Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
HDI-Gerling Verzekeringen N.V.,
1.De procedure
2.Het verzoek
Op 1 oktober 2012 overkwam [verzoeker] een bedrijfsongeval, waarbij hij van een hoogte van 5 meter naar beneden viel, als gevolg waarvan hij letsel opliep, onder meer twee gebroken voeten, kneuzing van de ribben, een open wond aan het hoofd, naderhand gevolgd door klachten van psychische aard, in verband waarmee [verzoeker] arbeidsongeschikt werd en ook thans nog is. [bedrijfsnaam] is op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de door [verzoeker] als gevolg van voornoemd ongeval geleden en nog te lijden materiele en immateriële schade, welke aansprakelijkheid is erkend door HDI-Gerling, die de zaak heeft uitbesteed aan het externe schade-expertisebureau Cordaet.
3.De beoordeling
Ontvankelijkheid
In dit deelgeschil stelt [verzoeker] allereerst aan de orde dat hij in het kader van de schaderegeling aanspraak maakt op gederfde inkomsten wegens overwerk. Aan zijn zijde zou sprake zijn van structureel overwerk en betaling daarvan in (zwart) geld.
€ 28.080,-- ter zake overwerk geleden schade. Binnen de kaders van onderhavig deelgeschil is geen plaats voor (nadere) bewijslevering.
Aldus komt de kantonrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek tot betaling van buitengerechtelijke kosten. Bij de beoordeling van de dubbele redelijkheidstoets dient de omvang van de schade als één van de in aanmerking te nemen aspecten te worden meegewogen. De kantonrechter constateert in dit verband dat op basis van de in het kader van dit deelgeschil verstrekte (medische) informatie, de totale omvang van de schade niet, ook niet bij benadering, kan worden geschat. Bij gebreke van voldoende inzicht in de omvang van de schade exclusief buitengerechtelijke kosten - de schaderegeling verkeert immers nog in de beginfase en er dienen nog expertise onderzoeken plaats te vinden, waaronder een orthopedische expertise en een psychiatrische expertise - kan derhalve in deze zaak in het kader van dit deelgeschil niet worden beoordeeld of de door de gemachtigden van [verzoeker] in rekening gebrachte buitengerechtelijke kosten ad € 29.941,42 als in redelijkheid gemaakte kosten aan HDI-Gerling kunnen worden toegerekend naast het reeds betaalde voorschot van € 20.000,00. Daar komt bij dat de verrichte werkzaamheden deels zien op procedurele werkzaamheden in verband met een kort geding en het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Door [verzoeker] zijn geen bijzondere omstandigheden gesteld die met zich mee brengen dat desondanks reden bestaat thans reeds ca. € 50.000,00 aan buitengerechtelijke kosten vast te stellen.
4.De beslissing
21 juli 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.