In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 9 april 2018, wordt de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een veehouderij behandeld. De vergunninghoudster heeft meermalen wijzigingen in de aanvraag doorgevoerd, wat heeft geleid tot onduidelijkheid over de vergunde stikstofdepositie en de rechtszekerheid. De rechtbank stelt vast dat de vergunninghoudster niet duidelijkheid heeft verschaft over de gegevens waarop de Gedeputeerde Staten (GS) zijn uitgegaan bij het verlenen van de Nbw-vergunning op 12 mei 2015. Dit gebrek in het bestreden besluit wordt door de rechtbank als significant beschouwd, aangezien het niet mogelijk is om te achterhalen welke gegevens relevant zijn voor de vergunningverlening.
De rechtbank oordeelt dat de wijze van vergunningverlening in strijd is met de rechtszekerheid, omdat zowel de vergunninghoudster als de eisers niet weten waar zij zich aan moeten houden. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Dit moet gebeuren door een nieuwe beslissing op de aanvraag te nemen, waarbij verweerder expliciet de vergunde situatie en de bijbehorende emissies moet vermelden. Daarnaast moet er een nieuwe vormvrije MER-beoordeling worden gemaakt en moeten de akoestische gevolgen van de wijziging van biologische naar chemische luchtwassers worden beoordeeld.
De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht nog niet zijn behandeld. De uitspraak is openbaar gedaan en de partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.