ECLI:NL:RBOBR:2015:5264
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Diefstal door middel van plofkraak met aanzienlijke schade aan bankgebouw en auto, recidive en strafoplegging
Op 7 september 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal door middel van een plofkraak. De feiten vonden plaats op 19 februari 2015 te 's-Hertogenbosch, waar de verdachte samen met een of meerdere mededaders een geldautomaat heeft opgeblazen om geld te stelen, toebehorende aan de ING Bank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de plaats delict heeft verschaft door middel van braak, en dat er aanzienlijke schade is ontstaan aan zowel de geldautomaat als het gebouw waarin deze zich bevond, alsook aan een geparkeerde auto. De verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten, wat als recidive werd aangemerkt.
Tijdens de rechtszitting op 29 mei en 24 augustus 2015 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. De verdediging vroeg om een straf gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie grotendeels overgenomen, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd is.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een arbeidsvaardigheden-training. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van inbeslaggenomen goederen uitgesproken, waaronder een gasmengkraan en drukmeters, en onttrekking aan het verkeer van een stroomstootwapen. De teruggave van andere inbeslaggenomen goederen aan de verdachte is gelast, omdat het belang van strafvordering zich daar niet meer tegen verzet.