ECLI:NL:RBOBR:2016:5922

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2016
Publicatiedatum
26 oktober 2016
Zaaknummer
16_1303
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsverdeling rechtbanken bij eisers woonplaats in het buitenland

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 21 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad voor Rechtsbijstand, waarbij eerdere vergoedingen voor rechtsbijstand waren ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep door de rechtbank Midden-Nederland was doorgestuurd, omdat eiser in het buitenland woont. De rechtbank Oost-Brabant heeft zich onbevoegd verklaard, omdat volgens artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de bevoegdheid van de rechtbank afhankelijk is van de woonplaats van de indiener van het beroepschrift. Aangezien eiser geen woonplaats in Nederland heeft, is de rechtbank Oost-Brabant niet bevoegd om de zaak inhoudelijk te behandelen. De rechtbank heeft het beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank Midden-Nederland voor verdere behandeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is melding gemaakt van de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Bestuursrecht
Zaaknummer: SHE 16/1303 PV musp
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2016
in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] ,

eiser,
en

het bestuur van de raad voor rechtsbijstand te Utrecht,

verweerder,
(gemachtigde: C. de Jong)

Procesverloop

Bij besluit van 13 januari 2015 (primair besluit 1) heeft verweerder de aan eiser bij besluit van 27 augustus 2013 toegekende vergoeding van op grond van de toevoeging met kenmerk 1FO4404 verleende rechtsbijstand ingetrokken. Daarnaast heeft verweerder bij afzonderlijk besluit van 13 januari 2015 (primair besluit 2) de aan eiser bij besluit van 3 april 2013 toegekende vergoeding van op grond van de toevoeging met kenmerk 1FD7283 verleende rechtsbijstand ingetrokken.
Bij besluit van 24 december 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep, met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft doorgestuurd naar de rechtbank Oost-Brabant.
Er is geen verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 oktober 2016, waar eiser noch zijn gemachtigde is verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Eiser heeft aangevoerd dat de rechtbank Oost-Brabant niet de bevoegde rechtbank is.
Artikel 8:7, eerste lid, van de Awb bepaalt dat, indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit van een bestuursorgaan van een provincie, een gemeente of een waterschap dan wel tegen een besluit van een gemeenschappelijk orgaan, een bestuur van een bedrijfsvoeringsorganisatie of een bestuursorgaan van een openbaar lichaam dat is ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft bevoegd is.
Ingevolge het tweede lid van dat artikel is, indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit van een ander bestuursorgaan, bevoegd de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats in Nederland heeft. Indien de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, is bevoegd de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft.
De rechtbank stelt vast dat verweerder geen bestuursorgaan is als bedoeld in artikel 8:7, eerste lid, van de Awb, zodat, gelet op artikel 8:7, tweede lid, van de Awb, de woonplaats van eiser bepalend is voor de relatieve bevoegdheid van de rechtbank. Nu eiser geen woonplaats heeft in Nederland, is gelet op artikel 8:7, tweede lid, van de Awb, tweede volzin, bevoegd de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan verweerder zijn zetel heeft.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand heeft de Raad voor Rechtsbijstand zijn zetel in Utrecht.
Dit betekent dat de rechtbank Oost-Brabant niet bevoegd is. Aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak komt de rechtbank niet toe.
Het beroepschrift zal ter behandeling worden doorgezonden aan de rechtbank Midden-Nederland. Elke verdere beslissing wordt aangehouden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.D. Streefkerk, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Willems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2016.
Griffier Rechter
Afschriften verzonden:

Rechtsmiddel

De rechter heeft er melding van gemaakt dat tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending van het proces-verbaal beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.