Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 4 december 2017 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaatsnaam] , en [eiser] , te [plaatsnaam] , eisers 1
[eiseres] en [eiser] , te [plaatsnaam] , eisers 2
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
27 mei 2010 (één jaar na de uitspraak van de Afdeling inzake het bestemmingplan “Spoorzone”) tot en met 13 oktober 2011, de datum van inwerkingtreding van een voorbereidingsbesluit. Voor en na deze periode was sprake van voorbereidingsbescherming. Van eisers kan niet in redelijkheid worden verlangd dat zij een concrete benuttingspoging ondernamen op een moment dat sprake was van voorbereidingsbescherming.
30 juni 2011 omdat het in strijd is met de Detailhandelsvisie en uit oogpunt van externe veiligheid, dit vanwege de komst van veel publiek in een pand direct naast een spoorlijn.
€ 116,09). De rechtbank beschouwt beide beroepen als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, eerste lid van het Bpb. Eisers hebben voorts aanspraak op de gevraagde vergoeding van de reiskosten van € 20,-.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten en de herstelbesluiten;
- draagt verweerder op binnen 26 weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eisers 1 en € 333,- aan eisers 2 te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.474,36.