3.1.De Stichting c.s. vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. de Gemeente zal gebieden dat het instellingsbesluit van 15 december 2015 wordt herzien in die zin dat een zelfde aantal stembureaus wordt ingesteld ten behoeve van het referendum op 6 april 2016 in de gemeente als gebruikelijk is voor verkiezingen, dat wil zeggen tien stembureaus, of althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen aantal stembureaus, op straffe van een dwangsom van € 1.000.000,-- als daaraan niet tijdig voor het referendum gevolg wordt gegeven;
2. de Gemeente zal veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder in de nakosten ten bedrage van respectievelijk € 131,00 zonder betekening en € 199,00 in geval van betekening, indien en voor zover de Gemeente niet binnen de wettelijke vereiste termijn van twee dagen althans binnen een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na betekening van het te wijzen vonnis, heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding of een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening.
3.1.1.De Stichting c.s. legt daaraan, kort samengevat, onder meer het volgende ten grondslag:
3.1.2. De Gemeente handelt onrechtmatig in de zin van artikel 6:162 BW door op onjuiste wijze uitvoering te geven aan de Wrr. Voor het aantal in te stellen stembureaus bieden de verkiezingen voor Provinciale Staten in 2015 de beste vergelijking. Het referendum van 6 april 2016 is de eerste verkiezing in Nederland waarbij het opkomstpercentage van groot belang is en bepalend kan worden voor het resultaat. Onderzoek wijst uit dat er causaal verband bestaat tussen, kort gezegd, de stemfaciliteiten die aan een kiezer worden geboden (aantal, afstand, locatie) en de mate waarin die kiezer gebruik zal maken van zijn stemrecht. De kans is aanzienlijk dat een reductie van 70% van het aantal stembureaus, zoals in Son en Breugel, tot gevolg zal hebben dat minder mensen hun stem zullen uitbrengen, waarmee vanwege het vereiste opkomstpercentage de werking van de Wrr. ernstig wordt gefrustreerd. Door dit soort feitelijke drempels op te werpen, kan het instellen van 70% minder stembureaus worden aangemerkt als obstructie van het democratisch proces, terwijl de Wrr. nu juist in het leven is geroepen omdat de kiezers in de Nederlandse democratie te veel op afstand staan.
3.1.3.In het bijzonder ouderen en gehandicapten worden beperkt in de zelfstandige uitoefening van hun rechten als kiezers. Door geen rekening te houden met de belangen van mensen met een handicap handelt de Gemeente in strijd met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (verder: VN-Gehandicaptenverdrag).
3.1.4.Een vermindering van het aantal stembureaus is tevens in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het betekent een beperking van de ultieme uitoefening van het recht op vrije meningsuiting, te weten het deelnemen aan verkiezingen en referenda, dat wordt beschermd door artikel 10 EVRM, in samenhang met artikel 3 Eerste Protocol EVRM. Voor ouderen en gehandicapten die een grotere afstand moeten afleggen om gebruik te maken van hun stemrecht betekent dit een grotere beperking van die mogelijkheid dan voor jonge mensen en niet-gehandicapten, hetgeen een schending oplevert van het in artikel 14 EVRM opgenomen discriminatieverbod. Tevens is sprake van schending van artikel 1 twaalfde protocol EVRM en de verplichting tot gelijke behandeling in artikel 1 Grondwet.
3.1.5.De onzorgvuldigheid van de Gemeente komt ook tot uitdrukking in de omstandigheid dat de Gemeente in strijd handelt met diverse algemene beginselen van behoorlijk bestuur, te weten het beginsel van zorgvuldige voorbereiding (artikel 3:2 Algemene wet bestuursrecht), het beginsel van behoorlijke belangenafweging (artikel 3:4 lid 1 Awb), het evenredigheidsbeginsel (artikel 3:4 lid 2 Awb) en het motiveringsbeginsel (artikel 3:47 Awb). Via de schakelbepaling van artikel 3:1 lid 2 Awb gelden deze beginselen ook voor andere handelingen van bestuursorganen, zoals het instellen van stembureaus.
3.1.6.De heer en mevrouw [eisers sub 2 en 3] hebben in verband met hun gezondheidsproblemen een direct en persoonlijk belang bij het instellen van een stembureau in de directe nabijheid van hun woning, zoals tot op heden het stembureau aan de Breeakkerstraat 1a. Het is voor hen ondoenlijk om zelfstandig hun stem uit te brengen in het stembureau aan het Raadhuisplein.
3.2.1.De Gemeente voert, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende verweer.
3.2.2.Het instellen van drie stembureaus in Son en Breugel is de uitkomst van het lokaal democratisch proces en voldoet ook aan het wettelijk voorgeschreven minimum dat verplicht tot het instellen van één of meer stembureaus. Er bestaan geen andere normen die de Gemeente verplichten tot het instellen van meer dan drie stembureaus. Bij gebrek aan dergelijke normen is de Gemeente binnen redelijke grenzen vrij om te bepalen hoeveel stembureaus zij instelt. Uit het feit dat de Gemeente bij voorgaande verkiezingen bij het instellen van het aantal stembureaus is uitgegaan van ongeveer 1.200 kiesgerechtigden per stembureau, mag geen norm worden afgeleid. Er is geen sprake van gewoonterecht dat het instellen van meer dan drie stembureaus voorschrijft. De Gemeente is ook niet gebonden aan de opinie van de kiesraad. De kiesraad is een landelijk adviesorgaan dat het democratisch gezag ontbeert om aan gemeenten een norm voor te schrijven.
3.2.3.De capaciteit van een stembureau ligt bij een raadgevend referendum hoger dan bij gewone verkiezingen. Het tellen van de stemmen is namelijk een stuk eenvoudiger omdat slechts “ja” of “nee” kan worden gestemd. Gelet op de peilingen valt te verwachten dat in Son en Breugel ongeveer 30% (de kiesdrempel) van de kiesgerechtigden zal gaan stemmen. Dat komt neer op ongeveer 3.750 mensen. Met drie stembureaus bestaat dan voldoende capaciteit. Dat aantal is ook efficiënt. Indien de opkomst toch hoger mocht uitvallen, dan kan de Gemeente op de dag van het referendum de capaciteit nog vergroten, zo nodig door het openen van (een) extra stembureau(s).
3.2.4.De stembureaus zijn voor de kiezers eenvoudig te bereiken. Het overgrote deel van de inwoners woont in de kernen Son en Breugel. Die krijgen elk een eigen stembureau, waarbij Son nog een stembureau krijgt in de grote wijk Gentiaan. De stembureaus zijn bovendien gelegen op korte afstand van supermarkten, zodat kiezers het stemmen kunnen combineren met het doen van hun dagelijkse boodschappen. Er bestaat geen norm voor de afstand tussen het woonadres van de kiezers en hun stembureau. Ook in veel andere gemeentes is het aantal stembureaus voor het referendum lager dan bij andere verkiezingen, hetgeen de redelijkheid de beslissing van de Gemeente onderstreept. De langste reisafstand blijft hetzelfde als voorheen, namelijk 1,5 kilometer.
3.2.5.Dat de heer en mevrouw [eisers sub 2 en 3] gewend zijn om te kunnen stemmen op 50 meter afstand van hun woonadres betekent niet dat zij daar ook recht op hebben. Indien de heer en mevrouw [eisers sub 2 en 3] als gevolg van de afstand niet zelfstandig kunnen stemmen, dan kunnen zij iemand machtigen dat voor hen te doen.
3.2.6.De door de Stichting c.s. aangehaalde verdragen hebben geen rechtstreekse werking en zijn ook niet uitgewerkt in de nationale regelgeving. De Gemeente faciliteert mensen die slecht ter been zijn. Voor hen bestaat met de mogelijkheid een gehandicaptenparkeerkaart aan te vragen.
3.2.7.Het werkelijke doel van de Stichting met dit kort geding is dat een meerderheid van de stemmers in het referendum zich uitspreekt in afwijzende zin. Dat doel valt buiten haar statutaire belang tot bewustmaking van de Nederlandse bevolking over de implicaties van het Europese integratieproces. Dat belang wordt door de handelwijze van de Gemeente niet geschaad.
3.2.8.De Stichting kan zich niet beroepen op rechten en belangen van derden, omdat geen sprake is van de voor een groepsactie vereiste representativiteit. In dit geval is het algemeen belang van de democratie het belang van de Gemeente, niet dat van de Stichting. Artikel 6:162 BW beschermt de Stichting niet in het door haar gestelde belang.