Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijsmotivering.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK
ontslaat de verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Rechtbank Oost-Brabant
Op 30 juni 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel, zoals bedoeld in artikel 273f lid 1 aanhef en onder 3° van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er geen sprake was van uitbuiting. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 februari 2016 en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie tijdens de zitting op 16 juni 2016.
De tenlastelegging betrof het aanwerven en medenemen van verschillende slachtoffers met het oogmerk hen in een ander land te brengen om seksuele handelingen te verrichten tegen betaling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie had vrijspraak bepleit, verwijzend naar eerdere arresten van de Hoge Raad.
De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte en een medeverdachte betrokken waren bij de bemiddeling van de slachtoffers naar Nederland voor prostitutie, er geen bewijs was van uitbuiting in de zin van dwang of misleiding. De rechtbank oordeelde dat de bewezen verklaarde handelingen niet als mensenhandel konden worden gekwalificeerd, omdat uitbuiting een impliciet bestanddeel is van de strafbaarheid onder artikel 273f Sr. Daarom werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, en werd het bewezenverklaarde niet strafbaar verklaard.