ECLI:NL:RBOBR:2016:4605
Rechtbank Oost-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening exploitatievergunning horeca
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 23 augustus 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een vennootschap onder firma, had een aanvraag ingediend voor een exploitatievergunning voor haar horecabedrijf, maar deze was door de burgemeester van de gemeente Eindhoven afgewezen. Verzoekster stelde dat zij een spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de lange behandelingsduur van haar aanvraag haar omzet en winst zou belemmeren. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in een financiële noodsituatie verkeert en dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar eerdere rechtspraak die stelt dat een financieel belang op zichzelf geen reden is om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.