ECLI:NL:RBOBR:2017:585

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2017
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
16_2587
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing en looninhouding van een facilitair medewerker van de Technische Universiteit Eindhoven wegens ernstig plichtsverzuim

Op 9 februari 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een facilitair medewerker van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) en het College van Bestuur van de TU/e. De medewerker was op non-actief gesteld en had een deel van zijn loon ingehouden gekregen vanwege verdenking van ernstig plichtsverzuim. De TU/e beschuldigde de medewerker ervan zonder toestemming goederen van het terrein te hebben meegenomen, waaronder flessen wijn. De medewerker betwistte de beschuldigingen en stelde dat hij de goederen met toestemming had verplaatst. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren voor de verdenking van ernstig plichtsverzuim, waardoor de schorsing en looninhouding gerechtvaardigd waren. Echter, het contact- en toegangsverbod dat aan de medewerker was opgelegd, werd door de rechtbank vernietigd, omdat de CAO Nederlandse Universiteiten geen basis bood voor dergelijke maatregelen. De rechtbank verklaarde het beroep van de medewerker gegrond en herstelde de situatie door de verboden op te heffen, terwijl de schorsing en looninhouding in stand bleven. De TU/e werd ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de medewerker.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 16/2587

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 februari 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.J. Bloemendal),
en
het College van Bestuur van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e), verweerder
(gemachtigde: mr. P.A.S. Andela).

Procesverloop

Bij besluit van 20 januari 2016 (primair besluit I) heeft verweerder eiser op non-actief gesteld. Daarnaast heeft verweerder eiser gedurende de op-non-actiefstelling de toegang tot het terrein en de gebouwen van de TU/e ontzegd (hierna: het toegangsverbod) en is het eiser zonder toestemming niet toegestaan contact op te nemen met collega’s en met mevrouw
[persoon 1] (hierna: het contactverbod).
Bij besluit van 4 februari 2016 (primair besluit II) heeft verweerder de op-non-actiefstelling van eiser verlengd per 5 februari 2016 en gedurende deze op-non-actiefstelling de bezoldiging van eiser voor één derde gedeelte ingehouden. Het toegangsverbod en het contactverbod blijven gedurende de verlenging van de op-non-actiefstelling onverkort van toepassing. Tevens is bij dit besluit aan eiser het voornemen kenbaar gemaakt de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag op te leggen.
Eiser heeft tegen de primaire besluiten afzonderlijk bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 13 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen primair besluit I en primair besluit II ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen J. van der Vegt,
P. Bloemers en M. Boers, bijgestaan door verweerders gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiser is sinds 2006 in dienst bij de Dienst Interne Zaken van de TU/e, laatstelijk in de functie van facilitair medewerker bij de afdeling Locatiemanagement, waarin hij onder meer verantwoordelijk was voor het beheer van goederen in het gebouw Gemini.
2. Nadat door de receptioniste van het gebouw Gemini bij de leidinggevende van eiser op 10 december 2015 is gemeld dat eiser sinds juni/juli 2015 regelmatig goederen uit het gebouw Gemini meeneemt en inlaadt in zijn (privé-)auto, zijn door verweerder camerabeelden bekeken van verschillende data in december 2015 en januari 2016. Daarop is op meerdere momenten te zien dat eiser via de goedereningang van gebouw Gemini goederen in zijn auto en/of een van het gebouw Berging Bijzondere Chemicaliën van de TU/e geleende vrachtwagen laadt en vervolgens het terrein van de TU/e verlaat.
3. Op 11 januari 2016 is aan Com-Connect een onderzoeksopdracht verstrekt, mede naar aanleiding van het aantreffen van goederen op Marktplaats (aangeboden door een oud-collega van eiser, mevrouw [persoon 1] ) die vermoedelijk afkomstig zijn van de TU/e. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 15 januari 2016. Het afdelingshoofd Safety en Security van de TU/e heeft vervolgens contact opgenomen met de politie en de situatie besproken. Ten slotte is eiser op 18 januari 2016 met een aantal tassen, met daarin onder andere acht flessen wijn, in zijn hand bij het verlaten van het terrein van de TU/e aangehouden door beveiligingsmedewerkers van de TU/e en overgedragen aan de politie. Namens verweerder is vervolgens aangifte gedaan van verduistering van goederen in dienstbetrekking door eiser, waarna eiser op non-actief is gesteld (primair besluit I)
.
4. In de maanden januari en februari is nader onderzoek verricht onder enkele voormalig collega’s van eiser, onder wie mevrouw [persoon 1] . Verweerder heeft de op-non-actiefstelling van eiser verlengd met ingang van 5 februari 2016 en de bezoldiging van eiser gedurende deze op-non-actiefstelling voor één derde gedeelte ingehouden (primair besluit II). Tevens is daarbij aan eiser het voornemen kenbaar gemaakt de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag op te leggen. In dat kader is op 25 februari 2016 een verantwoordings- en zienswijzegesprek gehouden met eiser.
5. Bij besluit van 18 maart 2016 heeft verweerder aan eiser de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit heeft verweerder kenbaar gemaakt het besluit op bezwaar betreffende het strafontslag aan te houden in afwachting van de uitkomst van onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van een autistische stoornis bij eiser.
6. Bij het bestreden besluit stelt verweerder zich, conform het advies van de Adviescommissie Bezwaar en Beroep van de TU/e, op het standpunt dat in het geval van eiser voldoende concrete aanwijzingen voor de verdenking van ernstig plichtsverzuim aanwezig waren. Eiser wordt ernstig plichtsverzuim verweten vanwege het zonder toestemming meenemen van goederen van het terrein van de TU/e naar zijn woning. Het opleggen van de maatregel van de op-non-actiefstelling en de verlenging daarvan zijn volgens verweerder dan ook gerechtvaardigd. Verweerder verklaart de bezwaren tegen de primaire besluiten ongegrond.
7. Eiser stelt zich in beroep op het standpunt dat er geen concrete verdenking voor plichtsverzuim was die een dergelijke vergaande en diffamerende maatregel als schorsing rechtvaardigt. Hij heeft immers onmiddellijk verteld dat de flessen wijn afkomstig waren uit een oud kerstpakket dat door een medewerker was achtergelaten en dat hij ervan was uitgegaan dat de leidinggevende ermee zou hebben ingestemd dat hij de wijn zou meenemen. De op-non-actiefstelling was op grond hiervan niet nodig en disproportioneel. Het verwijderen of verplaatsen van goederen binnen en buiten het gebouw behoort, gelet op zijn functie, tot de taak van eiser en rechtvaardigt geen schorsing. Daarnaast voert eiser aan dat het contactverbod met collega’s hem heeft beperkt in zijn mogelijkheden om zich te verweren tegen de beschuldigingen. Het CAR-UWO (de rechtbank begrijpt: CAO Nederlandse Universiteiten, hierna: CAO NU) kent geen grondslag voor een dermate vergaande maatregel. Verder bestond het nader onderzoek van verweerder slechts uit een verantwoordings- en zienswijzegesprek en uit de confrontatie met de camerabeelden. Hiervoor was een vergaande maatregel als een schorsing niet noodzakelijk. De schorsing, het contactverbod en de looninhouding waren voorbarig en disproportioneel, nu na onderzoek niet is vastgesteld dat sprake was van verduistering, heling of diefstal. Eiser stelt dat de op de camerabeelden vastgelegde goederen niet toebehoorden aan de TU/e, maar aan een studentenorganisatie waarvoor een gebouw moest worden leeggeruimd of aan [naam bouwbedrijf] . Deze goederen zijn dan ook met toestemming verplaatst naar elders op het terrein, aldus eiser.
Wettelijk kader
8. Op grond van artikel 6.12, eerste lid, van de CAO NU kan de werkgever aan de werknemer die zich aan plichtsverzuim schuldig maakt een disciplinaire maatregel opleggen welke in verhouding staat tot het plichtsverzuim. Op grond van het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, wat een goed werknemer in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
9. In artikel 6.15, eerste lid, van de CAO NU is bepaald dat, onverminderd de regels rond het opleggen van een disciplinaire maatregel, zoals genoemd in artikel 6.12, de werkgever de werknemer op non-actief kan stellen:
ls een strafrechtelijke vervolging met betrekking tot een misdrijf tegen hem is ingesteld;
wanneer de werkgever hem op de hoogte heeft gesteld van het voornemen hem in het kader van een disciplinaire maatregel onvoorwaardelijk ontslag te geven, dan wel wanneer hem die maatregel (reeds) is opgelegd;
wanneer, naar het oordeel van de werkgever, het belang van de instelling dit vereist.
10. Op grond van artikel 6.16, eerste lid, van de CAO NU kan tijdens de schorsing of de non-activiteit de bezoldiging voor één derde gedeelte worden ingehouden.
De op-non-actiefstelling
11. Aan de orde is of de geconstateerde gedragingen van eiser voldoende zijn om te kunnen spreken van een concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim, waardoor aan zijn integriteit moet worden getwijfeld en het noodzakelijk in hem te stellen vertrouwen dermate is geschaad dat het niet aanvaardbaar is dat hij zijn werkzaamheden blijft verrichten. In dat geval is volgens vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 juni 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR0128) voor een ordemaatregel als de onderhavige op-non-actiefstelling in het algemeen plaats.
12. De rechtbank overweegt als volgt. De melding van de receptioniste op 10 december 2015, inhoudende dat eiser regelmatig goederen uit het gebouw Gemini meeneemt en vervolgens met deze goederen het terrein van de TU/e verlaat, wordt bevestigd door de camerabeelden. De goederen heeft eiser meegenomen zonder toestemming van zijn leidinggevende. Op Marktplaats zijn vervolgens goederen aangetroffen die, via oud-collega [persoon 1] , namens eiser worden aangeboden en die mogelijk afkomstig zijn van de TU/e. Bovendien is eiser op 18 januari 2016 aangehouden terwijl hij acht flessen wijn, afkomstig van de TU/e, in zijn bezit had, die hij eveneens zonder toestemming van zijn leidinggevende had meegenomen. Het voorgaande levert naar het oordeel van de rechtbank voldoende concrete aanwijzingen op voor de verdenking van ernstig plichtsverzuim.
13. Verweerder heeft in dit kader terecht in zijn verweerschrift opgemerkt dat het gelet op eisers functie weliswaar niet ongewoon is dat hij goederen verwijdert of verplaatst binnen of buiten het gebouw, maar dat het niet tot zijn functie behoort om goederen zonder toestemming van zijn leidinggevende onder werktijd te verwijderen en te verplaatsen buiten het terrein van de TU/e en deze goederen vervolgens te (laten) verkopen. Voor de stelling van eiser dat de goederen die op de camerabeelden te zien zijn, niet toebehoorden aan de TU/e, maar aan studentenorganisatie URE waarvoor een gebouw moest worden leeggeruimd, of aan [naam bouwbedrijf] , ziet de rechtbank in het dossier onvoldoende aanknopingspunten. Eiser heeft deze stelling niet nader met bewijsstukken onderbouwd. Bovendien hebben betrokken personen van URE en [naam bouwbedrijf] eisers lezing van de feiten desgevraagd niet onderschreven. Ook heeft eiser niet, bijvoorbeeld door het overleggen van overdrachts- of afvoerbonnen, aannemelijk gemaakt dat hij toestemming had voor het meenemen van goederen vanaf de TU/e. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser de verdenking van ernstig plichtsverzuim niet heeft kunnen wegnemen. Of na het onderzoek (zonder twijfel) kan worden vastgesteld dat sprake was van verduistering, heling of diefstal, is voor het mogen opleggen van de maatregel van op-non-actiefstelling niet relevant.
14. Als gevolg van de genoemde concrete verdenkingen van ernstig plichtsverzuim was de integriteit van eiser in het geding, waardoor het in eiser te stellen vertrouwen zodanig was geschaad dat het niet gewenst was dat hij op enige wijze zijn werkzaamheden of andere werkzaamheden continueerde. Gelet hierop heeft verweerder in redelijkheid kunnen besluiten om in verband met het onderzoek naar het vermoedelijk plichtsverzuim van eiser, op grond van artikel 6.15, eerste lid, aanhef en onder c, van de CAO NU, de op-non-actiefstelling op te leggen en het dienstbelang te laten prevaleren boven het belang van eiser om zijn werkzaamheden te continueren. Nu het onderzoek ten tijde van de verlenging van de op-non-actiefstelling nog niet was afgerond en verweerder eiser bij de verlenging op de hoogte heeft gesteld van het voornemen om eiser onvoorwaardelijk ontslag te geven als bedoeld in artikel 6.15, eerste lid, onder b, van de CAO NU, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat niet tot die verlenging had mogen worden overgegaan. Verweerder heeft eveneens in redelijkheid kunnen besluiten om op grond van artikel 6.16, eerste lid, van de CAO NU, tijdens de op-non-actiefstelling eisers bezoldiging voor één derde gedeelte in te houden. Redenen om daarvan af te moeten zien zijn naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken.
15. De aard en de ernst van de concrete verdenking acht de rechtbank zodanig dat de opgelegde maatregelen van de (verlenging van de) op-non-actiefstelling en de looninhouding niet als onevenredig kunnen worden beschouwd. De rechtbank acht het besluit tot op-non-actiefstelling, anders dan eiser heeft betoogd, niet diffamerend. Het gaat hier om een ordemaatregel die in beginsel neutraal is (zie de uitspraak van de CRvB van 26 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH5456).
Het toegangsverbod en het contactverbod
16. De rechtbank overweegt dat de CAO NU geen bepaling bevat die het mogelijk maakt om een toegangsverbod of een contactverbod als hier aan de orde op te leggen. Nu de CAO NU geen grondslag biedt voor deze, in de rechtspositie van eiser ingrijpende, verboden kunnen zij, anders dan verweerder heeft betoogd, in rechte geen stand houden.
17. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover dat het contactverbod en het toegangsverbod betreft. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door de primaire besluiten I en II te herroepen, enkel voor zover daarbij het contactverbod en het toegangsverbod zijn opgelegd (primair besluit I) en verlengd (primair besluit II). De op-non-actiefstelling, de verlenging daarvan en het inhouden van een gedeelte van de bezoldiging blijven in stand. De rechtbank zal tevens bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit, voor zover dat is vernietigd.
18. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 168 vergoedt.
19. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1980 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 495 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij de aan eiser opgelegde contact- en toegangsverboden zijn gehandhaafd;
  • herroept de primaire besluiten I en II, voor zover daarbij aan eiser een contactverbod en een toegangsverbod zijn opgelegd, respectievelijk verlengd, en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit, voor zover dat is vernietigd;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168 aan eiser te vergoeden en
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1980.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Soeteman, voorzitter, en mr. Y.S. Klerk en mr. S.D.M. Michael, leden, in aanwezigheid van drs. J.G.J. van Geesink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.