ECLI:NL:RBOBR:2017:6248

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
17_2020
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong 2015-uitkering wegens laattijdige aanvraag en onvoldoende medische gegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, geboren op 17 september 1981, had op 3 november 2015 een Wajong-uitkering aangevraagd, maar deze aanvraag werd door verweerder afgewezen. De afwijzing was aanvankelijk gebaseerd op het feit dat eiser op zijn 18e verjaardag niet in Nederland of een EU-land woonde. Dit argument werd later niet langer gehandhaafd, maar verweerder stelde dat er onvoldoende medische informatie beschikbaar was om de situatie van eiser op zijn 18e verjaardag vast te stellen. Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat hij voldoende medische informatie had ingediend om zijn beperkingen aan te tonen.

De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiser dateerde van na 1 januari 2015, waardoor de Wajong 2015 van toepassing was. De rechtbank benadrukte dat het risico van het niet kunnen vaststellen van de medische situatie op de datum in geding voor rekening van eiser kwam, aangezien hij 16 jaar na zijn 18e verjaardag een aanvraag indiende. De rechtbank concludeerde dat de beschikbare medische gegevens onvoldoende waren om te concluderen dat eiser op zijn 18e verjaardag arbeidsongeschikt was. De rechtbank onderschreef het standpunt van de verzekeringsarts, die had vastgesteld dat de door eiser overgelegde medische informatie te summier was om beperkingen vast te stellen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 december 2017, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 17/2020

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 december 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Akdeniz),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: E.A.M. Vervoort – ter Haar).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juli 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om in aanmerking te worden gebracht voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015), afgewezen.
Bij besluit van 6 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser is geboren op 17 september 1981. Op 3 november 2015 heeft hij een Wajong-uitkering aangevraagd. Bij primair besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen omdat eiser op zijn 18e verjaardag niet in Nederland of een land van de EU, EER of Zwitserland woonde.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze motivering niet langer gehandhaafd. Niettemin bestaat volgens verweerder geen recht op een Wajong-uitkering, omdat er onvoldoende medische informatie beschikbaar is om de medische situatie van eiser op zijn 18e verjaardag adequaat te kunnen vaststellen. Verweerder merkt eiser niet aan als jonggehandicapte in de zin van artikel 1a:1 van de Wajong.
3. Eiser kan zich hiermee niet verenigen en stelt daartoe dat hij wel voldoende medische informatie heeft ingebracht om zijn beperkingen op zijn 18e verjaardag vast te kunnen stellen. Eiser stelt dat hij toen op basis van zijn klachten en stoornissen volledig arbeidsongeschikt was. Ter onderbouwing van zijn beroep heeft eiser een functionele mogelijkhedenlijst overgelegd, waarop door de psychiater dr. Ülkeroglu is aangegeven welke beperkingen eiser had.
4. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag van eiser dateert van na 1 januari 2015. Dat betekent dat de Wajong 2015 van toepassing is en dat moet worden beoordeeld of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet is aan te merken als jonggehandicapte in de zin van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong 2015. Volgens deze bepaling is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
5. De rechtbank stelt voorop dat de omstandigheid dat door tijdsverloop de medische situatie in het verleden niet meer verantwoord kan worden vastgesteld, voor risico moet blijven van degene die (alsnog) een aanvraag indient. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), bijvoorbeeld uit de uitspraken van 3 juni 2008 (ECLI:NL:CRVB:2008:BD4453), 3 september 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BN6074) en 24 december 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BO9240). Eiser heeft ongeveer 16 jaar na zijn 18e verjaardag een aanvraag ingediend. Het risico dat gegevens uit de relevante periode moeilijk te vinden zijn, moet, gelet op de genoemde rechtspraak, voor rekening van eiser blijven.
6. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige
wijze heeft plaatsgevonden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verzekeringsarts Bezwaar en Beroep (B&B) kennis heeft genomen van de beschikbare medische informatie en alle in bezwaar overgelegde medische informatie kenbaar in de afweging heeft betrokken. De stelling van eiser dat de verzekeringsarts B&B een lichamelijk onderzoek had moeten verrichten, gelet op de lichamelijke klachten, volgt de rechtbank niet. Eisers lichamelijke klachten zijn namelijk ontstaan na een auto ongeval in 2014. Aangezien dit gelegen is ver na de datum hier in geding, 17 september 1999, zijn deze lichamelijke klachten dus niet relevant voor de beoordeling.
7. Volgens de verzekeringsarts B&B zijn de door eiser (in bezwaar) overgelegde gegevens
te summier om te belastbaarheid te kunnen vaststellen. Veel informatie ziet namelijk op de situatie van ver na eisers 18e verjaardag en de informatie van de dermatoloog uit 1991 en 1999 leidt niet tot het aannemen van beperkingen. In zijn rapport van 2 juni 2017 gaat de verzekeringsarts B&B vervolgens in op de door eiser overgelegde verklaringen van psychiater dr. F. Ülkeroglu en psychiater A.G. Dijkhuizen. Eerstgenoemde psychiater vermeldt weliswaar gegevens over de periode van 1991 tot 1999, maar zijn verklaring is te onduidelijk. Het lijkt te gaan om losse opmerkingen/aantekeningen en niet duidelijk is welk onderzoek is verricht. De kale plekken op het hoofd van eiser kunnen volgens de verzekeringsarts B&B samenhangen met stress, maar het is niet vast te stellen welke beperkingen en in welke mate moeten worden gesteld. Ook de informatie van Dijkhuizen biedt hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. In dit verband stelt de verzekeringsarts B&B dat – gelijk deze psychiater aangeeft – het plausibel is dat de psychische klachten al aanwezig waren op het 18e jaar. Echter, de verzekeringsarts B&B acht het niet aannemelijk dat de actuele klachten en beperkingen hetzelfde zijn als toen. Er zijn inmiddels 16/17 jaar verstreken en in de tussentijd heeft eiser het nodige meegemaakt, waaronder het overlijden van zijn vader.
8. De rechtbank onderschrijft het standpunt van de verzekeringsarts B&B. Uit voormelde informatie kan worden afgeleid dat eiser op de datum in geding te maken had met psychische klachten, maar uit deze informatie kan op geen enkele wijze worden afgeleid welke beperkingen eiser had. Ook in beroep is deze duidelijkheid niet verkregen. De door eiser overgelegde functionele mogelijkhedenlijst (FML), die is ingevuld door psychiater Ülkeroglu, maakt dit niet anders. Nog daargelaten dat bij een Wajong 2015-beoordeling geen FML wordt opgesteld, maar gebruik wordt gemaakt van de zogenoemde SMBA-systematiek, acht de rechtbank daarbij van belang dat deze FML door ÜIkeroglu geenszins is voorzien van een nadere motivering. Zo is niet duidelijk op grond van welk onderzoek hij de beperkingen heeft aangenomen en op welke datum de FML betrekking heeft. Aan deze FML kan dan ook niet de door eiser gewenste waarde worden toegekend. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er dan ook onvoldoende medische objectiveerbare gegevens voorhanden, die zien op de datum in geding, op grond waarvan arbeidsbeperkingen zouden moeten worden aangenomen. Voor zover er al sprake was van het aanwezig zijn van een stoornis op de datum in geding, impliceert dit niet dat er op dat moment ook beperkingen uit voortvloeiden.
9. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft aangenomen dat eiser op zijn 18e verjaardag niet arbeidsongeschikt was in de zin van de Wajong 2015.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Rijnbeek, voorzitter, en mr. L. Soeteman en
mr. E. Benetreu, leden, in aanwezigheid van mr. P.A.M. Laro, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.