Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 mei 2017 in de zaak tussen
[persoon 1] en [persoon 2] , te [woonplaats] , eisers,
de minister van Infrastructuur en milieu, verweerder (RWS)
Procesverloop
Overwegingen
22 augustus 2000 een bestuursovereenkomst gesloten met het oog op de aanleg van de A73-Zuid. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van deze overeenkomst zal de gemeente verzoeken van derden om vergoeding van schade die een rechtstreeks gevolg zijn van de door de gemeente ingevolge artikel 4 van de overeenkomst genomen besluiten en die direct verband houden met de in artikel 2 van de overeenkomst genoemde werken, ter behandeling volgens de Regeling nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 (de Regeling) doorsturen aan RWS. In het tweede lid van dit artikel is aangegeven dat RWS een beoordelingscommissie zal benoemen voor de afhandeling van schades als bedoeld in het eerste lid. Na advisering beslist RWS over de bijdrage aan een mogelijke vergoeding, waarna de gemeente ingevolge artikel 6, tweede lid, onder c, van de bestuursovereenkomst, een besluit neemt over de schadevergoeding. Ook verzoeken om vergoeding van planschade worden overeenkomstig artikel 4, eerste en tweede lid, doorgezonden, met dien verstande dat enkel de procedurele bepalingen in de Regeling op deze verzoeken van toepassing zijn. De besluiten in artikel 4 zijn de benodigde besluiten op grond van de Wegenverkeerswet en de Wegenwet. De werken in artikel 2 zijn de aanleg van de A73 en de daarbij behorende tunnel bij Swalmen en bijbehorende werken, met uitzondering van de verplaatsing van de spoorlijn.
Eisers merken terecht op dat zij door de rechtbank niet in de gelegenheid zijn gesteld om zienswijzen te geven op de geformuleerde vragen aan de StAB. Zij zouden dan wel aandacht hebben gevraagd voor het aspect luchtkwaliteit. Dat heeft de rechtbank echter ook gedaan door te vragen bij de beantwoording van de vragen in het bijzonder aandacht bestreden aan de schade als gevolg van de mogelijke verslechtering van de luchtkwaliteit. Voorts zijn eisers het niet eens met de opmerking dat kan worden uitgegaan van de waarde van de woning in de oude planologische situatie, die door Van Heesbeen is vastgesteld. De StAB heeft echter in het advies geen uitlatingen gedaan omtrent de waarde van de woning in de oude planologische situatie. Daarom gaat de rechtbank aan deze kritiek voorbij.
- Wat is de omvang van het planologisch nadeel vanwege de planologische wijziging ten behoeve van de A73-Zuid en de bijbehorende infrastructurele wijzigingen?
- Kunt u bij de beantwoording van deze vragen in het bijzonder aandacht besteden aan de schade als gevolg van de mogelijke verslechtering van de luchtkwaliteit?
- Wat is de omvang van de schade vanwege de werkzaamheden en realisering van de A73-Zuid en de bijbehorende infrastructurele wijzigingen?
- Kunt u bij de beantwoording van deze vragen in het bijzonder aandacht besteden aan de schade als gevolg van de mogelijke verslechtering van de luchtkwaliteit?
€ 500,00 per half jaar acht de rechtbank redelijk. De rechtbank zal hier bij de vaststelling van de tijdelijke uitvoeringsschade door werkzaamheden dan ook van uitgaan en uitgaan van het door de StAB genoemde eindbedrag (€ 5.000,00).
Dit is anders voor schade door passerend werkverkeer. De rechtbank ziet niet in wat hier onrechtmatig aan is dan wel op welke wijze RWS of de onder haar verantwoordelijkheid werkende aannemers onzorgvuldig hebben gehandeld door over de Parallelweg te rijden. Dat neemt niet weg dat eisers wel aannemelijk moeten maken dat alle schade is veroorzaakt door het passerend vrachtverkeer en niet door een andere oorzaak. De StAB heeft hierover geen uitlatingen gedaan. Een schade-expert van de aansprakelijkheidsverzekeraar van RWS heeft geen causaal verband kunnen vaststellen. Uit de foto’s van de werkzaamheden door eisers blijkt wel dat er met zeer zwaar verkeer op korte afstand van de woning is gewerkt. Nu eisers onweersproken hebben gesteld dat kort voor aanvang van de werkzaamheden voegwerkzaamheden aan de woning zijn uitgevoerd en niet in geschil is dat sprake is van loslatend voegwerk, acht de rechtbank een causaal verband tussen trillingen als gevolg van het werkverkeer en het loslatend voegwerk voldoende aannemelijk. Dat betekent dat de schade, voor zover veroorzaakt door trillingen vanwege passerend werkverkeer wel voor vergoeding uit hoofde van de Regeling in aanmerking komt. De omvang van de schade is onduidelijk. Eisers hebben op de tweede zitting aangegeven dat het voegwerk destijds een bedrag van circa € 1.000,00 heeft gekost maar maken ook aanspraak op vochtschade. Nu slechts een deel van de schade voor vergoeding uit hoofde van de Regeling in aanmerking komt en niet valt vast te stellen welk deel door werkverkeer en welk deel door bouwwerkzaamheden wordt veroorzaakt, zal de rechtbank in goede justitie een bedrag bepalen dat RWS als compensatie voor de schade door werkveer moet vergoeden. De rechtbank acht een bedrag van € 500,00 redelijk.
- De planschade dient te worden betaald door het college en zal hieronder worden vastgesteld;
- De schade door afsluiting spoorwegovergang Middelhoven dient te worden betaald door de gemeente Roermond en bedraagt € 1.125,00 ter vergoeding van omrijschade, vermeerderd met een deel dat hieronder zal worden vastgesteld;
- De tijdelijke uitvoeringsschade dient te worden betaald door RWS en bedraagt
- De fysieke uitvoeringsschade door werkverkeer dient te worden betaald door RWS en bedraagt € 500,00;
- De immateriële schade dient te worden betaald door de Staat en bedraagt € 2.000,00.
€ 5.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2010. De rechtbank zal bepalen dat eisers in aanmerking komen voor een tegemoetkoming, te betalen door college van een bedrag van € 14.125,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2010. De rechtbank zal voorts de Staat veroordelen om aan eisers te betalen een bedrag van € 2.000,00 als schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten 1 en 2;
- bepaalt dat eisers in aanmerking komen voor een tegemoetkoming, te betalen door RWS van een bedrag van € 5.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2010;
- bepaalt dat eisers in aanmerking komen voor een tegemoetkoming, te betalen door college van een bedrag van € 14.125,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2010;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een schadevergoeding aan eisers tot een bedrag van € 2000,00;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 165,00 aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 61,86.