In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) aan vergunninghoudster voor het veranderen van een agrarische inrichting. Eiseres, die in de nabijheid woont, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad, dat de vergunning verleende voor het plaatsen van een luchtwasser en het oprichten van een werktuigenloods. Eiseres betoogde dat de woning, die als plattelandswoning is aangeduid, nog steeds bescherming geniet tegen milieuhinder van de inrichting. De rechtbank oordeelde dat de aanduiding als plattelandswoning niet betekent dat de woning niet meer betrokken hoeft te worden bij de OBM-toets. De rechtbank stelde vast dat verweerder de effecten van de veehouderij bij de beoordeling moest betrekken, maar dat de eis van een milieueffectrapportage niet van toepassing was, omdat de fijnstofemissie afnam. De rechtbank concludeerde dat eiseres belanghebbende was en dat haar beroep ontvankelijk was. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat de vergunninghoudster geen significante toename van geur- en fijnstofemissie veroorzaakte en dat de procedure zorgvuldig was doorlopen.