgens opgaaf in een loods achter de woning vermoedelijk een amfetaminelab aangetroffen.
Ik heb dit onderzoek op genoemde locatie, samen met mijn [collega junior LFO-Expert] , verricht in verband met uit Arbo- en veiligheidsoverwegingen gewenst nationaal optreden bij de verkenning en ontmanteling van mogelijke (synthetische) drugsproductieplaatsen door de groep Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) van de Landelijke Eenheid.
Ik treed hierbij op als (inter)nationale veiligheids- en ervaringsdeskundige (politie-expert LFO) bij het aantreffen van vermoedelijke (synthetische) drugs productieplaatsen en heb een zeer ruime ervaring in het verkennen, onderkennen en ontmantelen van dergelijke locaties. Hierbij wordt structureel nauw samengewerkt met een veiligheidsdeskundige (LFO-brandweerexpert) evenals met gerechtelijke deskundigen van het Nederlands forensisch Instituut (NFI), afdeling Verdovende Middelen.
Onderzoek:
Ter plaatse werd mij door voornoemde teamleider de labruimte gewezen die achterin de voormalige stallen was aangetroffen. Ik zag dat deze voormalige stallen rechtsachter op het perceel lagen en bereikbaar waren via een verharde oprit vanaf de rechterzijde van het woonhuis. Ik zag dat rechts van deze oprit een langgerekte voormalige stal stond die aan het eind van de oprit naar links was verbonden met twee stallen. Ik zag dat aan het eind van deze oprit twee auto’s stonden met rechts hiervan een opening in de muur van de langgerekte voormalige stal. Ik zag dat deze opening toegang gaf tot een opengebroken ruimte met voormalige stallen waarvan de mestkelders dichtgemaakt waren.
Ik rook bij het betreden van deze open ruimte direct een typerende geur die ik herken als behorend bij de illegale vervaardiging van amfetamine. Ik zag dat rechts en links van deze ruimte een gang was die over de gehele lengte van de loods doorliep. Ik zag dat de gang links doorliep tussen verschillende stalruimten. Ik zag dat de stal eerste stalruimte rechts voornamelijk gebruikt werd voor opslag van auto-onderdelen. Ik zag dat hiertussen vier opvallend schone kunststofjerrycans staan die volgens etiket gevuld waren met 35 Kg Fosforzuur 85%.
Ik zag dat verder in de gang een deur die links toegang gaf de met auto-onderdelen gevulde
geschakelde stal achter de oprit.
Ik zag dat verder links in de gang een stal ruimte met hierin twee blauwe verzegelde 200 liter vaten die in totaal 400 liter Formamide bleken te bevatten.
Ik zag dat verder rechts in de gang een stalruimte gevuld was met 40 zakken Caustic Soda Flakes van 25 Kg en 15 blauwe jerrycans met 20 liter zoutzuur en 7 lege jerrycans van 20 liter met zoutzuur.
Ik zag dat rechtsachter in de gang in de laatste stal ruimte 19 volle witte kunststofjerrycans staan met 35 Kg Fosforzuur 85%. Ik zag dat hier ook 7 lege zoutzuur jerrycans van 20 liter stonden en dat hier vier vervuilde en gebruikte elektrische verwarmingsdekens voor het verwarmen van kunststof LFO, [straatnaam 2] / RdV 10-6-2017 Pagina 1 van 3
.200 liter vaten lagen waarvan er twee aan de binnenzijde waren bedekt met lasdekens(kennelijk om in branden in de te verwarmen kunststof vaten te voorkomen/beperken).
Ik zag dat linksachter in deze gang een deur open staan die toegang gaf tot een voormalige stalruimte van circa zes meter diep bij circa 15 meter breed.
Ik zag dat deze ruimte geheel in gebruik was voor de illegale vervaardiging van amfetamine. Ik zag dat de vloer van deze ruimte geheel bestond uit betonnen stalroosters met hieronder een mestkelder die tot circa 2 centimeter tussen de roosters geheel gevuld was met vloeistof. Ik zag dat links achter in de ruimte een deel van de betonnen roosters ontbrak en dat er een 200 liter dopvat in de vloeistof lag. Ik zag dat de sterk basische vloeistof op en aantal plaatsen een bruine drijflaag vertoonde en dat hiervan een sterke amfetamine geur afkwam. Kennelijk is er gedurende langere tijd afval van de vervaardiging
amfetamine in de mestkelder gestroomd. Bij nader onderzoek bleek dit niveau zodanig hoog dat buiten aan de achterzijde van de stal er ook sterk basische naar amfetamine ruikende vloeistof uit de mestkelder op de onbeschermde bodem uitstroomde.
Ik zag in deze ruimte onder meer diverse 200 liter klemdeksel vaten die in gebruik waren voor het logen van amfetamine,18 volle jerrycans met Fosforzuur 85 % (identiek als de jerrycans in de voornoemde stalruimtes) en 177 lege jerrycans waarvan er 21 Mierenzuur, 36 Zoutzuur en 86 Fosforzuur 85% hebben bevat.
Ik zag dat deze ruimte via een deur toegang gaf tot een ruimte van circa 8 meter breed en circa 15 meter diep en dat deze vrijwel geheel in gebruik was voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen vermoedelijk amfetamine. Ik zag dat hier namelijk een RVS kookopstelling staan die typerend is voor de l kookstap van de vervaardiging van amfetamine. Ik zag dat er drie stalen ronde AU-Bain-Marie ketels stonden gemaakt zijn om kunststof vaten van 200 liter te kunnen verwarmen. Ik zag dat er ook drie gevulde kunststof vaten van 200 liter stonden met een dampafvoer in een gaswasser en dat hiernaast een metalen kraantje stond om de vaten in en uit de ketels te kunnen hijsen.
De ketels kunnen in combinatie met de drie kunststof vaten gebruikte worden voor de omzetting van bijvoorbeeld APAA(N) naar BMK(uitgangstof voor amfetamine) met fosforzuur ofwel voor de 2e kookstap van (tussen product uit 1e kookstap) de vervaardiging van amfetamine.
Ik zag dat er ook een RVS destillatieopstelling stond waarvan de inhoud, gelet op de sporen, meerdere keren opzettelijk in de onderliggende mestkelder is uitgestort.
Ik zag achter in de ruimte meerdere lege ronde 200 liter vaten staan en zag op de betonnen mestkelder vloer ronde hopen kristallen liggen die kennelijk als restant zijn achtergebleven nadat opzettelijk de vloeistof uit de vaten in de onderliggende mestkelder is weggestroomd.
Ik heb mijn bevindingen gedeeld met voornoemde [collega 2] en aangegeven dat ik vermoedde dat voornoemde ruimten gezamenlijk gebruikt en/of bestemd zijn voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen.
Interpretatie LFO:
De in de loods aangetroffen ruimten waren in zijn geheel in gebruik voor de zeer grootschalige vervaardiging van Amfetamine vanuit BMK (die vermoedelijk ter plaatse onder andere vanuit APAA en/of andere precursoren werd vervaardigd) m.b.v. de Leuckartsynthese.
5.
Een schriftelijk bescheid als bedoeld in art. 344, eerste lid, aanhef en onder 2 Sv, te weten een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 2] d.d. 12 juni 2017 (p 748), inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 10 juni 2017 omstreeks 13:10 uur opende ik het bedrijfsvoertuig, merk [automerk 1] , [type] met liet [kenteken 3] .
Nabij dit voertuig was enkele minuten daarvoor de bestuurder [verdachte] , geboren [1990] te [geboorteplaats] , als verdachte aangehouden. Dit was bij het BP-tankstation aan de [straatnaam 6] , [postcode 2] .
Ik opende de achterdeur van die [automerk 1] en keek tegen een groot bruinkleurig stuk karton aan zodat ik niet in het voertuig kon kijken. Ik ben vervolgens op de vloer gaan staan om in het voertuig te kijken en zag dat dit leeg was. Meteen kwam mij een zeer sterke synthetische geur tegemoet. Het betrof dezelfde sterke synthetische geur als ik die middag bij het op de [straatnaam 2] aangetroffen synthetische drugs lab rook.
6.
Een schriftelijk bescheid als bedoeld in art. 344, eerste lid, aanhef en onder 4 Sv, te weten een rapport van het NFI, opgesteld door NFI-deskundige forensische drugsanalyse ing. A.B.M. van Esch- de Bruin d.d. 14 augustus 2017 (p. 15-16 aanvullend zaaksdossier), inhoudende:
7.
Een schriftelijk bescheid als bedoeld in art. 344, eerste lid, aanhef en onder 2 Sv, te weten een proces-verbaal van observatie op 3 mei 2017, opgemaakt door [verbalisant 3] , M137, M132, M104, M112, M119, M121 en M139 d.d. 15 mei 2017 (p. 618 e.v.), inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij verbalisanten hebben op woensdag 3 mei2017, tussen 09.30 en 16.00 uur geobserveerd en daarbij hebben wij de volgende waarnemingen, bevindingen gedaan en/of handelingen verricht:
(waarnemingen, bevindingen een handelingen zijn niet opgenomen i.v.m. anonimiseren)
8.
Een schriftelijk bescheid als bedoeld in art. 344, eerste lid, aanhef en onder 2 Sv, te weten een proces-verbaal van observatie op 8 juni 2017, opgemaakt door [verbalisant 3] , M112, M101, M104, M121, M122, M132, en M139 d.d. 20 juni 2017 (p. 687-689), inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij verbalisanten hebben op donderdag 8 juni 2017, tussen 09.00 uur en 17.30 uur geobserveerd en daarbij hebben wij de volgende waarnemingen, bevindingen gedaan en/of handelingen verricht:
(waarnemingen, bevindingen een handelingen zijn niet opgenomen i.v.m. anonimiseren)
9.
Een schriftelijk bescheid als bedoeld in art. 344, eerste lid, aanhef en onder 2 Sv, te weten een proces-verbaal onderzoek baken gegevens op 9 juni 2017, opgemaakt door [verbalisant 4] d.d. 20 juni 2017 (p. 707), inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 16 juni 2017 werd door het onderzoeksteam de bakengegevens van de witte [automerk 1] [type] , voorzien van het [kenteken 3] ontvangen.
De tijd van de bakengegevens betreft de daadwerkelijke tijd.
Uit de bakengegevens kon het volgende worden opgemaakt:
(waarnemingen, bevindingen een handelingen zijn niet opgenomen i.v.m. anonimiseren)
De beoordeling van het bewijs.
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna bewezen is verklaard.
Verdachte is voor het eerst in beeld gekomen op 3 mei 2017. Toen zag het observatieteam dat goederen in een [automerk 1]
(hierna: de [type] )werden geladen. Verdachte heeft verklaard dat alleen hij in de [type] reed. De goederen die op 3 mei 2017 in de [type] zijn geladen, zijn vervolgens door verdachte naar Haler gereden en op het terrein van de [straatnaam 2] uitgeladen. Het betrof een aantal dozen en ook een blauw vat.
Ter terechtzitting heeft verdachte voorts verklaard dat hij meerdere malen in de [type] naar Beverwijk is gereden om jerrycans met vloeistoffen te laden. De jerrycans werden door een man met een heftruck in de [type] geladen. De jerrycans bracht hij naar Haler en hij hielp daar met het lossen van de [type] . Het staat genoegzaam vast dat deze jerrycans fosforzuur bevatten.
Voor de ritten naar Haler kreeg verdachte een financiële vergoeding van € 150,= per keer.
Om ten laste van verdachte tot een bewezenverklaring van overtreding van artikel 10a van de Opiumwet te kunnen komen, is vereist dat kan worden vastgesteld dat verdachte – kort gezegd – opzet heeft gehad op het voorbereiden c.q. bevorderen van de productie van synthetische drugs. Dat kan, zoals ook aan verdachte is tenlastegelegd, onder meer door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat die bestemd waren voor die productie. Bij het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen die, zoals fosforzuur, in principe niet verboden zijn, dient dan meer in het bijzonder te kunnen worden vastgesteld of de verdachte opzet had op die criminele bestemming en of hij handelde om de productie van synthetische drugs voor te bereiden of te bevorderen. Voorwaardelijk opzet is voldoende, waarvan sprake is indien de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat genoemde omstandigheid zich zal voordoen.
Dat verdachte minstgenomen in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op het bevorderen van de productie van synthetische drugs en op de criminele bestemming van de hardware en hoeveelheid fosforzuur, acht de rechtbank bewezen.
De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat voor de productie van synthetische drugs verschillende soorten hardware (ketels, kolven, verwarmingsdekens etc) en grote hoeveelheden chemicaliën nodig zijn, die doorgaans niet makkelijk anoniem zijn te verkrijgen, en ook dat chemische stoffen die vaak bij de productie van synthetische drugs worden gebruikt in jerrycans en blauwe vaten zijn verpakt. Voorts is het inmiddels een feit van algemene bekendheid dat laboratoria gericht op de productie van synthetische drugs vaak in het buitengebied van de provincie worden aangetroffen en dat deze laboratoria zich vaak bevinden in loodsen en stallen. Redenen om te veronderstellen dat verdachte hiervan geen kennis droeg, heeft het strafdossier noch het verhandelde ter terechtzitting opgeleverd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, naast een blauw vat en enkele dozen, meermalen op verzoek van anderen en tegen een financiële vergoeding, grote hoeveelheden vloeistoffen, verpakt in jerrycans, heeft afgeleverd bij een stal/loods, alwaar deze jerrycans door anderen werden aangenomen. Het behoeft geen betoog dat een stal/loods geen gebruikelijke plek is voor chemicaliën met een legale bestemming. Dat sprake was van een illegale bestemming van de door hem vervoerde goederen blijkt overigens overduidelijk uit de gang van zaken met betrekking tot het ophalen en afleveren van goederen bij het lab op 3 mei 2017. Immers, bij die gelegenheid leverde verdachte de [type] in bij een onbekend gebleven derde, die vervolgens met de [type] vertrekt en na terugkomst de bus weer aan verdachte overdraagt, waarna verdachte met de [type] naar de [straatnaam 2] te Haler rijdt alwaar spullen worden uitgeladen, waaronder een blauw vat, kennelijk ten behoeve van het aldaar later aangetroffen amfetaminelab. Deze gang van zaken valt moeilijk te rijmen met een reguliere, niet illegale bestemming van de vervoerde stoffen en/of voorwerpen en wijst zodanig sterk op illegale praktijken, dat er een aanmerkelijke kans bestond dat in dit geval inderdaad sprake was van een illegale bestemming. Dat is ook voor verdachte zonneklaar geweest. Hij verklaart immers dat hij wel wist dat het niet pluis was, dat het dubieus was.
Dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard blijkt uit het feit dat hij, ook na 3 mei 2017, is doorgegaan om tegen een vergoeding stoffen op te halen en af te leveren op het perceel van de [straatnaam 2] te Haler. Verdachte heeft zich aldus met het daarvoor vereiste opzet schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 10a van de Opiumwet.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende en nauwe bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Verdachte is meermalen gezien met anderen, die hem hielpen met het laden en lossen van de chemicaliën en goederen die benodigd waren voor het drugslab. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Alles in onderling verband en samenhang bezien, maakt dat de rechtbank wettig en
overtuigend bewezen acht dat verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, actief betrokken was bij de voorbereidingshandelingen voor het produceren van synthetische drugs in de periode gelegen tussen 3 mei 2017 en 10 juni 2017.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
2.
op tijdstippen in de periode van 3 mei 2017 tot en met 10 juni 2017 te Haler, gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van amfetamine en/of MDMA, zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit
hebbende hij, verdachte, en een of meer van zijn mededader(s)
- een grote hoeveelheid laboratoriumbenodigdheden voorhanden
gehad, te weten: jerrycans en vaten en
- grote hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad,
te weten: fosforzuur en formamide
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 54 (vierenvijftig) maanden wordt opgelegd, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. De onder verdachte in beslag genomen [automerk 1] dient verbeurd te worden verklaard.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie heeft voorts kenbaar gemaakt voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt, dat wat betreft de straftoemeting volstaan dient te worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het al ondergane voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke vrijheidsstraf. Verdachte is voorts in staat en bereid om een taakstraf te verrichten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van MDMA en amfetamine. Verdachte heeft meerdere malen hoeveelheden chemicaliën, bestemd voor de productie van synthetische drugs, ophaalde in Beverwijk en afleverde in Haler. Ook heeft hij hardware geleverd ten behoeve van dat laboratorium.
Hoewel verdachte niet zelf synthetische drugs heeft geproduceerd en daar ook geen directe uitvoerende bijdrage aan heeft geleverd, is zijn gedrag zeer laakbaar. Door zijn handelen houdt verdachte immers indirect wel de productie van synthetische drugs in stand en levert hij daaraan een wezenlijke bijdrage. De (chemische processen bij de) productie van synthetische drugs, de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie en de dumpingen van drugsafval brengen grote veiligheidsrisico’s en risico’s voor de volksgezondheid met zich. Het is ook algemeen bekend dat het gebruik van synthetische drugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs, dat voornoemde drugs kunnen leiden tot een lichamelijke of geestelijke verslaving en dat verslaafde gebruikers misdrijven plegen om aan geld te komen om in hun verslaving te kunnen voorzien. Het is tot slot ook een feit van algemene bekendheid dat de productie van en handel in synthetische drugs in handen is van grote, georganiseerde criminele verbanden die daarmee grote winsten maken en hun belangen in deze handel en productie beschermen met geweld en bedreiging met geweld. Uit zijn handelwijze blijkt dat verdachte deze negatieve maatschappelijke gevolgen kennelijk ondergeschikt acht aan eigen financieel gewin.
Het feit dat hij betrokken was bij zowel de opslag als de distributie van de chemicaliën en daarmee een - vergeleken met andere verdachten in dit onderzoek - belangrijke rol heeft gehad rekent de rechtbank hem extra aan.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 april 2018 ter zake verdachte, blijkt voorts dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank evenwel mee dat verdachte, in plaats van te blijven zwijgen, deels openheid van zaken heeft gegeven, zijn rol heeft erkend en inzicht heeft getoond in de factoren die tot zijn keuzes hebben geleid.
De rechtbank zal - mede nu zij verdachte vrijspreekt van het onder feit 1 ten laste gelegde - een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
De rechtbank ziet echter in de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden geen aanleiding om van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die hernieuwde vrijheidsbeneming meebrengt af te zien. Het strafvoorstel van de verdediging, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform de duur van het voorarrest eventueel in combinatie met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en/of werkstraf, is naar het oordeel van de rechtbank niet te verenigen met de ernst van het bewezenverklaarde en het gewicht van de bijdrage van verdachte aan de productie van synthetische drugs en alle maatschappij ontwrichtende gevolgen die daarvan het resultaat kunnen zijn. Anders gezegd: de productie van synthetische drugs is een maatschappelijk kwaad en het plegen voorbereidingshandelingen gericht op die productie moet zwaar worden bestraft uit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf die het voorarrest in aanzienlijke mate overstijgt.
De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan de rechthebbende nu het niet vatbaar is voor verbeurdverklaring en het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.
In het bijzonder overweegt de rechtbank ten aanzien van de [automerk 1] [type] dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat dit voertuig aan een ander dan verdachte toebehoort en dat het strafdossier noch het verhandelde ter terechtzitting voldoende aanknopingspunten hebben opgeleverd voor de conclusie dat de eigenaar van de [type] het voertuig aan verdachte ter beschikking heeft gesteld wetende dat daarmee chemicaliën bestemd voor de productie van synthetische drugs zouden worden vervoerd. Voor een verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van dat voertuig is daarom geen plaats.
De voorlopige hechtenis.
De verdachte bevindt zich thans in een geschorst bevel tot voorlopige hechtenis op de verdenking van het medeplegen van het produceren van synthetische drugs en het medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe. Van het medeplegen van productie wordt verdachte vrijgesproken, voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen zal verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd die de duur van het voorarrest zal overtreffen. De rechtbank heeft zich de vraag gesteld wat deze strafoplegging voor het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis dient te betekenen. Verdachte heeft immers in beginsel het recht zijn verdere berechting, bijvoorbeeld in het geval van een hoger beroep, in vrijheid af te wachten.
Verdachte wordt veroordeeld voor voorbereidingshandelingen gericht op de productie van synthetische verdovende middelen. De productie van en of de handel in synthetische verdovende middelen is een groot maatschappelijk probleem omdat deze strafbare feiten vaak gepaard gaan met andere vormen van soms de samenleving ondermijnende criminaliteit waartegen de overheid optreedt met inzet van veel middelen en personeel. Het zou voor de samenleving niet te begrijpen zijn wanneer een verdachte, waarvan bewezen is geacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de productie van synthetische verdovende middelen, zijn verdere berechting in vrijheid zou mogen afwachten, tenzij er sprake is van bijzondere zwaarwichtige, de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden op grond waarvan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis, moet wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte. Dergelijke omstandigheden zijn weliswaar aangevoerd en ook gebleken, doch uiteindelijk onvoldoende klemmend bevonden om het bevel tot voorlopige hechtenis niet te doen herleven.
De rechtbank zal daarom de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang opheffen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 47, 57;
Opiumwet art. 10a.
DE UITSPRAAK
verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde onder feit 2 bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 2:
medeplegen van:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegdverklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straf:
t.a.v. feit 2:
Gevangenisstrafvoor de duur van
36 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Gelast de teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten de [automerk 1] Benz [type] , met [kenteken 3] aan de rechthebbende.