ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6896

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/5964 BELEI
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Planschade door verlies aan diversiteit van gebruiksmogelijkheden van een perceel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 oktober 2012 uitspraak gedaan in een geschil over planschade. Eiseres, Pembroek B.V., had een verzoek ingediend om een tegemoetkoming in de schade die zij lijdt door een waardevermindering van haar perceel, veroorzaakt door wijzigingen in het bestemmingsplan van de gemeente Wijdemeren. De rechtbank oordeelde dat de gemeente ten onrechte had gesteld dat eiseres passieve risicoaanvaarding had aanvaard door niet alle gebruiksmogelijkheden van het perceel te benutten. De rechtbank stelde vast dat het feitelijk onmogelijk was om alle gebruiksmogelijkheden te benutten en dat eiseres niet kon worden verweten dat zij geen concrete pogingen had ondernomen om deze mogelijkheden te realiseren. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de gemeente en droeg hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van de diversiteit van gebruiksmogelijkheden en de gevolgen daarvan voor de waardering van onroerend goed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/5964 BELEI
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Pembroek B.V.,
gevestigd te Loosdrecht,
eiseres,
gemachtigde C. Balandis-de Vroome,
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Wijdemeren,
verweerder,
gemachtigde mr. A. van Dekken.
Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om een tegemoetkoming van planschade afgewezen.
Bij besluit van 25 oktober 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 september 2012.
Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tevens is namens verweerder mr. W.M. Eeuwen, senior jurist bij de schadebeoordelingscommissie, ter zitting verschenen.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten, omstandigheden en standpunten.
1.1. Eiseres is eigenaar van het perceel/ de percelen [adres 1] en [adres 2] te [plaats] (hierna: het perceel). De gemeenteraad van Wijdemeren heeft op 22 maart 2007 het bestemmingsplan “Kern Nieuw Loosdrecht” vastgesteld. Op 26 november 2008 is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden. Eiseres stelt dat zij schade lijdt, omdat de waarde van haar perceel is gedaald door wijzigingen in het onherroepelijk geworden bestemmingsplan. Eiseres heeft op 2 april 2010 verzocht om een tegemoetkoming in de schade.
1.2. Vast staat dat er onder het oude bestemmingsplan geen belemmeringen golden met betrekking tot de milieubelasting van het perceel. Op basis van het nieuwe bestemmingsplan “Kern Nieuw Loosdrecht” is het perceel deels bestemd voor bedrijven in ten hoogste de milieucategorie 2 en deels voor bedrijven in ten hoogste milieucategorie 3.1. Verder is een bedrijf ter vervaardiging van aroma’s, geur- en smaakstoffen en farmaceutische grondstoffen, zoals het bedrijf dat reeds op het perceel is gevestigd, in ten hoogste milieucategorie 4.2 op maat bestemd. Niet in geding is dat deze wijziging een beperking van de gebruiksmogelijkheden van het perceel inhoudt.
1.3. Eiseres stelt dat zij als gevolg van de genoemde beperking van de gebruiksmogelijkheden van het perceel vermogensschade lijdt. Eiseres voert daartoe aan dat de waarde van zijn onroerend goed en zijn perceel daalt, doordat de beperking van de gebruiksmogelijkheden ook de groep potentieel kopers beperkt.
1.4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat in casu sprake is van zogenoemde passieve risicoaanvaarding. Dat betekent dat naar zijn oordeel eiseres door de oorspronkelijke onder het oude bestemmingsplan bestaande mogelijkheden niet (volledig) te benutten, het risico heeft aanvaard dat die door bestemmingswijziging worden beperkt. Verweerder stelt daartoe dat passieve risicoaanvaarding ook betrekking heeft op wijziging of beperking van de gebruiksmogelijkheden. Naar het oordeel van verweerder heeft eiseres om die reden geen recht op vergoeding van planschade.
2. Ingevolge het bepaalde in artikel 6.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) kennen Burgemeester en wethouders degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
3. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling van het geschil.
3.1. In geschil is uitsluitend de vraag of de planschade ten laste van eiseres dient te blijven op de grond dat eiseres, door de onder het oude bestemmingsplan bestaande gebruiksmogelijkheden niet te benutten, het risico dat deze mogelijkheden zouden kunnen vervallen passief heeft aanvaard.
3.2. Verweerder stelt dat eiseres circa 1 jaar en 10 maanden (de periode tussen de ter visie legging van het voorontwerp en de ter visielegging van het ontwerp bestemmingsplan) de gelegenheid heeft gehad om de nog niet verwezenlijkte gebruiksmogelijkheden alsnog te benutten, door de economisch meest optimale gebruiksmogelijkheid op zijn perceel te ontwikkelen of te laten ontwikkelen. Nu eiseres in deze periode geen concrete pogingen daartoe heeft ondernomen, is er sprake van passieve risicoaanvaarding, aldus verweerder.
3.3. Eiseres stelt dat haar geen passieve risicoaanvaarding kan worden tegengeworpen, omdat de planologische gebruiksmogelijkheden reeds maximaal op het perceel werden benut en eiseres niet de intentie heeft gehad om de activiteiten uit te breiden of te wijzigen. Eiseres stelt dat er ook geen schade wordt geleden als gevolg van vervallen van uitbreidings- of wijzigingsmogelijkheden als zodanig, maar door het op maat bestemmen en terugschalen van de milieucategorieën. Hierdoor is het perceel bij een eventuele verkoop immers voor minder bedrijven geschikt, hetgeen volgens eiseres een waardevermindering van het perceel tot gevolg heeft.
3.4. Ter toetsing ligt de vraag voor of eiseres kan worden tegengeworpen dat zij geen concrete pogingen heeft verricht tot realisatie van de maximale gebruiksmogelijkheden onder het oude bestemmingsplan en daarmee of er sprake is van passieve risicoaanvaarding.
3.5. De rechtbank overweegt dat er bij de beoordeling van de passieve risicoaanvaarding een onderscheid dient te worden gemaakt tussen eiseres als gebruiker van het perceel en eiseres als eigenaar van het perceel. Als eiseres optreedt als gebruiker van het perceel dient er te worden gekeken naar de toepassing van de gebruiksmogelijkheden van het perceel, terwijl er naar de waarde dat het perceel dient te worden gekeken als eiseres optreedt als eigenaar van het perceel. De rechtbank stelt vast dat eiseres in dit geval optreedt als eigenaar van het perceel. Voor eiseres is dus aan de orde een (eventuele) waardevermindering van het perceel door het verlies aan diversiteit van de gebruiksmogelijkheden.
3.6. Verweerder heeft ter zitting ter onderbouwing van zijn stelling verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 18 april 2012 (te vinden op www.rechtspraak.nl LJN: BW3066). De rechtbank overweegt dat het in dit geval, anders dan in de uitspraak van de Afdeling, niet gaat om het benutten van één van de twee gebruiksmogelijkheden, maar om het laten bestaan van de diversiteit van de vele gebruiksmogelijkheden van het perceel.
3.7. De rechtbank overweegt dat de mogelijkheid die verweerder ter zitting heeft aangevoerd ter voorkoming van passieve risicoaanvaarding, zijnde het kiezen voor en het benutten van de voor verkoop meest optimale gebruiksmogelijkheid, niets afdoet aan de schade die mogelijk ontstaat door het verlies aan diversiteit van de gebruiksmogelijkheden.
Uitgaande van de enig denkbare manier voor eiseres om de beperking van het gebruiksregime voor te zijn en de diversiteit van haar gebruiksmogelijkheden veilig te stellen voor een toekomstige verkoop, zou eiseres in de visie van verweerder gehouden zijn om op het perceel alle gebruiksmogelijkheden met een hogere milieucategorie dan 2 en 3.1 te benutten. Dit uitgangspunt moet naar het oordeel van de rechtbank worden verworpen alleen al op de grond dat het feitelijk onmogelijk is om al die gebruiksmogelijkheden te benutten. Verweerder heeft ook ter zitting erkend dat dit gelet op de hoeveelheid gebruiksmogelijkheden geen realistische mogelijkheid is. Dat betekent dat verweerder uit is gegaan van een rechtens onhoudbare interpretatie van het begrip passieve risico aanvaarding. Eiseres kan niet kan worden tegengeworpen dat zij geen concrete pogingen heeft ondernomen tot realisatie van alle denkbare gebruiksmogelijkheden.
3.8. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verweerder het verzoek om de planschade te vergoeden ten onrechte met een beroep op passieve risicoaanvaarding heeft afgewezen. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de wet, meer specifiek met artikel met artikel 6.1 van de Wro.
3.9. De rechtbank ziet in casu geen mogelijkheden tot finale beslechting van het geschil nu eerst na moet worden gegaan wat de aard en de omvang van de planschade is en in hoeverre die schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Verweerder zal worden opgedragen binnen zes weken na deze uitspraak opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
3.10. Op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.
3.11. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden begroot op € 874,- (een punt voor het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting, € 437 per punt, wegingsfactor 1). De rechtbank overweegt daartoe dat de gemachtigde van eiseres werkzaam is voor Overwater Grondbeleid Adviesbureau BV, zijnde een adviesbureau dat zich onder meer bezighoudt met het beroepsmatig verlenen van rechtsbijstand en dat de gemachtigde ook in dit geval beroepsmatig rechtsbijstand heeft verleend. Verder ziet de rechtbank aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de door eiseres opgegeven reiskosten ter grootte van € 35,40.
3.12. De rechtbank ziet geen aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte deskundigenkosten. De rechtbank overweegt hierbij dat eiseres deze kosten in bezwaar heeft gemaakt en ook in bezwaar om vergoeding van de kosten heeft verzocht. Verweerder zal in het nieuwe besluit op bezwaar dan ook op dit verzoek dienen te beslissen.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door hem betaalde griffierecht € 302, - vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 909,40, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B de Vos, voorzitter,
mrs. T.J.P. van Os van den Abeelen en M.M. Verberne, leden, in aanwezigheid van
mr. S. van Douwen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2012.
de griffier de voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB