ECLI:NL:RBAMS:2016:4157

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
6 juli 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 463
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep door gebrek aan rechtsgeldige machtiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juni 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Het beroep van eiser, vertegenwoordigd door [naam 1], is niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen rechtsgeldige machtiging was overgelegd. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, dat op 12 december 2014 het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Eiser had een volmacht overgelegd waarin stond dat hij [adviesbureau] volmachtigde om in zijn naam het beroepschrift in te dienen. Echter, de rechtbank oordeelde dat de handtekening op de volmacht digitaal was geplaatst met behulp van het computerprogramma Paint, wat niet voldeed aan de eisen voor een rechtsgeldige ondertekening van een volmacht. De rechtbank had eerder verzocht om een originele handtekening, maar [naam 1] heeft deze niet verstrekt. De rechtbank concludeerde dat de overgelegde machtiging niet voldeed aan de vereisten en dat [naam 1] niet gemachtigd was om namens eiser beroep in te stellen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 15/463

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 juni 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] (hierna: [eiser] )

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigden: mrs. J. Korzelius en P. Thijssen).

Procesverloop

Bij besluit van 12 december 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van [eiser] tegen een besluit van 8 september 2014 niet-ontvankelijk verklaard.
[naam 1] (hierna: [naam 1] ) heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2015. [eiser] is niet verschenen. [naam 1] is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Op 10 juli 2015 heeft de rechtbank het onderzoek op grond van artikel 8:68, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heropend om [naam 1] in de gelegenheid te stellen nadere stukken over te leggen. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat de zaak wordt verwezen naar de meervoudige kamer.
Het onderzoek ter zitting door de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 14 juni 2016. [eiser] is niet verschenen. [naam 1] is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Korzelius, vergezeld door [naam 2] .

Overwegingen

1. [naam 1] heeft in het beroepschrift gesteld op te treden namens [eiser] . Bij het per fax ingediende beroepschrift heeft [naam 1] een volmacht overgelegd waarin staat dat [eiser] het [adviesbureau] volmachtigt om in diens naam het beroepschrift in te dienen met kenmerk [nummer] .
2. De rechtbank heeft [naam 1] in de heropeningsbeslissing van 10 juli 2015 verzocht een machtiging voor het instellen van beroep, voorzien van een originele handtekening van [eiser] , over te leggen. Ook heeft de rechtbank in die beslissing verzocht om de machtiging voor het indienen van een bezwaarschrift, voorzien van een originele handtekening, te verstrekken, omdat geconstateerd is dat deze zich niet in het dossier bevindt.
3. Bij brief van 21 juli 2015, die zowel per gewone post als per fax is verzonden, heeft [naam 1] zich op het standpunt gesteld dat de handtekening op de bij het beroepschrift overgelegde machtiging door [eiser] zelf is gezet en derhalve origineel is. Verder heeft [naam 1] in reactie op het verzoek om de machtiging voor het indienen van het bezwaarschrift een volmacht overgelegd, waarin staat dat [eiser] [adviesbureau] volmachtigt om in diens naam volledige bezwaar- en beroepsprocedures te voeren ten aanzien van het Wob-verzoek ingediend d.d. 13 augustus 2014 met als onderwerp ‘burgemeester’.
4. Eerst ter zitting heeft [naam 1] zijn standpunt, dat de handtekening onder de overgelegde machtigingen origineel is nader toegelicht. De handtekening is door [eiser] digitaal geplaatst met behulp van het computerprogramma “Paint”, waarna de handtekening is geïmporteerd en opgeslagen in een Word-document, zodat deze meermaals kan worden gebruikt, aldus [naam 1] . Dat is ook de reden dat de handtekening op de verschillende volmachten identiek is.
5. De rechtbank is van oordeel dat een digitaal geplaatste handtekening zoals hier aan de orde niet voldoet aan de aan de ondertekening van een volmacht te stellen eisen. Op de twee door [naam 1] overgelegde documenten zijn immers uit een computerprogramma afgedrukte handtekeningen geplaatst. Van een fysiek geplaatste, originele handtekening is geen sprake, terwijl een ondertekening in beginsel een fysieke handtekening verlangt. De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 december 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:2374). Eisers stelling dat een digitale handtekening ook geldig is, volgt de rechtbank niet, reeds omdat in dit geval gesteld noch gebleken is dat de digitale ondertekening heeft plaatsgevonden met een deugdelijke methode van verificatie aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat het [eiser] is geweest die de digitale handtekening heeft gezet.
6. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [naam 1] , hoewel in de gelegenheid gesteld alsnog een volmacht te verstrekken die voldoet aan de daaraan te stellen eisen, van de geboden gelegenheid om dit verzuim te herstellen geen gebruik heeft gemaakt.
7. Ter zitting heeft [naam 1] verklaard dat hij niet had begrepen dat het verzoek van de rechtbank strekte tot het overleggen van een zogeheten natte handtekening. De rechtbank is van oordeel dat [naam 1] , mede gelet op zijn proceservaring, redelijkerwijs had moeten begrijpen dat hij een machtiging met een fysieke, natte handtekening diende te verstrekken.
8. Nu de door [naam 1] overgelegde machtiging niet is voorzien van een originele, natte handtekening van [eiser] , kan niet worden vastgesteld dat [naam 1] gemachtigd was namens [eiser] beroep in te stellen. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor vergoeding van het betaalde griffierecht of voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.T. Kruis, voorzitter, en mr. M.A. Broekhuis en
mr. B.C. Langendoen, leden, in aanwezigheid van M.E. Sjouke, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2016.
griffier
voorzitter
de griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.