ECLI:NL:CRVB:2016:2758
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak met betrekking tot bijstandsverlening
In deze zaak heeft verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. S.L.I. Meekel, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond werd verklaard. Verzoeker ontving bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en had een inwonende zoon die geen inkomen had. Het college had de bijstand van verzoeker verlaagd op basis van de kostendelersnorm, waardoor hij slechts 50% van het wettelijk minimumloon ontving. Verzoeker verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat hij financieel in de knel zat en slechts € 15,- overhield na aftrek van zijn vaste lasten.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft op 19 juli 2016 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening. De rechter overwoog dat de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te treffen niet bedoeld is om de behandeling van de hoofdzaak te bespoedigen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van onverwijlde spoed, omdat verzoeker in zijn elementaire bestaanskosten kon voorzien. De financiële situatie van verzoeker, inclusief zijn inkomsten en uitgaven, werd niet als spoedeisend beschouwd. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van griffier A. Stuut, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.