In deze zaak betreft het een deelgeschil naar aanleiding van een dodelijk verkeersongeval op 4 mei 2013, waarbij de motorrijder [naam slachtoffer] werd aangereden door een bestelbus bestuurd door [bestuurder bestelbus]. De bestelbus verliet een uitrit zonder voorrang te verlenen aan de motorrijder, die op dat moment met een snelheid van 50-61 km/u reed, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 30 km/u was. De rechtbank moest oordelen over de mate van eigen schuld van de motorrijder en de aansprakelijkheid van de verzekeraar van de bestelbus, Nationale Nederlanden.
De rechtbank oordeelde dat Nationale Nederlanden 90% van de schade moest vergoeden, ondanks de vaststelling dat de motorrijder ook een verkeersovertreding had begaan door te hard te rijden. De rechtbank overwoog dat de fout van de bestuurder van de bestelbus ernstiger was en dat de dodelijke afloop van het ongeval en de daaruit voortvloeiende schade voor de nabestaanden zwaar wogen. De rechtbank paste de billijkheidscorrectie toe, waardoor de schadevergoeding in het voordeel van de verzoekers werd verhoogd. Tevens werd de kosten van de deelgeschilprocedure vastgesteld op € 11.148,38, die volledig voor rekening van Nationale Nederlanden kwamen, omdat het doel van de deelgeschilprocedure was om de financiële drempel voor de gelaedeerde te verlagen.
De rechtbank concludeerde dat de motorrijder een eigen schuld had van 25%, maar dat dit niet van invloed was op de vergoeding van de kosten van de deelgeschilprocedure. De beslissing werd op 11 december 2015 openbaar uitgesproken door mr. O.R.M. van Dam.