ECLI:NL:RBOBR:2017:3588
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onduidelijkheid over machtiging en digitale handtekening
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, N.G.A. Voorbach, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Best, waarin hem werd meegedeeld dat hij € 7,70 aan leges verschuldigd was voor het verstrekken van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. Het bezwaar werd door de heffingsambtenaar niet-ontvankelijk verklaard, waarna Voorbach beroep instelde tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 11 april 2017 waren zowel eiser als Voorbach niet aanwezig, maar de heffingsambtenaar was vertegenwoordigd. De rechtbank schorste het onderzoek om eiser op te roepen voor een nadere zitting op 29 mei 2017, waarbij hij een verklaring over de volmacht moest afleggen. Eiser verscheen echter niet, en ook Voorbach gaf aan niet te willen verschijnen.
De rechtbank constateerde dat de volmacht die door Voorbach was overgelegd, niet was voorzien van een originele handtekening van eiser, maar van een digitaal geplaatste handtekening. Dit leidde tot onduidelijkheid over de vraag of eiser daadwerkelijk Voorbach had gemachtigd om namens hem beroep in te stellen. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie waarin werd gesteld dat een digitale handtekening niet volstaat als een fysieke handtekening vereist is. Aangezien eiser niet op de oproep was verschenen en er geen bewijs was dat hij Voorbach had gemachtigd, verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.