ECLI:NL:RBOBR:2017:6266

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
17_1828
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-uitkering wegens toekomstig arbeidsvermogen van jonggehandicapte

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een Wajong-uitkering aan eiseres, geboren op 28 maart 1998. Eiseres had op 24 oktober 2016 een Wajong-uitkering aangevraagd, maar de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) heeft bij besluit van 3 januari 2017 vastgesteld dat zij geen recht heeft op deze uitkering. Dit besluit werd in een later stadium, op 17 mei 2017, in bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op het moment van de aanvraag niet in staat was om een uur aaneengesloten te werken en niet over de vereiste basale werknemersvaardigheden beschikte. Echter, de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapportage aangegeven dat eiseres, ondanks haar beperkingen, in de toekomst in staat kan worden geacht om ten minste één uur aaneengesloten te werken, mits zij de juiste begeleiding en ondersteuning krijgt. De rechtbank volgde dit standpunt en concludeerde dat de situatie van eiseres niet duurzaam was, waardoor de afwijzing van de Wajong-uitkering terecht was.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 17/1828

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 december 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: A.J.S. Jong-de Hullu),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. B.H.C. de Bruijn).

Procesverloop

Bij besluit van 3 januari 2017 heeft verweerder vastgesteld dat eiseres (per 28 maart 2016) geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Bij besluit van 17 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar moeder en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres, geboren op 28 maart 1998, heeft op 24 oktober 2016 een Wajong-uitkering aangevraagd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Weliswaar is zij op dit moment niet in staat om één uur aaneengesloten te werken en beschikt zij vanuit medisch oogpunt niet over de vereiste basale werknemersvaardigheden, echter is er geen sprake van een duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.
3. Eiseres voert – kort samengevat – aan dat zij recht heeft op een Wajong-uitkering omdat zij blijvend geen arbeidsvermogen kan ontwikkelen.
4. Eiseres is na 1 januari 2015 achttien jaar geworden. De aanspraken van eiseres op een Wajong-uitkering dienen – naar niet in geschil is – te worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van hoofdstuk 1a van de Wajong 2015.
5. Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong 2015 is
jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Op grond van het vierde lid wordt onder ‘duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben’ de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Op grond van het achtste lid kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid, nadere regels worden gesteld.
6. Op grond van artikel 1a, aanhef en eerste lid, van het Schattingsbesluit heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong 2015, indien hij:
a. a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
7. Verweerder moet dus beoordelen of eiseres aan een van de laatstgenoemde vier voorwaarden voldoet en, indien dat het geval is, beoordelen of deze situatie duurzaam is. Daarbij maakt verweerder geen gebruik van de in zogenoemde schattingszaken gebruikte Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS)-systematiek, maar is gekozen voor de Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA)-systematiek. Bij deze beoordeling staat de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’ centraal. Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft verweerder het ‘Compendium Participatiewet’ vastgesteld. Blijkens de toelichting betreft dit Compendium deels een werkinstructie/naslagwerk en deels een beschrijving van verweerders beleid.
8. De rechtbank stelt voorop dat aan een rapport opgesteld door een verzekeringsarts of verzekeringsarts Bezwaar en Beroep (B&B) een bijzondere waarde toekomt in die zin, dat verweerder zijn besluiten omtrent de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene op dit soort rapportages mag baseren. Het verzekeringsgeneeskundig rapport kan deze bijzondere waarde verliezen als de betrokkene aannemelijk maakt dat dit rapport niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, inconsequenties bevat of onvoldoende is gemotiveerd. Voor het aanvechten van de inhoudelijke medische beoordeling van de verzekeringsarts B&B geldt dat een betrokkene in beginsel niet zal kunnen volstaan met de enkele stelling dat hij meer beperkt is dan de verzekeringsarts (B&B) heeft aangenomen. Hij zal dat standpunt moeten onderbouwen, bij voorkeur met medische informatie.
9. De rechtbank acht verweerders onderzoek voldoende zorgvuldig. Daarbij acht zij van belang dat de verzekeringsarts het dossier heeft bestudeerd en overleg heeft gehad met de arbeidsdeskundige die eiseres heeft gezien en gesproken. In bezwaar heeft de verzekeringsarts B&B het dossier bestudeerd, de hoorzitting van 31 maart 2017 bijgewoond en de in bezwaar overgelegde medische informatie in zijn afweging betrokken. De rechtbank heeft geen reden om te oordelen dat de verzekeringsarts B&B aanvullend onderzoek had moeten verrichten. Voorts is de rechtbank niet gebleken dat het rapport inconsistenties bevat of dat dit onvoldoende is gemotiveerd.
10. De rechtbank komt vervolgens toe aan de inhoudelijke beoordeling. Hieronder zal de rechtbank de in artikel 1a, aanhef en eerste lid, van het Schattingsbesluit opgenomen voorwaarden voor het criterium ‘geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ bespreken.
11. Bij eiseres is sprake van PDD-NOS in combinatie met een verstandelijke beperking, bij een verstoorde sociaal-emotionele ontwikkeling en dyscalculie. Eiseres is beperkt in het zelfstandig aanbrengen van structuur, plannen en organiseren en zij heeft bij alles sturing nodig. Eiseres kan moeilijk met verandering omgaan. Er is sprake van heftige gedragsproblemen waarbij stemmingsproblemen, suïcidale ideaties en automutilatie kunnen voorkomen. Eiseres komt vaak in conflict met haar omgeving omdat zij moeilijk kan afstemmen op haar omgeving. Zij laat zich moeilijk sturen en is vaak boos. Zij heeft al veel vormen van behandeling en begeleiding gehad, waarbij ook sprake is geweest van crisisopname en verblijfsperiodes elders. Ook is sprake van verschillende vormen van medicatiegebruik. Eiseres heeft een indicatie verkregen voor begeleid wonen via het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van de Wet langdurige zorg. Uit onderzoek door het CIZ kwam naar voren dat eiseres niet in staat is zelfstandig de regie te voeren en een beperkt ziekte-inzicht heeft. Eiseres heeft gevraagd en ongevraagd aansturing nodig. Het CIZ acht eiseres niet functioneel behandelbaar of leerbaar.
12. Wat betreft het aantal uren dat eiseres belastbaar is, geeft de verzekeringsarts B&B aan dat bij eiseres geen sprake is van een aandoening die leidt tot energetische beperkingen. Eiseres heeft dit betwist en verwezen naar een brief van 12 juli 2017 van behandelend psychiater P.H.G.M. Borghaerts, waarin deze wat de belastbaarheid betreft, aangeeft dat eiseres in de praktijk redelijk in staat is kortdurende zelf geplande hobbymatige werkzaamheden te verrichten. Aaneengesloten werken behoort niet tot de mogelijkheden. Zeker ook niet twee uur per dag belastbaar zijn, en ook niet het in staat zijn tot het verrichten van werkzaamheden in een arbeidsorganisatie.
De rechtbank ziet in het standpunt van psychiater Borghaerts, dat niet nader is onderbouwd, geen aanknopingspunt om aan te nemen dat verweerder de duurbelasting van eiseres onjuist heeft ingeschat. Eiseres wordt dan ook in beginsel voor ten minste vier uur per dag belastbaar geacht.
13. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres ten tijde in geding niet in staat is om ten minste een periode van een uur aaneengesloten te werken en dat zij niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, zodat zij aan deze twee voorwaarden voor ‘geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ voldoet. Omdat eiseres nog niet een uur aaneengesloten kan werken, is volgens de arbeidsdeskundige B&B het duiden van een passende taak niet aan de orde.
14. Nu eiseres aan een of meer voorwaarden voor ‘geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ voldoet, moet beoordeeld worden of deze situatie duurzaam is.
15. Volgens de primaire verzekeringsarts wordt eiseres, op grond van behandeling, rijping en de juiste begeleiding, in staat geacht in de toekomst arbeidsvermogen te ontwikkelen. De verzekeringsarts B&B heeft dat standpunt van de primaire verzekeringsarts verder toegelicht in de rapportage van 1 mei 2017. De vraag of het niet beschikken over mogelijkheden tot arbeidsparticipatie een duurzame situatie is, heeft de verzekeringsarts B&B ontkennend beantwoord.
15. Ter toelichting op de ‘duurzaamheid’ heeft verweerder aangegeven dat eiseres op dit moment vanuit medisch oogpunt niet over de vereiste basale werknemersvaardigheden beschikt. Eiseres is met adequate begeleiding in staat aan haar gedragsproblemen te werken. Op dit moment kan eiseres moeilijk zelfstandig functioneren, plannen of taken bedenken. Ook deze vaardigheden kan eiseres zich eigen maken. Eiseres heeft laten zien dat zij met adequate begeleiding een MBO-2-opleiding af kan ronden. Daarom moet zij ook in staat zijn met adequate begeleiding basale werknemersvaardigheden aan te leren. Volgens verweerder is daarbij van belang dat duidelijke en zeer strikte kaders worden gehanteerd, zonder teveel vrijheden, zodat eiseres niet de mogelijkheid krijgt om met haar onaangepaste gedrag, dat kennelijk nu nog geaccepteerd wordt, te blijven doorgaan. Hierdoor krijgt eiseres minder ruimte om te ontsporen en zal zij haar gedrag leren aanpassen.
17. Volgens verweerder kan eiseres op dit moment vanuit medisch oogpunt evenmin een uur aaneengesloten werken. Echter, gezien de beschikbare informatie over haar opleiding moet eiseres in de toekomst in staat worden geacht om ten minste één uur aaneengesloten te werken. Eiseres heeft laten zien dat zij in staat is geweest haar MBO-2-opleiding met een diploma af te ronden, zij het dat eiseres daarbij buitengewoon frequente intensieve begeleiding nodig heeft gehad. Eiseres heeft verschillende stages kunnen volbrengen, die gedurende hele dagen gelopen dienden te worden. Hierbij was de begeleiding weliswaar intensief en moest zij zeer regelmatig aangestuurd worden, maar als de taken enkelvoudig zijn, adequaat worden uitgelegd en als de kaders duidelijk zijn, is volgens de verzekeringsarts B&B niet in te zien dat eiseres met een dergelijke taak geen uur aaneengesloten bezig zou kunnen zijn. Dat haar actuele gedragsproblematiek tot problemen en inactiviteit leidt, betekent niet dat een dergelijk gedrag blijvend getolereerd moet worden. Er zijn geen medische argumenten om te veronderstellen dat eiseres niet in staat zou zijn om haar gedrag aan te passen en waarom zij met aangepast gedrag in de toekomst niet in staat zou zijn om gedurende één uur aaneengesloten te kunnen werken.
18. Volgens eiseres is haar situatie wel als duurzaam aan te merken. In beroep is in het bijzonder verwezen naar de eerdergenoemde brief van psychiater Borghaerts, waarin deze aangeeft dat de problematiek van eiseres een duurzaam karakter heeft. Volgens Borghaerts heeft het beleid/de behandeling als hoogste prioriteit het toewerken naar en behouden van stabiliteit. Borghaerts acht de stabiliteit niet gewaarborgd in een setting waarin sprake is van werkgerelateerde belasting en onrust. Eiseres is in de praktijk redelijk in staat kortdurende zelf geplande hobbymatige werkzaamheden te verrichten. Aaneengesloten werken behoort niet tot de mogelijkheden en zeker ook niet twee uur per dag belastbaar zijn, dan wel in staat zijn tot het uitvoeren van werkzaamheden in een arbeidsorganisatie (ook niet zoiets kleins als bijvoorbeeld stofzuigen).
19. De verzekeringsarts B&B heeft hierop gereageerd met het rapport van
13 september 2017. Volgens deze arts is voor de verstandelijke beperking en de persoonlijkheidsproblematiek geen curatieve behandeling bekend, zodat de verstandelijke beperking en de persoonlijkheidsproblematiek niet door medische interventie kunnen verbeteren. De medische stoornis als zodanig kan daarom (inderdaad) als duurzaam worden gezien. Bij de beoordeling van het arbeidsvermogen gaat het er echter niet om of er sprake is van een duurzame medische stoornis. De vraag die beantwoord dient te worden is of iemand in staat is in de toekomst, ondanks de medische stoornis, arbeidsvermogen te ontwikkelen. Met andere woorden: kan iemand door verdere rijping en intensieve behandeling en adequate stimulering in staat worden geacht in de toekomst arbeidsvermogen te ontwikkelen. Eiseres heeft volgens de verzekeringsarts B&B in het verleden laten zien dat zij onder intensieve en adequate stimulering wel in staat is geweest om een MBO-2-opleiding met een diploma af te ronden. Tijdens de hoorzitting gaf zij aan dat zij af en toe in staat is haar eigen hond uit te laten en tot zinvolle bezigheden te komen. Dit leidt er toe dat de verzekeringsarts B&B geen argumenten heeft om aan te nemen dat eiseres haar vaardigheden, ondanks de medische stoornis, niet verder kan ontwikkelen. Dat zij daarbij intensieve begeleiding nodig heeft, lijkt de verzekeringsarts B&B evident.
20. De rechtbank volgt de verzekeringsarts B&B in dit standpunt en acht voldoende toegelicht dat eiseres, met de ook dan benodigde begeleiding, mogelijk in de toekomst wel in staat is om ten minste gedurende een periode van een uur aaneengesloten te werken.
21. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de conclusie van de verzekeringsarts B&B omtrent de duurzaamheid te twijfelen. Uitgaande van de situatie dat eiseres op termijn in staat is arbeidsvermogen te ontwikkelen, heeft de arbeidsdeskundige B&B de verwachting uitgesproken dat het voor eiseres mogelijk moet zijn om eenvoudige werkzaamheden, zoals het handmatig afwassen van eetbakken van honden en katten, te verrichten met de nodige begeleiding en ondersteuning in een beschutte werkomgeving. De rechtbank heeft geen reden om aan dit standpunt te twijfelen en deelt verweerders verwachting dat eiseres in staat is om in de toekomst een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie.
22. Gelet op het voorgaande heeft eiseres op haar 18e verjaardag nog geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie, maar is deze situatie niet duurzaam. Verweerder heeft dan ook terecht geweigerd eiseres in aanmerking te brengen voor een Wajong-uitkering.
23. Het beroep is ongegrond en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F.E. van Olden-Smit, voorzitter, en mr. F.M. Rijnbeek en mr. I. Ravenschlag, leden, in aanwezigheid van E.H.J.M.T. van der Steen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.