4.2Gelet hierop dient de voorzieningenrechter vooraleerst te beoordelen of het verzoek om een voorlopige voorziening zich richt tegen een besluit als bedoeld in de Awb.
De voorzieningenrechter overweegt daartoe het volgende.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan verweerders beslissing om per wijk één aanplakbord te plaatsen niet als een besluit in de zin van de Awb worden aangemerkt.
Verweerder heeft bij besluit van 15 oktober 2013 uit hoofde van artikel 2:42, vierde lid van de Algemene plaatselijke verordening van Oldenzaal reeds twaalf locaties in Oldenzaal aangewezen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen gedurende een verkiezingsperiode. Het plaatsen van een aanplakbord op een aantal daarvan strekt als zodanig niet tot het in het leven roepen van enig rechtsgevolg, maar betreft een feitelijke handeling waarmee het uitdragen van meningsuitingen en bekendmakingen concreet gestalte krijgt. Verweerders beslissing om per wijk één aanplakbord te plaatsen is dan ook niet gericht op enig publiekrechtelijk rechtsgevolg.
Tegen een feitelijke handeling staat niet de mogelijkheid van bezwaar open, zodat verzoeksters bezwaar tegen verweerders dienaangaande beslissing naar verwachting niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Het verzoek om ten aanzien daarvan een voorlopige voorziening te treffen moet dan ook worden afgewezen.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan verweerders beslissing om een aantal stembureaus in te stellen wel als een besluit in de zin van de Awb worden aangemerkt.
Die instelling stoelt immers op een wettelijke grondslag, waarmee als rechtsgevolg is beoogd een drager van subjectieve rechten en plichten (een rechtssubject) in het leven te roepen, waarop op de dag van het referendum de normen van de Kieswet, de Wet raadgevend referendum (Wrr) en het Besluit raadgevend referendum (Brr) van toepassing zijn. Het besluit daartoe behelst derhalve een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Het bepaalde in artikel 8:4, vierde lid, aanhef en onder c van de Awb staat daaraan niet in de weg. Die bepaling ziet immers op besluiten:
- bij een referendum op grond van de Wet raadgevend referendum inzake het verloop van de stemming en de stemopneming,
- van het stembureau, het hoofdstembureau en de burgemeester inzake de vaststelling van de uitkomsten van de stemming bij een referendum en
- van de referendumcommissie tot vaststelling van de datum waarop een referendum wordt gehouden.
Een besluit van een college van burgemeester en wethouders tot instellen van een stembureau valt daar niet onder.
Tegen verweerders beslissing om een aantal stembureaus in te stellen staat dan ook de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.
Verzoeksters bezwaar tegen verweerders dienaangaande beslissing zal dan ook naar verwachting door verweerder ontvankelijk worden geacht en ten materiële worden heroverwogen, zodat het verzoek om een voorlopige voorziening niet reeds op formele gronden dient te worden afgewezen.