Overwegingen
1. De rechtbank acht de navolgende feiten en omstandigheden van belang. Eiseres is 86 jaar oud. Zij ervaart beperkingen ten gevolge van een whiplash, de behandeling van darmkanker en diabetes. Eiseres ontvangt al jaren hulp bij het huishouden. Bij besluit van 2 juni 2010 is eiseres vanwege het vertrek van haar echtgenoot naar huize Witven tot 1 juni 2015 in aanmerking gebracht voor hulp bij het huishouden voor zwaar en licht huishoudelijk werk en verzorging van kleding/linnengoed voor 3 uur en 30 minuten per week.
2. Op 12 maart 2015 heeft een medewerker van zorgverlener Axxicom bij eiseres een huisbezoek afgelegd. Bij dat bezoek is een kruisjesformulier ingevuld, genaamd: ondersteuningsplan. Op dit ondersteuningsplan van 12 maart 2015 is aangekruist dat eiseres zelfstandig stoft/opruimt, de was in de wasmachine/droger doet, strijkt en opvouwt en de was opruimt. Daarnaast dienen alle schoonmaaktaken te worden verricht door de professionele hulp en behoort voor wat betreft het beschikken over schone en draagbare kleding, de taak strijken en opvouwen tevens tot de taken van de professionele hulp. Blijkens een - kennelijk door de medewerker van de zorgaanbieder geplaatste - aantekening op het ondersteuningsplan ontvangt eiseres 2 uur en 15 minuten hulp bij het huishouden.
3. Verweerder heeft aangegeven dat zes Peelgemeenten, te weten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren een samenwerkingsverband hebben opgericht onder de naam Peel 6.1. De samenwerkende gemeenten hebben besloten om de huishoudelijke ondersteuning, die als voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) aan burgers van hun gemeenten wordt aangeboden, voortaan resultaatgericht in te kopen.
4. De door Peel 6.1 gehanteerde uitgangspunten zijn voor verweerders gemeente neergelegd in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Peelgemeente Someren 2015 (de Verordening), de Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning Peelgemeente Someren 2015 (de Nadere Regels) en in een Werkinstructie voor consulenten die de beperkingen bij het huishouden vaststellen en de taakvelden benoemen die moeten worden ondersteund. De strekking van de in deze documenten neergelegde werkwijze is dat verweerder, voor de vaststelling van de benodigde ondersteuning die cliënten als eiseres nodig hebben op de verschillende taakvelden in het licht van hun beperkingen bij het huishouden, samen met de zorgaanbieder een huisbezoek aflegt om het ondersteuningsplan met de cliënt vast te stellen.
5. In het bestreden besluit is de tot en met 11 mei 2016 geldende indicatie voor huishoudelijke hulp, uitgedrukt in uren, in verband met de hiervoor aangeduide keuze omgezet in het resultaat ´schoon en leefbaar huis´. Blijkens het bestreden besluit is bij de primaire besluiten onvoldoende voldaan aan de verplichting om een maatwerkvoorziening te verstrekken door een gedegen onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van eiseres. Daarom is bij het bestreden besluit ten behoeve van de huishoudelijke ondersteuning van eiseres nog tot en met 11 mei 2016 de voorheen geldende indicatie in uren gehandhaafd, en is de ingangsdatum voor het voorzien in huishoudelijke ondersteuning ‘basis’ met als resultaat een schoon en leefbaar huis gesteld op 12 mei 2016. Verweerder zal blijkens het bestreden besluit voor 11 mei 2016 opnieuw een huisbezoek laten plaatsvinden, om de taakvelden overeenkomstig het huidige beleid te kunnen vaststellen.
6. Uit de stukken die verweerder 13 mei 2016 aan de rechtbank heeft toegestuurd blijkt het volgende. Op 1 april 2016 is een huisbezoek afgelegd bij eiseres. Uit de verslaglegging van dat gesprek en de brief van 2 mei 2016 blijkt dat verweerder heeft geconcludeerd dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres zijn gewijzigd. Onderzocht zal worden of de gemeente de mantelzorg die eiseres heeft voor haar man, kan verlichten. De gezondheidssituatie van eiseres is verslechterd. Dit leidt echter niet tot een herindicatie. De gewijzigde omstandigheden worden wel gerapporteerd en toegevoegd aan het dossier. De vastgestelde taakvelden waarbij huishoudelijke ondersteuning moet worden geleverd zijn:
- licht huishoudelijk werk, samen met de zorgverlener;
- zwaar huishoudelijk werk, volledig afhankelijk van professionele ondersteuning;
- wassen en drogen kleding, samen met de zorgverlener;
- strijken kleding, samen met de zorgverlener.
Hieraan is toegevoegd dat de bijdrage van eiseres aan de textielverzorging beperkt is. Een was in de wasmachine doen wordt steeds moeilijker.
7. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de bevindingen naar aanleiding van het huisbezoek op 1 april 2016 tot aan de datum van de zitting niet hebben geleid tot wijziging van het bestreden besluit.
8. De rechtbank stelt vast dat aldus voorshands nog geen invulling is gegeven aan de in het bestreden besluit neergelegde voornemen om voor de periode vanaf 12 mei 2016 te komen tot een indicatie die is gebaseerd op gedegen onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van eiseres. De rechtbank houdt het bij deze stand van zaken ervoor dat het bestreden besluit voor de periode ingaande 12 mei 2016 nog steeds ertoe strekt eiseres in aanmerking te brengen voor huishoudelijke ondersteuning ‘basis’ met als resultaat een schoon en leefbaar huis, en dat voor de concretisering van dit resultaat huishoudelijke ondersteuning wordt geboden overeenkomstig het ondersteuningsplan van 12 maart 2015.
9. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Er is onvoldoende rekening gehouden met haar behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden, hetgeen vereist is voor een maatwerkvoorziening. Eiseres heeft door de gevolgen van een auto-ongeval 30 jaar geleden beperkingen waardoor zij niet meer kan bukken, reiken, tillen en geen zwaar en licht huishoudelijk werk meer kan verrichten. Zij wordt bij het uitvoeren van die taken, en sinds kort ook bij het opstaan, erg duizelig. Eiseres stoft en ruimt op, strijkt en vouwt de was op voor zover als mogelijk. De andere taken worden door de zorgverlener gedaan. Er is een correctie op het ondersteuningsplan aangebracht na het ondertekenen van het formulier. Onduidelijk is waar deze vermindering van uren op is gebaseerd. Door de vermindering van het aantal uren heeft eiseres taken over moeten nemen. Dit heeft tot gevolg gehad dat zij lichamelijk niet meer in staat is om haar echtgenoot in het verpleegtehuis te bezoeken. Ook kan zij onvoldoende participeren omdat al haar energie naar het huishouden gaat. Eiseres woont alleen en ziet weinig mensen. Zij wenst daarom naar een huiskamerproject te gaan om anderen te ontmoeten.
10. Blijkens de gedingstukken en het verhandelde ter zitting spitst het beroep zich toe op de vraag of met het toekennen van huishoudelijke ondersteuning ‘basis’ met als resultaat een schoon en leefbaar huis en de concretisering van dit resultaat in het ondersteuningsplan van 12 maart 2015, een passende bijdrage wordt geboden in de zelfredzaamheid van eiseres als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Wmo 2015, een en ander voor zover de voorziening betrekking heeft op de periode van 12 mei 2016 tot en met 31 mei 2020.
11. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in de uitspraak van 18 mei 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:1402) geoordeeld dat het gemeentebestuur grote vrijheid heeft bij de uitvoering van de Wmo 2015 en dat de beleidskeuzen van de gemeenteraad en – binnen de daarvoor gestelde grenzen – het college voor de bestuursrechter een gegeven zijn, die slechts met terughoudendheid kunnen worden getoetst. Als het om maatwerkvoorzieningen gaat, vindt deze vrijheid in ieder een geval een grens in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 dat bepaalt dat een maatwerkvoorziening een passende bijdrage moet leveren aan de zelfredzaamheid en/of participatie van de cliënt. Hieruit vloeit voort dat indien het onderzoek uitwijst dat in het concrete geval maatwerk moet worden geboden, niet kan worden volstaan met standaardoplossingen. Het is aan het college, waar mogelijk rekening houdend met de redelijke wensen van de aanvrager, om te besluiten op welke wijze het de aanvrager ondersteunt en met welk pakket van de op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de persoon afgestemde diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en/of participatie wordt geleverd. 12. De rechtbank stelt vast dat de Verordening en de Nadere Regels geen inzicht bieden in de vraag wat onder een schoon en leefbaar huis wordt verstaan, welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is, welke concrete activiteiten daarvoor verricht moeten worden, hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden om te kunnen spreken van een schone en leefbare woning. Hetzelfde geldt voor prestaties die gericht zijn op het kunnen beschikken over schone en draagbare kleding en linnengoed. Dit betekent voor het onderhavige geval dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt dat een schoon en leefbaar huis zal worden gerealiseerd, zodat niet duidelijk wordt met welk pakket van de op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van eiseres afgestemde diensten een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid of participatie van eiseres wordt geleverd, terwijl dat gezien het overwogene in de hiervoor genoemde uitspraak van de CRvB wel is vereist.
13. Die duidelijkheid wordt ook niet verschaft door het ondersteuningsplan. Aan de hand van dit plan kan immers ook niet worden vastgesteld in welke frequentie de aangekruiste activiteiten plaatsvinden en wat het minimale kwaliteitsniveau daarvan is. Ook op grond van het ondersteuningsplan kan dus niet worden vastgesteld dat eiseres een pakket van diensten wordt geboden dat een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en/of participatie van eiseres levert.
14. Dat de zorgaanbieder voor de uitvoering van het ondersteuningsplan 2 uur en 15 minuten per week beschikbaar stelt maakt dit oordeel niet anders. De CRvB heeft in de uitspraken van 11 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4262, en van 27 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:430, geoordeeld dat een college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd is om ter invulling van het begrip schoon en leefbaar huis beleidsregels vast te stellen. Deze regels mogen echter niet willekeurig zijn en dienen, gelet op de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb, op objectieve criteria, steunend op deugdelijk onderzoek te berusten. In die uitspraken is geoordeeld dat overleg met gecontracteerde zorgaanbieders en cliëntenraden daartoe niet toereikend is. 15. Deze uitspraken impliceren naar het oordeel van de rechtbank dat de bepaling van de noodzakelijke kwaliteit en omvang van de te bieden huishoudelijke hulp op objectief, zo niet door verweerder zelf, dan toch door onafhankelijke, geen belang bij de uitkomst hebbende, derden te verrichten onderzoek zou moeten berusten. Dit betekent ook dat verweerder het niet, zoals het in dit geval is gebeurd, aan de gecontracteerde zorgaanbieder mag overlaten te bepalen in welke omvang en met welke kwaliteit de huishoudelijke zorg aan eiseres wordt geboden.
16. Het voorgaande brengt mee dat het beroep gegrond zal worden verklaard. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
17. Vaststaat dat eiseres eerder een indicatie had voor 3 uur en 30 minuten huishoudelijke hulp per week. Naar het zich op grond van het huisbezoek van 1 april 2016 laat aanzien is de medische situatie van eiseres in elk geval niet verbeterd. Daarom moet er naar het oordeel van de rechtbank voorshands van worden uitgegaan dat voor het bereiken van compensatie op de door verweerder geïndiceerde aandachtsgebieden, nog steeds ten minste 3 uur en 30 minuten per week huishoudelijke hulp nodig is.
18. De rechtbank ziet daarom aanleiding met toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorlopige voorziening treffen. Bepaald zal worden dat eiseres huishoudelijke ondersteuning in natura zal krijgen met ingang van de datum van deze uitspraak gedurende 3 uur en 30 minuten per week tot zes weken na de datum dat verweerder opnieuw op het bezwaar van eiseres zal hebben besloten.
19. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, omdat het beroep gegrond wordt verklaard. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 992,00, te weten een punt voor het indienen van een beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 496,00.
20. Tevens bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 46,00 vergoedt.