ECLI:NL:RBOBR:2016:3847

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2016
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
01/879715-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plofkraken met explosieven en diefstal uit geldautomaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 juli 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten betrokken was bij een plofkraak op een geldautomaat van de ING Bank in Maarssen op 23 april 2015. De verdachte en zijn medeverdachten hebben de geldautomaat geforceerd door een explosie te veroorzaken met een gasmengsel van zuurstof en acetyleen. Door deze ontploffing is aanzienlijke schade ontstaan aan de geldautomaat en de omliggende winkelruimte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke ontploffing en diefstal met geweld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, met aftrek van het voorarrest, en moet schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen, waaronder de ING Bank en de winkelier wiens pand is beschadigd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij ING Bank N.V. tot € 19.805,70 toegewezen, evenals een vordering van de winkelier tot € 9.603,= voor de geleden schade. De rechtbank heeft de verdachte ook hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die door de plofkraak is veroorzaakt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879715-15
Datum uitspraak: 20 juli 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 december 2015, 24 februari 2016 en 6 juli 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 november 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. A. hij op of omstreeks 23 april 2015 te Maarssen (gemeente Stichtse Vecht), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door met behulp van een breekvoorwerp (de uitgiftegleuf van) een geldautomaat van de ING Bank, gevestigd in het perceel [adres 1] aldaar, te forceren en/of in (de kluisruimte behorende bij) die geldautomaat een gasmengsel (zuurstof/acetyleen) te spuiten en/of vervolgens dit gasmengsel te ontsteken/doen ontploffen/doen ontbranden, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat perceel en/of de belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
en/of
B. hij op of omstreeks 23 april 2015 te Maarssen (gemeente Stichtse Vecht), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening, uit een geldautomaat van de ING Bank, gevestigd aan/in perceel [adres 1] aldaar, heeft weggenomen een aantal geldcassettes met een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de ING Bank N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten het forceren van de uitgiftegleuf van die geldautomaat en/of het (middels het teweegbrengen van een ontploffing) opblazen van (onderdelen van) die geldautomaat en/of het met een auto forceren van de/een gevel van dat perceel;
(artikel 310 jo 311 lid 1 sub 4 en sub 5 Wetboek van Strafrecht)
2. hij op of omstreeks 23 april 2015 te Maarssen (gemeente Stichtse Vecht), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk
- een personenauto, Audi (model A4, type RS4 Quattro) (oorspronkelijk voorzien van het kenteken [kentekennummer 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de politie Oost-Brabant, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),

en/of

- de/een zijgevel van het pand [adres 1] en/of (een deel van) de winkelruimte (van een winkel genaamd " [winkel] "), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Primera, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),

heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;

Ten gevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging begaan staat in de derde alinea van feit 2 vermeld [winkel] ” in plaats van “ [winkel] ”. De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De ontvankelijkheid van de officier van justitie.

Het standpunt van de raadsman ten aanzien van de ontvankelijkheid.
De raadsman heeft – kort gezegd - aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu het doorlaatverbod als bedoeld in artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv.) niet is nageleefd. Meer in het bijzonder heeft hij daartoe aangevoerd dat de zich in de Audi RS4 bevindende gasflessen die voor de ontploffing zijn gebruikt goederen zijn waarop het doorlatingsverbod van toepassing is.
Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de ontvankelijkheid.
Samengevat stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het de verdachten zijn die de strafbare feiten hebben gepleegd, dat het doorlaatverbod niet van toepassing is op een auto en dat rechtspraak in diverse uitspraken impliciet de in casu gehanteerde werkwijze goedkeurt.
Het oordeel van de rechtbank.
Niet gebleken is dat de politie de flessen met zuurstof en acetyleen daadwerkelijk heeft aangetroffen en daarna ‘doorgelaten’. Bovendien zijn een auto en/of flessen gevuld met zuurstof en acetyleen zoals hier aan de orde geen voorwerpen als bedoeld in artikel 126ff Sv, te weten voorwerpen
“waarvan het aanwezig hebben ingevolge de wet verboden is vanwege de schadelijkheid voor de volksgezondheid of het gevaar voor de samenleving”. Het verweer kan reeds hierom niet slagen.
Uit de tekst en de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering blijkt voorts niet dat die bepaling in het leven is geroepen in het belang van de verdachte. De verdachte, van wie dus geen rechtens te beschermen belang in het geding is, kan zich niet op de niet of niet juiste naleving van het verbod op doorlaten beroepen voor zijn betoog dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vervolging. Dit brengt mee dat indien een beroep wordt gedaan op de niet of niet juiste naleving van het verbod op doorlaten als omschreven in artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering, een dergelijk verweer slechts kan worden verworpen [1] . Ook hierom kan het verweer niet slagen.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Ook overigens zijn geen beletselen voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging gebleken. De officier van justitie kan dan ook in de vervolging worden ontvangen.

De overige formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs [2]
Vaststaande feiten.
Op 14 april 2015 is te Zeeland (N-Br) een personenauto van het merk Audi, type RS4, kleur grijs, gestolen. De auto was voorzien van kenteken [kentekennummer 1] . De eigenaar en tevens aangever van de diefstal betrof [aangever 1] [3] .
De auto was voorzien van een zogenaamd Track & Trace-systeem, beheerd door het bedrijf Technocom. Nadat zij een melding kregen van de diefstal hebben zij kunnen vaststellen dat het voertuig zich bevond op de [adres 2] , waarna contact opgenomen werd met het heterdaadteam van de politie, dat zich vervolgens naar die plaats begaf en het voertuig onder observatie nam.
Op 14 april 2015 omstreeks 12:05 uur zagen medewerkers van het heterdaadteam dat een bestelwagen van het merk Volkswagen, type Caddy, kleur zwart, voorzien van kenteken [kentekennummer 2] , voornoemde straat in kwam rijden. Na drie minuten zagen zij dat één van de inzittenden van de Caddy naar het gestolen voertuig liep. Zij hoorden en zagen dat de gestolen Audi wegreed. De Audi werd aangetroffen op het parkeerterrein tussen de Burgemeester Teijssenlaan en de Erve. Het ontvreemde voertuig werd voorzien van een peilbaken.
Op 14 april 2015 omstreeks 14:00 uur werd het onderzoeksteam Fauna op de hoogte gebracht van bovenstaande en dit team nam de regie over.
Door de politie-eenheid Oost-Brabant werd in overleg met de verzekeringsmaatschappij TVM Verzekeringen NV de aansprakelijkheid voor eventuele toekomstige schade aan de Audi RS4 overgenomen.
De Audi RS4 werd naar een garagebox aan de [adres 3] gereden. Omdat onduidelijk was in welke garagebox de auto zich bevond, werd middels een technisch hulpmiddel ingekeken in alle in aanmerking komende garageboxen. Hieruit bleek dat in garagebox [nummer] een voertuig stond voorzien van een dak rail, hetgeen overeenkwam met één van de uiterlijke kenmerken van het ontvreemde voertuig.
Op 15 april 2015 werd middels de originele autosleutel bevonden dat de Audi RS4 in de garagebox [nummer] stond. Bij het gebruik van de sleutel maakten de sloten een geluid alsof deze open en dicht gingen. Teneinde de controle op de garagebox en de auto te vergroten werd besloten om een camera opstelling te plaatsen met zicht op de garagebox. Tevens werd OVC-apparatuur in de auto geplaatst.
Door het onderzoeksteam werd overleg gevoerd met de officier van justitie, het aanhoudings- en ondersteuningsteam en het observatieteam. In het kort werd besloten dat bij verplaatsing van het peilbaken/Audi RS4 direct geacteerd zou worden in de vorm van het optuigen van een tactisch team, een aanhoudings- en ondersteuningsteam en een observatieteam.
Op 23 april 2015 omstreeks 00:15 uur werd aan de hand van het peilbaken vastgesteld dat de Audi RS4 in beweging kwam. Aan de hand van de live-feed camerabeelden bleek dat er zich meerdere personen in de garagebox bevonden.
De Audi RS4 werd zowel fysiek als met behulp van het peilbaken gevolgd. De Audi reed naar en vervolgens door Utrecht. De auto stopte op verschillende momenten op verschillende plaatsen.
Ter ondersteuning werd een helikopter van de dienst luchtvaart ingezet bij het volgen van de Audi RS4. Door de bemanning werden videobeelden gemaakt.
Omstreeks 04:50 uur werd waargenomen dat het voertuig zich bewoog in de richting van Maarssen en uiteindelijk stopte op de Zwanenkamp, alwaar een geldautomaat van de ING Bank aanwezig is.
Door het observatieteam werd waargenomen dat de drie inzittenden van de Audi RS4 uit het voertuig stapten. Er werd waargenomen dat de inzittenden in de richting van de geldautomaat liepen. Vervolgens werd er, kennelijk met kracht iets geforceerd bij de geldautomaat, waarna men naar de Audi RS4 liep en met een gasfles en een slang bij de geldautomaat terugkwam. Een stang, die via de slang gekoppeld was aan de gasfles werd in de geldautomaat geduwd, waarna een harde klap/knal werd waargenomen; komende uit de richting van de geldautomaat. Er werd waargenomen dat de pui waarin de geldautomaat was bevestigd werd geramd met de achterzijde van de Audi RS4. Er werd waargenomen dat de inzittenden de gasfles weer terug legden in de auto. Tevens werd gezien dat de inzittenden zich via de geramde pui toegang verschaften tot de achter de geldautomaat gelegen winkelruimte. Er werd waargenomen dat de verdachten een lichtkleurig voorwerp wegnamen en dit even later in de kofferbak van de Audi RS4 gooiden.
Gedurende vrijwel de gehele tijd tussen het plegen van de plofkraak en de aanhouding van de verdachten is zicht geweest op de verdachten en/of de (rijdende) Audi RS4. Dit gebeurde door ofwel het observatieteam, ofwel de bemanning van de helikopter.
In overleg met het aanhoudings- en ondersteuningsteam werd besloten de Audi RS4 met daarin de verdachten aan te houden. Dit resulteerde in de aanhouding van (o.a.) verdachte [medeverdachte 1] en de verdachte [medeverdachte 2] . [4]
In de kofferbak van de door verdachte [medeverdachte 2] in Utrecht achtergelaten Audi RS4 werden twee gasflessen, bevattende zuurstof en acetyleen en het mechanische deel van de pinautomaat aangetroffen, inclusief geldcassettes. Hierin werden 75 biljetten van tien euro aangetroffen en 56 biljetten van twintig euro. [5]
Uit technisch onderzoek kan geconcludeerd worden dat er gas in de kluis van de geldautomaat was gebracht en dat met behulp van een taser, een elektriciteitssnoer en een koperen pijp waarop dit snoer was aangesloten dit gasmengsel in de kluis tot ontploffing is gebracht.
Door de explosie was de kluisdeur van de kluis afgescheurd en was de gehele kluisruimte en een deel van de winkel verwoest. Met behulp van een voertuig was de zijgevel van de winkel bij de kluisruimte vernield. Via de ontstane opening was de kluisruimte in de winkel te betreden. In de kluisruimte kon de geopende kluis bereikt worden. [6]
Op 20 mei 2015 werd een derde verdachte aangehouden, te weten [verdachte] [7] .
Door [aangever 3] is namens ING Bank N.V. aangifte gedaan van diefstal van geldcassettes en een hoeveelheid geld op 23 april 2015 uit de geldautomaat aan de [adres 1] te Maarssen [8] .
Door [aangever 2] is namens Primera aangifte gedaan van vernieling van het pand aan de [adres 1] te Maarssen op 23 april 2015. In dit pand is Primera [winkel] gevestigd. De draagmuur op de hoek van het pand was ontwricht en de pui aan de zijkant van de winkel was kapot. De achterwand van het magazijn was verschoven en ter hoogte van het magazijn was het gehele plafond ontwricht en kapot. [9]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 A en B en feit 2 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van de hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken omdat hij hierbij niet betrokken is geweest.
Kort samengevat heeft de raadsman aangevoerd dat het door het openbaar ministerie gepresenteerde bewijsmateriaal dat verdachte als één van de daders van de plofkraak aanwijst enkel bestaat uit stemherkenningen en fotoherkenningen door verbalisanten. Dit zijn steunbewijsmiddelen, die nu elkaar moeten ondersteunen. Bij gebrek aan technisch en ander bewijs is dat onvoldoende.
Zeker gelet op het navolgende.
De verbalisanten die de stemherkenningen hebben verricht zijn niet deskundig op dat gebied. Voorts zijn de stemherkenningen en fotoherkenningen niet op zorgvuldige wijze verricht. De stemherkenningen zijn daarom onbetrouwbaar.
De foto’s die gebruikt zijn bij de fotoherkenningen zijn van een slechte kwaliteit en op géén manier kan hieruit een voor het bewijs bruikbare herkenning worden gebaseerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging en overweegt daartoe als volgt.
Aanwezigheid van verdachte bij de (door de verdediging niet betwiste) plofkraak aan de [adres 1] te Maarssen:
Stemherkenning
In algemene zin:
Uit de jurisprudentie blijkt dat bij stemherkenning geen speciale kennis of kunde vereist is en stemherkenningen door bijvoorbeeld verbalisanten mededelingen betreffen aangaande eigen waarneming en ondervinding.
In de jurisprudentie worden voorts feiten en omstandigheden genoemd die aan de betrouwbaarheid van een stemherkenning in zijn algemeenheid bijdragen. Daarbij is onder meer van belang of de stemherkenning wordt ondersteund door ander bewijs.
Verbalisant [verbalisant 1] :
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 12 mei 2015 de stem van verdachte herkend en verklaart hierover [10] :
“Ik, verbalisant, was eerder belast met een onderzoek genaamd 22BRZ13429, waar [verdachte] verdachte in was. In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van het opnemen en uitluisteren van telecommunicatie en werd het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] opgenomen en uitgeluisterd. Ik, verbalisant, was onder andere belast met het uitluisteren van telecommunicatie. Ook heb ik [verdachte] tijdens dat onderzoek meerdere malen gehoord.”
en
“Ik hoorde het woord “draaien” en hoorde een specifieke rollende r die mij zeer bekend voorkwam. Toen ik dit hoorde dacht ik meteen dat dit de stem moest zijn van de mij ambtshalve bekende [verdachte] .”
Verbalisant [verbalisant 1] herkent de stem van [verdachte] . Zij doet dat op basis van de specifiek rollende “r” van verdachte.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft elf OVC-gesprekken beluisterd. [verbalisant 1] is vervolgens ook als getuige door de rechter-commissaris gehoord. Daar heeft ze eenzelfde verklaring afgelegd over de stemherkenningen [11] .
De rechtbank acht het van belang op te merken dat verbalisant [verbalisant 1] afkomstig is uit een ander onderzoeksteam en dat zij niet eerder betrokken is geweest bij het onderzoek “Fauna”. Zij heeft geen informatie over het onderzoek “Fauna” ontvangen. De door de verdediging betrokken stelling dat [verbalisant 1] mogelijk al verteld was dat verdachte bij de plofkraak betrokken kon zijn en dat er mogelijk sprake was van beïnvloeding van deze verbalisant is niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht de stemherkenning van verbalisant [verbalisant 1] daarom voldoende betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Inhoud OVC-gesprekken
De in de nacht van de plofkraak in de Audi RS4 gevoerde gesprekken zijn heimelijk opgenomen en uitgeluisterd. De voor verdachte belastende gesprekken hebben (o.a.) de volgende inhoud:
23 april 2015 tijdstip 02:30:25 [12]
[medeverdachte 1] : Dan moet je zometeen aan de aan de andere kant gaan zitten [betrokkene 1] (fon.)
[verdachte] : Wat zeg je pik?
23 april 2015 tijdstip 05:24:00 [13]
[medeverdachte 1] : Die route was kankergoeie, he? Enge route, he?
[medeverdachte 2] : Maar ik schrok wel he maat, ik dacht dat we een klapband hadden bij die hoge stoep.
[verdachte] : ja
[medeverdachte 1] : Ja man
[medeverdachte 2] : Want we gingen de stoep op
[medeverdachte 1] : Vriend, je kan ook gewoon terugrijden ook naar ons toe, he? Op dit moment, he?
[medeverdachte 2] : Ja? Kan dat gewoon?
[medeverdachte 1] : Zullen we gewoon naar ons toe, terugrijden?
[verdachte] : (onv)
[medeverdachte 2] : Wat jij wil
[verdachte] : Naar mij?
[medeverdachte 2] : Naar jou?
[medeverdachte 1] : Ja
[verdachte] : naar mij
23 april 2015 tijdstip 05:29:00 [14]
[medeverdachte 2] : Woont 1 van jullie dichtbij de box in de buurt?
[medeverdachte 1] : Ja. We wonen allemaal dichtbij de box.
23 april 2015 tijdstip 05:39:00 [15]
[verdachte] : Ga hier naar links
[medeverdachte 1] : Rij onze eigen stad in, rij [gemeente 1] in.
De rechtbank overweegt voorts dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] blijkens hun eigen opgave woonachtig zijn in [gemeente 1] . [16] Medeverdachte [medeverdachte 2] is echter niet woonachtig in ‘s- [gemeente 1] . [17]
Fotoherkenning
In algemene zin:
Aan de hierna genoemde verbalisanten is een viertal foto’s (
stills) getoond.
Drie van deze foto’s zijn afkomstig van beelden genomen op 22 april 2015 om 17:39:57 (foto 1, pag. 642), 17:40:05 uur (foto 2, pag. 642) en 17:40:04 (foto 3, pag. 643). Foto’s 1 en 2 betreffen foto’s met daarop een persoon, foto 3 betreft een foto zonder een persoon erop.
De vierde foto is afkomstig van beelden genomen op 23 april 2015 om 00:12:02 uur (foto 4, pag. 643). Op deze foto is een persoon te zien.
Verbalisant [verbalisant 2] :
Op 8 mei 2015 herkent verbalisant [verbalisant 2] op drie foto’s de afgebeelde persoon (derhalve de foto’s 1, 2 en 4) als de hem ambtshalve bekende [verdachte] . Hij verklaart daarbij dat hij veelvuldig in contact is geweest met deze verdachte. [18]
Bij de rechter-commissaris verklaart de verbalisant dat hij verdachte op foto’s herkende en dat hij verdachte vrij goed kent omdat hij hem al jaren kent. Hij heeft zelfs een keer zijn leven gered. [19]
Verbalisant [verbalisant 3] :
Op 28 april 2015 verklaart verbalisant [verbalisant 3] dat hij bij het tonen van de foto’s (foto’s 1 en 2) direct moest denken aan [verdachte] . Ter controle heeft hij een recente foto van verdachte op Facebook bekeken. Gelet op de overeenkomsten in de specifieke vorm van zijn neus, haardracht en vorm van zijn hoofd alsmede de bouw en postuur van verdachte komt hij tot de conclusie dat de verdachte op de foto’s (foto’s 1 en 2) verdachte [verdachte] betreft. [20]
Verbalisant [verbalisant 4] :
Op 28 april 2015 verklaart verbalisant [verbalisant 4] dat ze verdachte [verdachte] herkent op de camerabeelden afkomstig van een vaste cameraopstelling gericht op de garagebox aan de [adres 3] . [21] Zij herkent verdachte op de foto’s 1, 2 en 4.
Verbalisant [verbalisant 5] :
Op 7 mei 2015 herkent verbalisant [verbalisant 5] met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verdachte [verdachte] op de getoonde foto’s 1, 2 en 4. Hij is tijdens het werk meerdere malen met verdachte in contact gekomen. [22]
Zo er al onduidelijkheid zou bestaan over op welke foto verdachte wordt herkend, merkt de rechtbank op dat drie van de vier verbalisanten verdachte hebben herkend op iedere foto met daarop een persoon. Verbalisanten hebben verdachte derhalve ook herkend op de vagere foto én op de afdruk van de camerabeelden die zijn gemaakt toen de Audi RS4 ’s-nachts vertrok.
De rechtbank ziet derhalve geen reden deze herkenningen als onbetrouwbaar uit te sluiten van het bewijs.
Aantreffen Volkswagen Polo
Uit camerabeelden blijkt dat op 22 april 2015, omstreeks 17:39 uur, zijnde de avond voor de plofkraak en op het tijdstip kort voordat een persoon (die als [verdachte] wordt herkend, zie hiervoor) op die beelden bij de garage waar de Audi is gestald is te zien, komt een Volkswagen Polo het garageplein bij de garagebox op de [adres 3] oprijden, zijnde de plek waar de gestolen Audi gestald staat. Verbalisant herkent de Volkswagen Polo als de Volkswagen Polo van de vader van [verdachte] ; de herkenning vindt plaats op basis van de schade aan het voertuig. [23]
Enkele uren na de plofkraak (namelijk op 23 april 2015 om 9.30 uur), wordt in de buurt van de garagebox aan de [adres 3] , een grijze Volkswagen Polo aangetroffen, op naam van [verdachte] ( [geboortedatum 2] ), zijnde de vader van [verdachte] . Op diezelfde dag, omstreeks 12.30 uur, zien verbalisanten de Volkswagen Polo rijden. Achter de Volkswagen Polo reed een blauwe Volkswagen Lupo, op naam van [betrokkene 2] , zijnde de vriendin van [verdachte] .
Verklaring verdachte ter zitting
Verdachte heeft ter zitting van 6 juli 2016 verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte 1] kent.
De rechtbank komt, met de officier van justitie, op grond van het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien en bezien in samenhang met de vaststaande feiten, tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [verdachte] samen met de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de plofkraak in Maarssen heeft gepleegd.
De overtuiging van de rechtbank dat verdachte een van de daders is van (kortgezegd) de plofkraak wordt verder versterkt door het beroep van verdachte op zijn zwijgrecht. Verdachte heeft op geen enkele wijze concreet toegelicht waarom de verbalisant zich zou hebben vergist bij de herkenningen van verdachte. Ook heeft verdachte geen (begin van een) verklaring gegeven voor het feit dat de auto van zijn vader én die van zijn vriendin, één maal zelfs samen, zijn gesignaleerd in de buurt van de garagebox te [gemeente 2] . Verdachte heeft eveneens geen verklaring willen geven voor het feit dat hij herkend wordt op foto’s genomen enkele uren voordat de Audi RS4 vertrok.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf, maar zeker in samenhang bezien, wijzen zodanig sterk in de richting van verdachte dat deze in beginsel vragen om een redelijke verklaring van de zijde van verdachte. Verdachte heeft deze verklaring evenwel niet gegeven.
Het oordeel van de rechtbank betreffende feit 2:
Zoals hiervoor onder feit 1 door de rechtbank overwogen, is verdachte naar het oordeel van de rechtbank één van de daders van de plofkraak in Maarssen op 23 april 2015. Bij die plofkraak hebben de daders met behulp van een gestolen Audi RS4 (oorspronkelijk voorzien van het kenteken [kentekennummer 1] ) de gevel van het pand [adres 1] geramd.
Op grond van hetgeen onder de vaststaande feiten is beschreven acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen voornoemde auto en gevel heeft vernield/beschadigd. Hoewel het voertuig slechts door één persoon bestuurd werd en de feitelijke vernielings/beschadegingshandeling door één persoon werd verricht, is de rechtbank van oordeel dat het rammen van de gevel met de Audi RS4, alsook dat door dit rammen schade zou ontstaan aan die auto en die gevel, als een zó waarschijnlijke mogelijkheid besloten lag in de eerdere nauwe en bewuste samenwerking met het oog op de voorgenomen plofkraak, dat ook wat betreft het met dat rammen van de pui verband houdend misdrijf van artikel 350 Sr., zo bewust en nauw is samengewerkt dat van medeplegen van dat misdrijf kan worden gesproken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen eventueel in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. A. op 23 april 2015 te Maarssen (gemeente Stichtse Vecht), tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door met behulp van een breekvoorwerp de uitgiftegleuf van een geldautomaat van de ING Bank, gevestigd in het perceel [adres 1] aldaar, te forceren en in de kluisruimte behorende bij die geldautomaat een gasmengsel (zuurstof/acetyleen) te spuiten en vervolgens dit gasmengsel te ontsteken/doen ontploffen/doen ontbranden, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te duchten was
en
B. op 23 april 2015 te Maarssen (gemeente Stichtse Vecht), tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een geldautomaat van de ING Bank, gevestigd aan perceel [adres 1] aldaar, heeft weggenomen een aantal geldcassettes met een hoeveelheid geld, toebehorende aan de ING Bank N.V., waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking, te weten het forceren van de uitgiftegleuf van die geldautomaat en het middels het teweegbrengen van een ontploffing opblazen van die geldautomaat en het met een auto forceren van een gevel van dat perceel
2. op 23 april 2015 te Maarssen (gemeente Stichtse Vecht), tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk en wederrechtelijk
- een personenauto, Audi (model A4, type RS4) (oorspronkelijk voorzien van het kenteken [kentekennummer 1] ),
toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en
- de zijgevel van het pand [adres 1] en een deel van de winkelruimte van een winkel genaamd " [winkel] ", toebehorende aan Primera,

heeft vernield en/of beschadigd

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vierentwintig (24) maanden met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de bepleite niet-ontvankelijkheid, dan wel vrijspraak heeft de verdediging zich niet uitgelaten over de strafmaat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met zijn mededaders een aantal geldcassettes met een hoeveelheid geld uit een geldautomaat van de ING Bank in Maarssen gestolen door deze automaat te laten ontploffen. Door de ontploffing van de geldautomaat is grote schade ontstaan aan de automaat zelf en de direct daaraan grenzende ruimte. Ook hebben verdachten met een gestolen auto de gevel van het pand waarin de geldautomaat gevestigd was geramd, waardoor zowel de auto als die gevel beschadigd of vernield werden. Bovendien hebben verdachte en zijn mededaders een gevaarzettende situatie doen ontstaan door gasflessen met acetyleen en zuurstof in een personenauto te vervoeren. Bij een aanrijding met deze personenauto hadden de gasflessen, gezien de zeer brede explosiegrenzen van acetyleen, immers tot ontploffing kunnen komen.
De rechtbank acht als uitgangspunt achttien (18) maanden gevangenisstraf voor het plegen van een plofkraak passend. De rechtbank verwijst daarbij ook naar de vonnissen van deze rechtbank van 7 september 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:5264 en, inzake de medeverdachte [medeverdachte 1] , van 13 juli 2015, parketnummer 01-879007-13.
De rechtbank houdt voorts bij de straftoemeting rekening met de professionele wijze waarop de plofkraak is gepleegd.
Zo werd er - onder meer - gebruik gemaakt van een van tevoren gestolen, zeer snelle auto; werd diezelfde nacht een set kentekenplaten gestolen en op de gestolen auto gemonteerd; werd van tevoren benzine getankt in jerrycans zodat dit tijdens de uitvoering van de plofkraak niet bij een tankstation hoefde te gebeuren en zo kon worden voorkomen dat er camerabeelden van de daders bij een tankstation zouden worden gemaakt; was er sprake van een zeer ingenieuze vluchtroute waarvoor van te voren een hek dat toegang geeft tot een strook gras naast de snelweg geforceerd; bleek uit de gesprekken in de auto op weg naar en na afloop van de plofkraak dat verdachte en zijn mededaders grote kennis hadden van de wijze waarop een plofkraak gepleegd wordt, alsmede van het inwendige van geldautomaten; werd de plofkraak binnen drie minuten gepleegd waarbij sprake was van een duidelijke rolverdeling.
Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank ten nadele van verdachte in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 2 juni 2016, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte in 2013 reeds is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf wegens vermogensdelicten.
Verdachte was ten tijde van de plofkraak voorts in afwachting van zijn berechting ter zake van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er niet van weerhouden tijdens die schorsing van het voorarrest een plofkraak te plegen. Het geeft aan hoe weinig hij zich aantrekt van het feit dat hij de maatschappij grote materiële en financiële schade berokkent. Dat rekent de rechtbank verdachte in straf verhogende zin zwaar aan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank (enkel) voor wat betreft het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht tot slot acht geslagen op het vonnis van de rechtbank van 14 juli 2016 betreffende verdachte.
Al met al acht de rechtbank geen andere straf dan een gevangenisstraf voor de hierna bepaalde duur passend en geboden.

De vordering van de benadeelde partij ING Bank N.V. (feit 1).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ING Bank N.V. à € 19.805,70 en het hoofdelijk opleggen van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten materiële schadevergoeding (posten: “nieuwe geldautomaat” en “projectkosten herbouw”).
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de schadepost “onderzoekskosten ING”, omdat de rechtbank van oordeel is dat dat deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd en nadere onderbouwing door de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij Politie Oost-Brabant (feit 2).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Politie Oost-Brabant à € 11.150,= en het hoofdelijk opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, met wettelijke rente, voor dat bedrag gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering. De rechtbank is oordeel dat nader onderzoek met betrekking tot de eigendom van de Audi RS4 nader onderzoek behoeft, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De vordering van de benadeelde partij [winkel] (feit 2).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [winkel] à € 9.603,= en het hoofdelijk opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, met wettelijke rente, voor dat bedrag gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding (posten “winkelschade” en “verlies eigen risico”), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening ten aanzien van de immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van indienen van de vordering (10 februari 2016) tot aan de dag der algehele voldoening ten aanzien van de materiële schade.
De rechtbank zal de volgende onderdelen van de vordering afwijzen, te weten materiële schadevergoeding ten aanzien van de post “meerkosten rolluik” vanwege het ontbreken van een causaal verband tussen het strafbare feit en de opgevoerde schadepost.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de post “omzetverlies”. De rechtbank is van oordeel dat dat deel van de vordering, mede gelet op de betwisting door de verdediging, onvoldoende is onderbouwd en nadere onderbouwing door de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening ten aanzien van de immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van indienen van de vordering (10 februari 2016) tot aan de dag der algehele voldoening ten aanzien van de materiële schade.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 47, 55, 57, 60a, 63, 157, 310, 311, 350.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
A. Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en B. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking
T.a.v. feit 2:medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen, in eendaadse samenloop gepleegd met feit 1
De rechtbank:
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straf en maatregelen.

T.a.v. feit 1, feit 2:Gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27

Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van € 17.645,70 subsidiair 123 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
ING Bank N.V.van een bedrag van € 17.645,70 (zegge: zeventienduizend zeshonderdvijfenveertig euro en zeventig eurocent euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 123 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post "nieuwe geldautomaat" en "projectkosten herbouw" ).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
ING Bank N.V.van een bedrag van € 17.645,70 (zegge: zeventienduizend zeshonderdvijfenveertig euro en zeventig eurocent), te weten materiële schade (post "nieuwe geldautomaat" en "projectkosten herbouw" ).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (post "onderzoekskosten ING") niet ontvankelijk is.

T.a.v. feit 2:Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij Politie Oost-Brabant in de vordering.

Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van € 1.614,00.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[winkel]van een bedrag van € 1.614,= (zegge: duizendzeshonderdveertien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 26 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 500,= immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding (post "winkelschade" en "verlies eigen risico"). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag ten aanzien van de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Het totale bedrag ten aanzien van de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het indienen van de vordering tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[winkel]van een bedrag van € 1.614,= (zegge: duizendzeshonderdveertien euro), te weten € 500,= immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding (post "winkelschade" en "verlies eigen risico"). Het totale bedrag ten aanzien van de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. Het totale bedrag ten aanzien van de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het indienen van de vordering tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij ten aanzien van de post ‘Omzetverlies’ niet ontvankelijk is.
Wijst de vordering voor het overige af.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. J.J. Janssen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 20 juli 2016.

Voetnoten

1.Arrest van de Hoge Raad d.d. 2 juli 2002, ECLI:NL:HR:2002:9915.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche ’s-Hertogenbosch, onderzoek “Fauna” met pv-nummer 20150708.0855.5863, sluitingsdatum 3 november 2015, aantal doorgenummerde bladzijden: 1054.
3.Aangifte blz. 382
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 364-370
5.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 31 augustus 2015, blz. 436 ev.
6.Proces-verbaal van sporenonderzoek, blz. 474.
7.Proces-verbaal blz. 298
8.Aangifte blz. 431-433
9.Aangifte blz. 434-435
10.Proces-verbaal van stemherkenning, blz. 660-661
11.Verklaring getuige [verbalisant 1] t.o.v. de rechter-commissaris d.d. 11 april 2016
12.Proces-verbaal van bevindingen blz. 607
13.Proces-verbaal van bevindingen blz. 627-628
14.Proces-verbaal van bevindingen blz. 631
15.Proces-verbaal van bevindingen blz. 634
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 309, proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , p. 195
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 268, alsmede gesprek geciteerd bij voetnoot 14.
18.Proces-verbaal van bevindingen (p. 641-642)
19.Getuigenverklaring t.o.v. RC door [verbalisant 2] d.d. 7 april 2016
20.Proces-verbaal van bevindingen (p. 644-647)
21.Proces-verbaal van bevindingen (p. 648-650)
22.Proces-verbaal van bevindingen (p. 651-653)
23.Proces-verbaal van bevindingen (p. 665-666)