5.10.[eiser] heeft in de dagvaarding de volgende verwijten aan Deloitte Forensic gemaakt (ontleend aan de samenvatting door Deloitte Forensic):
a. a) het interview met [eiser] heeft plaatsgevonden op het moment dat [eiser] arbeidsongeschikt was;
b) Deloitte Forensic heeft ten onrechte de verwerking van de PAS-formuleren centraal gesteld en is voorbij gegaan aan hetgeen met EDON was overeengekomen ten aanzien van het factureren van vaste bedragen en de terugbetaling van de lening;
c) Deloitte Forensic had kunnen vaststellen dat de PAS-formulieren over de laatste periodes van 1999 pas in een later stadium zijn opgemaakt;
d) het stond Deloitte Forensic als huisaccountant van het Datelnet concern niet vrij om het onderhavige onderzoek te doen;
e) Deloitte Forensic had moeten onderzoeken in hoeverre het voor [gedaagde sub 1] en de Bruscom vennootschappen ook duidelijk had moeten zijn dat de PAS-formulieren niet waren gebaseerd op de daadwerkelijk gerealiseerde productie;
f) Deloitte Forensic heeft [eiser] ten onrechte de schuld gegeven dat de omzet in 1999 lager had moeten zijn op basis van de werkelijk gerealiseerde productie, en Deloitte Forensic had op basis van de bekende informatie niet tot de conclusie kunnen komen dat [eiser] zich schuldig zou hebben gemaakt aan malversaties/frauduleus handelen;
g) het rapport van Deloitte Forensic voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen, omdat er geen beschrijving is gegeven van de feitelijke bevindingen en de gevonden fouten en afwijking, omdat niet duidelijk is hoe de uitkomst van de interviews is getoetst en omdat het rapport geen zicht verschaft op het ‘over all’-kader waarin de geïnterviewden opereerden;
h) Deloitte Forensic heeft maar eenmaal met [eiser] gesproken, zij heeft [eiser] niet geconfronteerd met hetgeen de anderen hebben verklaard en met de overige bevindingen van de onderzoekers, en zij heeft [eiser] niet op de hoogte gesteld van het doel van het onderzoek.