ECLI:NL:RBOBR:2017:2702

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
5765762
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en rechtsgeldigheid van ontbindende voorwaarde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [werknemer], en de werkgever, de besloten vennootschap Reef B.V. De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en verzocht de rechter om te verklaren dat zijn arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd per 1 januari 2017, zoals door de werkgever was gesteld. De werknemer voerde aan dat de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was, omdat deze afbreuk deed aan de ontslagbescherming die voor hem gold. De werkgever betwistte dit en stelde dat de ontbindende voorwaarde was ingetreden door het beëindigen van het project bij de opdrachtgever Sioux.

De kantonrechter oordeelde dat de ontbindende voorwaarde niet rechtsgeldig was, omdat deze te onduidelijk was geformuleerd en afbreuk deed aan de bescherming van de werknemer. De rechter verklaarde dat de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege was geëindigd en dat de werknemer recht had op doorbetaling van zijn loon vanaf 1 januari 2017. De vordering tot wedertewerkstelling bij de opdrachtgever werd afgewezen, omdat er geen contractuele band tussen de werknemer en de opdrachtgever bestond. De werkgever werd veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon en de proceskosten, terwijl het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

De uitspraak benadrukt de bescherming van werknemers in het arbeidsrecht en de noodzaak voor werkgevers om duidelijke en rechtsgeldige voorwaarden in arbeidsovereenkomsten op te nemen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer: 5765762 \ EJ VERZ 17-154
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 5765762 \ EJ VERZ 17-154
Beschikking van 9 mei 2017
in de zaak van:
[werknemer] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. E.J. Bernaerts werkzaam bij USG Legal Professionals B.V.
tegen:
de besloten vennootschap Reef B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
verweerster,
gemachtigde: mr. D.J.L. van den Broek, bedrijfsjurist bij Reef.
Partijen worden hierna genoemd “ [werknemer] ” en “Reef”.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingekomen op 1 maart 2017;
  • het verweerschrift met producties, ingekomen op 5 april 2017
  • de mondelinge behandeling van 18 april 2017 waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt van het verhandelde en waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1968, is op 20 september 2016 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden bij Reef in de functie van Project Buyer. Reef is een organisatie die zakelijke dienstverlening biedt ten aanzien van arbeidsbemiddeling en projectmanagement voor verschillende opdrachtgevers en zodoende is [werknemer] door Reef per 20 september 2016 op een project bij opdrachtgever Sioux Assembly B.V. te werk gesteld (hierna Sioux).
2.2.
In de arbeidsovereenkomst staat, voor zover relevant, het volgende:
“1. Functie en dienstbetrekking
(..)
b. De overeenkomst is aangegaan voor het verrichten van werkzaamheden met betrekking tot het project bij Sioux Assembly B.V. (hierna: opdrachtgever) met projectnummer P01657. De werkzaamheden kunnen worden omschreven als: “Het inkopen van low volume producten voor de High Tech industrie”. De werknemer start met ingang van 20 september 2016 als Supply Chain Manager/Technical Purchasing. De einddatum van dit project is 20 september 2017. De werkzaamheden vinden plaats te Eindhoven.
c. De overeenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd, te weten voor de duur van het in deze overeenkomst genoemde project. De overeenkomst eindigt derhalve van rechtswege op het moment dat het in deze overeenkomst genoemde project is voltooid of door de opdrachtgever wordt beëindigd. De arbeidsovereenkomst eindigt dientengevolge zonder opzegging of zonder dat daartoe toestemming van het UWV Werkbedrijf vereist zal zijn, op de laatste dag waarop werkzaamheden ter uitvoering van het bovengenoemde project dienen te worden verricht.
d. Ingeval de opdrachtgever, alwaar de werknemer zijn werkzaamheden in het kader van deze overeenkomst verricht, tijdens de looptijd van de overeenkomst vervanging van de werknemer eist op grond van gebleken ongeschiktheid, onprofessioneel gedrag en/of anderszins persoonlijk gedrag en/of het project tussentijds wordt beëindigd op grond van een objectief vastgestelde gebeurtenis, onafhankelijk van een doen of nalaten van de werkgever, dan eindigt de arbeidsovereenkomst van rechtswege tussen de werkgever en de werknemer.(..)”
2.3.
Reef, in de persoon van [functionaris X] , heeft [werknemer] op 13 december 2016 medegedeeld dat het project bij Sioux per 1 januari 2017 afgerond zou zijn ten gevolge waarvan de arbeidsovereenkomst van [werknemer] bij Reef per die datum zou eindigen. Dit is vervolgens door Reef per e-mail van 14 december 2016 aan [werknemer] bevestigd.
2.4.
[werknemer] , dan wel diens gemachtigde, heeft bij brief van 3 januari 2017 bezwaar gemaakt tegen het door Reef gestelde einde van de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2017.

3.Het verzoek

in de hoofdzaak
3.1.
[werknemer] verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de opzegging door Reef van 13/14 december 2016 te vernietigen dan wel voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen Reef en [werknemer] niet met ingang van 1 januari 2017 van rechtswege is geëindigd;
b. te bepalen dat Reef [werknemer] te werk moet stellen in zijn functie van Project Buyer bij Sioux binnen uiterlijk twee dagen na dagtekening van de beschikking, op straffe van een dwangsom van € 250,-- per dag of deel daarvan Reef na betekening van deze beschikking hieraan niet voldoet;
c. veroordeling van Reef om binnen vijf dagen na datum van de beschikking aan [werknemer] te betalen het verschuldigde loon van € 3.969,-- bruto per 4 weken vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf 1 januari 2017 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig beëindigd zal zijn, te vermeerderen met de (maximale) wettelijke verhoging en de wettelijke rente; alles onder overlegging binnen 5 dagen na datum beschikking van deugdelijke specificatie(s) onder verbeurte van een dwangsom van 500,-- per dag dat Reef hiermee in gebreke blijft.
in het incident
3.2.
[werknemer] verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor de duur van de periode:
a. te bepalen dat Reef [werknemer] binnen 2 dagen na datum beschikking te werk moet stellen in zijn functie van Project Buyer bij Sioux, op straffe van een dwangsom;
b. veroordeling van Reef om binnen vijf dagen na datum van de beschikking aan [werknemer] te betalen het verschuldigde loon van € 3.969,-- bruto per 4 weken vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf 1 januari 2017 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig beëindigd zal zijn, te vermeerderen met de (maximale) wettelijke verhoging en de wettelijke rente; alles onder overlegging binnen 5 dagen na datum beschikking van deugdelijke specificatie(s) onder verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag dat Reef hiermee in gebreke blijft.
in de hoofdzaak en in het incident
3.3.
[werknemer] verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Reef te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 771,90 inclusief BTW met veroordeling van Reef in de proceskosten vermeerderd met rente.
3.4.
[werknemer] legt aan zijn verzoeken, samengevat, ten grondslag dat geen sprake is van een rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2017.
Er is sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, te weten voor de duur van een jaar, die niet tussentijds kan worden beëindigd. Dit is uitdrukkelijk bij aanvang van de overeenkomst afgesproken. De arbeidsovereenkomst duurt derhalve voort tot (in ieder geval) 20 september 2017.
De ontbindende voorwaarde die in de arbeidsovereenkomst is opgenomen (zie weergegeven onder overweging 2.2.) is niet rechtsgeldig. Er is sprake van een onduidelijke omschrijving van het project waardoor het einde van de arbeidsovereenkomst niet objectief bepaalbaar is. Hij merkt in dit kader op dat hij bij Sioux werkzaam was op drie verschillende projecten en hij betwist dat sprake is van een einde van een project.
De arbeidsovereenkomst is ook niet op een andere rechtsgeldige wijze geëindigd. Zo is de arbeidsovereenkomst niet overeenkomstig artikel 7:671 BW met toestemming van het UWV dan wel met zijn instemming opgezegd en is evenmin sprake van een dringende reden.
Nu [werknemer] zijn vaste lasten niet dan wel nauwelijks meer kan betalen, heeft hij er belang bij tevens bij wijze van voorlopige voorziening doorbetaling van loon te vorderen.

4.Het verweer

4.1.
Reef verweert zich tegen het verzoek. Zij voert, samengevat, aan dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze per 1 januari 2017 is geëindigd nu de ontbindende voorwaarde zoals opgenomen in artikel 1 onder c en d van de arbeidsovereenkomst (zie onder 2.2.) is ingetreden. Sioux heeft namelijk, buiten de invloedsfeer van Reef, besloten het project te beëindigen, zodat daarmee ook de arbeidsovereenkomst van [werknemer] met Reef van rechtswege is geëindigd.
[werknemer] is tijdens de onderhandelingen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst geïnformeerd over de ontbindende voorwaarde en heeft daarmee ingestemd. Reef verwijst naar arresten van de Hoge Raad waaruit blijkt dat het opnemen van een ontbindende voorwaarde onder strikte voorwaarden is toegestaan.
Zij betwist dat het project niet duidelijk zou zijn omschreven. Voor zover [werknemer] stelt dat het project niet is geëindigd, merkt zij op dat dit ter beoordeling van de opdrachtgever is. Sioux heeft aan Reef aangegeven dat het project is gestopt en Reef kan geen invloed uitoefenen op de interne besluitvorming van de opdrachtgever.
De verzoeken dienen dan ook te worden afgewezen. Het verzoek om binnen 48 uur de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te herstellen dient bovendien afgewezen te worden omdat de opzegging van het project door Sioux ertoe leidt dat de tussen partijen overeengekomen arbeidsovereenkomst bij herstel inhoudsloos is en Reef geen passende of gelijkwaardige functie ter beschikking heeft. Zij maakt bezwaar tegen de verzochte vergoeding wegens buitengerechtelijke incassokosten.

5.De beoordeling

in de hoofdzaak
5.1.
Tussen partijen is in geschil of de arbeidsovereenkomst op 1 januari 2017 op rechtsgeldige wijze is geëindigd. Volgens Reef is de ontbindende voorwaarde, zoals opgenomen in artikel 1 onder c en d van de arbeidsovereenkomst (zie onder 2.2), ingetreden zodat de arbeidsovereenkomst daardoor volgens haar van rechtswege is geëindigd. [werknemer] betwist dat sprake is van een rechtsgeldige ontbindende voorwaarde en voor zover wel sprake is van een rechtsgeldige ontbindende voorwaarde, is die volgens haar niet ingetreden.
5.2.
De eerste vraag is derhalve of hier sprake is van een rechtsgeldige ontbindende voorwaarde.
De Hoge Raad heeft bij de beoordeling hiervan vooropgesteld dat de voor de arbeidsovereenkomst kenmerkende bescherming van de werknemer, die onder meer tot uiting komt in het wettelijk stelsel van het ontslagrecht, meebrengt dat de geldigheid van een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst slechts bij uitzondering kan worden aanvaard. Een voorwaarde die redelijkerwijs niet met dat wettelijk stelsel is te verenigen, zal niet tot een beëindiging van rechtswege van de arbeidsovereenkomst kunnen leiden. Van geval tot geval moet worden bezien of een voorwaarde als vorenbedoeld is te verenigen met dat wettelijk stelsel. Daarbij komt het mede aan op de aard, inhoud en context van de voorwaarde (HR 2 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0348).
5.3.
De kantonrechter is, met inachtneming van het voorgaande, van oordeel dat de ontbindende voorwaarde niet rechtsgeldig is. Hij overweegt daartoe als volgt.
5.4.
Ter zitting is gebleken dat beide partijen een andere opvatting hebben over wat exact onder de opdracht (of te wel het woord ‘project’) moet worden verstaan. Het project betreft volgens Reef kennelijk de inzet van [werknemer] als zodanig waaraan ook een projectnummer is gekoppeld en waarbij zijn werkzaamheden zijn omschreven als “
het inkopen van low volume producten voor de High Tech industrie”. [werknemer] is er daarentegen vanuit gegaan dat met het project wordt bedoeld de werkzaamheden die hij zou gaan doen. Hij heeft aangevoerd dat hij niet op de hoogte is van de betekenis van het projectnummer en dat nummer ook niet in zijn werk herkent.
5.5.
De ontbindende voorwaarde is naar het oordeel van de kantonrechter te ruim en onduidelijk geformuleerd. De wijze waarop de ontbindende voorwaarde is opgesteld (en door Reef is bedoeld) maakt dat het van de subjectieve waardering van de ‘inlener’ afhangt of en wanneer de voorwaarde in vervulling gaat. De ontbindende voorwaarde, waarbij het “project” betreft de inzet van [werknemer] en derhalve niet een activiteit die op enig moment eindigt, lijkt op een uitzendbeding, terwijl die zelfs verstrekkender gevolgen heeft dan een uitzendovereenkomst waarbij een werknemer na 26 weken arbeid te hebben verricht wel rechtsbescherming toekomt.
De ontbindende voorwaarde doet naar het oordeel van de kantonrechter afbreuk aan de voor de werknemer geldende ontslagbescherming en is derhalve niet rechtsgeldig (vgl Hof ’s-Hertogenbosch 18 april 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1694). Voor zover er geen ander werk voor [werknemer] bij Reef of een van haar opdrachtgevers voor handen is, dient dit voor rekening en risico van Reef te komen die zich bedient van een dergelijk beding.
5.6.
Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege is geëindigd op grond van de – niet-rechtsgeldige – ontbindende voorwaarde. De gevorderde verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen Reef en [werknemer] niet per 1 januari 2017 is geëindigd wordt derhalve toegewezen. Eveneens worden de vorderingen tot betaling van loon vanaf januari 2017 vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente en de gevorderde specificaties toegewezen, met dien verstande dat de termijn voor het verschaffen van deugdelijke specificaties redelijkerwijs op tien dagen na betekening van de beschikking wordt gesteld en de dwangsom wordt gematigd tot € 250,-- per dag.
5.7.
[werknemer] vordert wedertewerkstelling in zijn functie van Project Buyer bij Sioux. Wegens het ontbreken van een contractuele band van [werknemer] met Sioux kan hij naar het oordeel van de kantonrechter geen wedertewerkstelling bij de opdrachtgever van zijn werkgever afdwingen. De vordering op dit punt wordt derhalve afgewezen.
5.8.
Het is niet dan wel onvoldoende gebleken dat incassowerkzaamheden zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking dienen te komen. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt derhalve afgewezen.
5.9.
Reef wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf veertien dagen nadat Reef schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand.
In het incident
5.10.
Nu in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven over het verzoek van [werknemer] , is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv nog een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding en het geding eindigt met deze beschikking. Het incidentele verzoek wordt daarom afgewezen.
5.11.
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten in het incident te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in de hoofdzaak
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen Reef en [werknemer] niet met ingang van 1 januari 2017 is geëindigd;
veroordeelt Reef om binnen vijf dagen na betekening van de beschikking aan [werknemer] te betalen:
- een bedrag van € 3.969,-- bruto per vier weken te vermeerderen met alle emolumenten waaronder vakantietoeslag, vanaf 1 januari 2017 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
- de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het achterstallige salaris;
- de wettelijke rente over het salaris en de wettelijke verhoging vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de respectieve bedragen tot de dag van voldoening.
veroordeelt Reef om binnen tien dagen na betekening van de beschikking deugdelijke specificaties aan [werknemer] te verschaffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag dat Reef hiermee in gebreke blijft;
veroordeelt Reef tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werknemer] tot en met vandaag vaststelt op € 623,--, te weten:
griffierecht € 223,00
salaris gemachtigde € 400,--;
met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen nadat Reef schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde dan wel verzochte af;
in het incident
wijst het verzoek af;
compenseert de kosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en op 9 mei 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.