In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [werknemer], en de werkgever, de besloten vennootschap Reef B.V. De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en verzocht de rechter om te verklaren dat zijn arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd per 1 januari 2017, zoals door de werkgever was gesteld. De werknemer voerde aan dat de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was, omdat deze afbreuk deed aan de ontslagbescherming die voor hem gold. De werkgever betwistte dit en stelde dat de ontbindende voorwaarde was ingetreden door het beëindigen van het project bij de opdrachtgever Sioux.
De kantonrechter oordeelde dat de ontbindende voorwaarde niet rechtsgeldig was, omdat deze te onduidelijk was geformuleerd en afbreuk deed aan de bescherming van de werknemer. De rechter verklaarde dat de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege was geëindigd en dat de werknemer recht had op doorbetaling van zijn loon vanaf 1 januari 2017. De vordering tot wedertewerkstelling bij de opdrachtgever werd afgewezen, omdat er geen contractuele band tussen de werknemer en de opdrachtgever bestond. De werkgever werd veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon en de proceskosten, terwijl het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.
De uitspraak benadrukt de bescherming van werknemers in het arbeidsrecht en de noodzaak voor werkgevers om duidelijke en rechtsgeldige voorwaarden in arbeidsovereenkomsten op te nemen.