ECLI:NL:RBOBR:2015:7463

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
14_1952
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor wijziging zendmast en DAB-antenne in Eindhoven

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 24 december 2015 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven is verleend aan KPN voor het milieuneutraal wijzigen van een bestaande zendmast door het bijplaatsen van een DAB-antenne. Eisers, omwonenden van de zendmast, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 1 mei 2014, waarin hun bezwaar ongegrond werd verklaard. Zij betogen dat de wijziging niet milieuneutraal is, omdat er meer en andersoortige straling bijkomt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het stralingsniveau, volgens aanvullend onderzoek, niet hoger zal zijn dan het reeds vergunde niveau van 3 Volt per meter op voor publiek toegankelijke plaatsen. De rechtbank oordeelt dat de straling van de DAB-antenne niet andersoortig is dan de straling van de reeds aanwezige antennes. De rechtbank heeft het primaire besluit herroepen voor zover het geen voorschrift bevatte met betrekking tot de maximaal toegelaten elektrische veldsterkte en heeft zelf een voorschrift aan de omgevingsvergunning verbonden. De rechtbank heeft de eisers in het gelijk gesteld, maar ook geoordeeld dat hun andere gronden niet slagen. De rechtbank heeft de proceskosten van eisers vergoed en het griffierecht terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/1952

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 december 2015 in de zaak tussen

[eisers] , te [woonplaats] , eisers,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder
(gemachtigden: ing. J.G.A.M. Aarts en M.L.M. Lammerschop).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
K.P.N. B.V (KPN)., te Hilversum, (gemachtigden: mr. C. Ruers en mr. Q.J. Tjeenk Willink alsmede mr. M.H. Korteweg en E.J. Sjamaar).

Procesverloop

Bij besluit van 13 november 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan KPN een omgevingsvergunning verleend voor een milieuneutrale wijziging in verband met het plaatsen van een DAB-antenne in een bestaande zendmast gelegen aan de Croy te Eindhoven.
Bij besluit van 1 mei 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2015. Eisers zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. KPN is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigden.
De rechtbank heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) ingeschakeld en een vijftal vragen gesteld. De StAB heeft op 2 april 2015 advies uitgebracht. Eisers en KPN hebben hierop gereageerd en hebben vervolgens nog nadere reacties gegeven.
De zaak is wederom op zitting behandeld op 15 december 2015. Eisers zijn verschenen in persoon, verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. KPN is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigden.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Bij besluit van 13 december 2006 heeft verweerder aan KPN een milieuvergunning (oprichting) verleend voor het oprichten van een zendmast aan Croy ongenummerd te Eindhoven. De zendmast staat op een parkeerterrein aan de rand van een bedrijventerrein in Eindhoven op vrij korte afstand van de rijksweg A2. De kortste afstand van de mast tot de ten oosten van het bedrijventerrein gelegen woningen van derden aan de Bouvigne bedraagt ca. 130 meter. Aan de overzijde van de Bouvigne ligt aan de Sterkenburg het Service-Verzorgingscentrum “Genderhof”.
1.2
Bij besluit van 7 januari 2009 heeft verweerder een vergunning voor het veranderen van de inrichting verleend. De verandering behelst, voor zover hier van belang, het op de zendmast bijplaatsen van een vijfde zender, een zogenoemde DVB-H zender voor digitale televisie met een vermogen van 15 kW ERP (Effective Radiated Power). Bij uitspraak van 3 februari 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BL1834) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) het besluit van 7 januari 2009 vernietigd, voor zover daarbij geen voorschrift is gesteld voor de elektrische veldsterkte die door de bijgeplaatste zender buiten de inrichting wordt opgewekt op plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek. De Afdeling heeft het daaropvolgende besluit van 28 april 2010 vernietigd bij uitspraak van 19 januari 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BP1318). Bij besluit van 11 mei 2011 heeft verweerder een nieuwe veranderingsvergunning verleend. Op 12 september 2012 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het milieuneutraal wijzigen van de zendmast in verband met het bijplaatsen van een straalverbindingsschotel die wordt gebruikt om een radioverbinding te realiseren met een schotelantenne op 4 km afstand. De rechtbank heeft het hiertegen door eisers ingestelde beroep bij uitspraak van 17 januari 2014 (SHE 13/3720) ongegrond verklaard.
1.3
KPN heeft op 19 september 2013 een aanvraag om een omgevingsvergunning milieu ingediend voor het milieuneutraal wijzigen van de bestaande zendmast aan [adres 1] te Eindhoven. De wijziging heeft betrekking op het (bij)plaatsen van een DAB-antenne (Digital Audio Broadcasting) in de reeds bestaande zendmast voor DVB (Digital Video Broadcasting). Door middel van deze antenne worden digitale radiosignalen uitgezonden. In de aanvraag is vermeld dat de nieuw te plaatsen DAB-antenne 1kW ERP verbruikt. Momenteel verbruiken de antennes 80 kW ERP. Het antennesysteem bestaat uit twee lagen met vijf antennes per laag. De zendmast is 95 meter hoog en het zwaartepunt van het DAB-antennesysteem bevindt zich op 82 meter hoogte.
1.4
Bij de eerste behandeling ter zitting hebben eisers aangegeven dat zij uitsluitend namens henzelf procederen en niet hebben beoogd beroep in te stellen namens andere omwonenden.
2.1
Eisers hebben een aantal formele gronden ingediend. Zij stellen dat de bezwaarcommissie slechts bestond uit één ambtenaar en dat geen sprake is geweest van een eerlijk en onafhankelijk advies. Zij merken bovendien op dat het verslag niet is toegezonden.
2.2
Verweerder heeft aangegeven dat op basis van een vaste werkwijze sinds 2012 slechts in bepaalde bezwaarzaken wordt gehoord door een onafhankelijke adviescommissie en dat overige bezwaarzaken ambtelijk worden behandeld. Verweerder heeft erkend dat het verslag niet is toegezonden aan eisers en heeft dit alsnog gedaan.
2.3
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de beslissing op een bezwaarschrift kan worden voorbereid door een onafhankelijke adviescommissie maar dat dit niet verplicht is in iedere zaak. De gemeente Eindhoven heeft een onafhankelijke adviescommissie. Gelet op artikel 2, tweede lid onder b, van de gemeentelijke Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Eindhoven 2006, worden typen besluiten aangewezen ten aanzien waarvan de betreffende adviescommissie niet bevoegd is. De rechtbank is van oordeel dat met de enkele verwijzing naar ‘een vaste werkwijze’ verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt dat de adviescommissie ten aanzien van bezwaren met betrekking tot omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) niet bevoegd is. Voor zover de rechtbank kan nagaan heeft verweerder dit type besluit niet aangewezen. Dit blijkt in ieder geval niet uit de lijst die is vastgesteld op 16 augustus 2011 en is gepubliceerd in het gemeenteblad van Eindhoven (2011, 57). De rechtbank is daarom van oordeel dat eisers ten onrechte niet zijn gehoord door een onafhankelijke adviescommissie. Indien niet wordt gehoord door een adviescommissie, dient ingevolge artikel 7:7 van de Awb wel een verslag van de hoorzitting te worden gemaakt, maar verplicht de Awb verweerder niet tot het toezenden van het verslag van de hoorzitting.
2.4
Eisers hebben in deze procedure ruimschoots de gelegenheid gekregen en genomen om hun grieven tegen het primaire besluit naar voren te brengen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat in dit geval belanghebbenden door het verzuim van verweerder niet zijn benadeeld. Daarom passeert de rechtbank dit verzuim met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Deze beroepsgrond faalt.
3.1
Eisers zijn van oordeel dat verweerder vooringenomen is en dat sprake is van belangenverstrengeling. De gemeente heeft € 100.000,00 in de mast geïnvesteerd.
3.2
Naar het oordeel van de rechtbank zijn in hetgeen eisers hebben aangevoerd geen concrete aanwijzingen te vinden voor de conclusie dat verweerder zijn taak niet zonder vooringenomenheid heeft vervuld. De enkele omstandigheid dat verweerders gemeente eigenaar is van het kunstobject in de zendmast acht de rechtbank op zichzelf onvoldoende. De stelling van eisers dat zij bij de vergunningverlening destijds om de tuin zijn geleid, wat hier verder ook van zij, is eveneens onvoldoende om partijdigheid van de zijde van verweerder aan te nemen. Deze beroepsgrond faalt.
4.1
Eisers stellen dat in het primaire besluit een foutief adres ( [adres 1] ) wordt vermeld. In de aanvraag worden verschillende adressen genoemd: Croy (ongenummerd), [adres 1] , [adres 2] . Burgers zijn volgens eisers niet correct geïnformeerd. Er is geen informatieavond vooraf gehouden. Het primaire besluit is niet bekend gemaakt op een gemeentelijke website.
4.2
Verweerder merkt op dat de aanvraag is voorzien van een overzichtskaart met locatieaanduiding. In de directe omgeving van eisers en derden is slechts één zendmast en er kan geen onduidelijkheid over de mast bestaan. Verweerder heeft het primaire besluit gepubliceerd op de gemeentelijke website op 13 november 2013 en overigens voldoende aandacht aan de vergunningverlening besteed.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat uit het bestreden besluit voor eenieder duidelijk heeft kunnen zijn om welke zendmast het gaat. Er staat maar één zendmast aan de Croy. Daaraan doet een verkeerde vermelding van het adres niet af. Uit de bijlage bij het verweerschrift leidt de rechtbank af dat het primaire besluit op 13 november 2013 is gepubliceerd op meerdere pagina’s van de website www.eindhoven.nl. Bij de voorbereiding van het primaire besluit is verweerder op grond van de Awb of de Wabo niet wettelijk verplicht vooraf een informatieavond te houden. De omstandigheid dat verweerder niet onverplicht een informatieavond heeft gehouden, leidt niet tot het oordeel dat het primaire en het bestreden besluit reeds daarom onvoldoende zorgvuldig zijn voorbereid. Deze beroepsgrond faalt.
5.1
Volgens eisers is van een milieuneutrale verandering geen sprake. Er komt nog meer straling bij terwijl de omwonenden nu al aan extreme elektromagnetische velden worden blootgesteld. De gemeente heeft KPN te veel elektromagnetische ruimte vergund waardoor KPN voortdurend nieuwe zenders kan toevoegen middels niet objectief verifieerbare modelberekeningen. Door de extra ruimte te gebruiken voor extra immissie gaat de veiligheidsmarge verloren. Eisers merken hierbij op dat de DAB-zender niet kan worden vergeleken met de reeds aanwezige zenders. De DAB-zender leidt tot meer dan een verdubbeling van de stralingsbelasting in de woonwijk. Eisers betwisten de juistheid van de door KPN overgelegde veldsterkteberekeningen.
5.2
Volgens verweerder is wel sprake van een milieuneutrale wijziging omdat ondanks toevoeging van de DAB-zender aan de op basis van de reeds eerder verleende vergunningen toegestane maximale veldsterkte van 3 Volt per meter (V/m) op voor publiek toegankelijke locaties kan worden voldaan. Dit volgt uit de door KPN overlegde rapportage met veldsterkteberekeningen.
5.3
KPN heeft een meetrapport overgelegd van september 2014 met het resultaat van veldsterktemetingen die in opdracht van KPN zijn uitgevoerd door de firma Coductec B.V. Hieruit blijkt volgens KPN dat ook na plaatsing van de DAB-zender de gemeten veldsterkte in de omgeving van de mast onder de vergunde norm van 3 V/m blijft, waarmee het milieuneutrale karakter van de verandering vast staat.
5.4
De rechtbank heeft de StAB om advies gevraagd. In antwoord op de vraag of de straling van de DAB-antenne andere gevolgen heeft dan de andere antennes, anders dan een bijdrage aan de veldsterkte, heeft de StAB geantwoord dat de straling van een DAB-antenne geen andere gevolgen heeft. Met betrekking tot de vraag of de veldsterkteberekeningen van KPN van augustus 2013 deugdelijk zijn, heeft de StAB wel enkele kanttekeningen bij het rapport geplaatst. Het rapport is vrij globaal van opzet, het vermeldt geen gegevens over welk programma en welke input zijn gebruikt. In het rapport is uitgegaan van de praktijksituatie en niet van de worst-case situatie. Het rapport vermeldt alleen de contouren op grondniveau in het horizontale vlak waardoor geen inzicht bestaat in de berekende waarden op andere hoogten rondom de mast.
5.5
Op verzoek van de StAB heeft KPN een aanvullend rapport laten maken waarbij rekening is gehouden met de worst-case situatie en waarmee ook in het verticale vlak inzicht wordt verkregen in veldsterktecontouren. Bij het overhandigen van het rapport is de StAB inzage geboden in de door de KPN gebruikte gegevens die wel als bedrijfsvertrouwelijk zijn aangemerkt. De StAB maakt nog de kanttekening dat er thans niet vijf maar zes DVB-T zenders in de mast hangen waarvan er maximaal vijf tegelijkertijd met 75 ERP met een zendvermogen van 80 kW uitzenden alsmede de straalzender met een vermogen van 0,024 kW en de DAB-zender van 1 kW.
5.6
In antwoord op de vraag of als gevolg van de DAB-antenne de vergunde waarde van
3 V/m wordt overschreden heeft de StAB op basis van het aanvullende rapport van KPN geconcludeerd dat dit niet het geval is.
5.7
KPN heeft in reactie op het advies van de StAB enkele tekstcorrecties gegeven en enkele verduidelijkingen.
5.8
Eisers hebben in hun reacties op het advies van de StAB gesteld dat ook het aanvullend rapport van KPN onjuist is. Volgens hen is de software gemanipuleerd en is een te grove resolutie toegepast over een te groot gebied. Op basis van door henzelf uitgevoerde berekeningen met een meer nauwkeurige resolutie in een gebied van 400 bij 400 meter rondom de zender komen zij tot de conclusie dat wel degelijk overschrijdingen plaatsvinden van de vergunde veldsterkte van 3 V/m. Zij hebben er in dit verband op gewezen dat omgevingsvergunning is verleend voor een kantoorgebouw van meer dan 25 meter hoogte op korte afstand van de zendmast.
5.9
Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder e, sub 2, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het veranderen of veranderen van de werking van een inrichting.
Ingevolge artikel 3.10, derde lid, van de Wabo is, indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e van de Wabo, afdeling 3.4 van de Awb niet van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning met betrekking tot een verandering van een inrichting of de werking daarvan, die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan, waarvoor geen verplichting bestaat tot het maken van een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer, en die niet leidt tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een omgevingsvergunning is verleend.
5.1
Met de op 11 mei 2011 verleende omgevingsvergunning is voorschrift 2.1.1 aan de veranderingsvergunning van 7 januari 2009 verbonden. In dit voorschrift is bepaald dat de elektrische veldsterkte als gevolg van de vijfde bijgeplaatste zender gezamenlijk met de door de overige in de inrichting aanwezige zend- en antenne- installaties opgewekte elektrische veldsterkte buiten de inrichting, op plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek, de grenswaarde als bedoeld in voorschrift 8.1.1 van de oprichtingsvergunning van 13 december 2006 (nummer 2006-037v) niet mag overschrijden. Verweerder heeft bij dit besluit tevens de in voorschrift 8.1.1 van voornoemde oprichtingsvergunning opgenomen zinsnede “28 V/m” gewijzigd in “3 V/m”.
5.11
Bij de bepaling of sprake is van een milieuneutrale wijziging dient te worden uitgegaan van hetgeen op basis van de geldende vergunningssituatie is toegestaan. De stelling dat verweerder KPN eerder te veel elektromagnetische ruimte heeft gegund, doet daaraan niet af. Op basis van het hierboven genoemde vergunningsvoorschrift 2.1.1 is voor zenders die aanwezig waren ten tijde van het primaire besluit met uitzondering van de straalverbindingsschotel een maximale grenswaarde van 3 V/m voor op publiek toegankelijke plaatsen toegelaten. Het besluit waarin dit is bepaald is onherroepelijk en van de rechtmatigheid van dit besluit moet in deze procedure worden uitgegaan. Gelet op het hiervoor geschetste toetsingskader is evenmin van belang of door vergunningverlening veiligheidsmarges worden opgesoupeerd. KPN heeft namelijk het recht deze veiligheidsmarge, voor zover hiervan sprake is, te benutten met de reeds eerder aanwezige en vergunde antennes.
5.12
Voor zover eisers wijzen op de vergunde nieuwbouw van een kantoor nabij de zendmast is de rechtbank van oordeel dat het belang van eisers niet wordt geraakt door eventuele hogere veldsterktes op het dak van een nog te bouwen kantoorgebouw. Voor zover eisers stellen dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven omdat de (toekomstige) aanwezigheid van het betreffende kantoorgebouw niet bij vergunningverlening is betrokken, laat de rechtbank deze stelling buiten beschouwing gelet op hetgeen is bepaald in artikel 8:69a van de Awb.
5.13
Gelet op het advies van de StAB is de rechtbank van oordeel dat de straling van een DAB-antenne niet andersoortig is dan de straling van de reeds aanwezige antennes. Doorslaggevend acht de rechtbank hierbij dat met betrekking tot straling vanwege een DAB-zender enkele belangrijke conclusies kunnen worden verbonden op grond van wereldwijde onderzoeken. Deze onderzoeken houden rekening met nadelige gezondheidseffecten op de korte termijn, terwijl lange termijn effecten worden uitgesloten. Teneinde deze gezondheidseffecten aanvaardbaar te achten wordt als maatgevend aspect gezien de straling, uitgedrukt in de meetstandaard van V/m. Gelet daarop ziet de rechtbank, in hetgeen eisers in reactie op het advies van de StAB hebben aangevoerd, geen aanleiding voor een ander oordeel.
5.14
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de rapportage van KPN van augustus 2013 verweerder onvoldoende inzicht had om te beoordelen of sprake was van een milieuneutrale wijziging. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat KPN desgevraagd op de eerste zitting heeft aangegeven dat de aanwezige antennes niet doorlopend met exact hetzelfde vermogen uitzenden. KPN had daarom niet kunnen volstaan met berekeningen in een praktijksituatie maar berekeningen moeten laten uitvoeren in een worst-case situatie. Deze beroepsgrond slaagt in zoverre.
5.15
Op basis van het aanvullende rapport dat door de StAB is beoordeeld, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is dat in een worst-case situatie de maximale grenswaarde op de percelen van eisers dan wel in hun directe leefomgeving wordt overschreden. In de door eisers overgelegde berekeningen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. KPN heeft ter zitting, door middel van het overleggen van veldsterkteberekeningen in het verticale vlak en in het horizontale vlak op 20 meter hoogte met gebruikmaking van de door eisers voorgestane resolutie, voldoende aannemelijk gemaakt dat van een overschrijding van het toegestane stralingsniveau geen sprake is. KPN heeft er in dat verband terecht op gewezen dat eisers hun berekeningen niet hebben laten uitvoeren door een deskundig bureau. Dat KPN de berekeningen in het horizontale vlak niet heeft uitgevoerd op grondniveau (2 meter hoogte) doet hieraan niet af nu partijen het er over eens zijn dat op grotere hoogte een hoger stralingsniveau optreedt. De StAB heeft de ter zitting overgelegde berekeningen van KPN niet kunnen verifiëren, maar dat geldt eveneens voor de berekeningen van eisers.
5.16
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de beroepsgrond van eisers slaagt. Nu niet aannemelijk is dat in een worst-case situatie na toevoeging van de DAB-antenne sprake zal zijn van een stralingsniveau dat hoger is dan het reeds vergunde niveau van 3 V/m op voor publiek toegankelijke plaatsen, is de rechtbank verder van oordeel dat sprake is van een milieuneutrale wijziging.
6.1
Eisers hebben geen vertrouwen in de berekeningen van KPN. De gemeente heeft niet zorgvuldig beoordeeld; er zijn geen metingen verricht in omliggende woonhuizen. Bij steekproeven van het antennebureau zijn stralingsbelastingen van om en nabij 2 V/m gemeten en zelfs 20 V/m op de bejaardenflat op 30 m hoogte. Eisers verwachten dat in de woonwijk waarden van 3 V/m overschreden zullen worden. De gemeente moet hiertegen handhavend optreden. De rechtbank verstaat deze beroepsgrond van eisers aldus dat eisers stellen dat KPN zich niet zal houden aan het toegelaten stralingsniveau. KPN weigert mee te werken aan een structurele oplossing om overlast voor de buurt te beperken en heeft herhaaldelijk vergunningen overtreden. KPN houdt zich ook niet aan gedragsvoorschriften 1.2 (klachtenregistratiesysteem) en 1.7.1 uit de milieuvergunning en houdt zich evenmin aan de verplichting om regelmatig milieucontroles uit te voeren. KPN handelt niet integer en moet het recht op verdere exploitatie worden ontzegd.
6.2
Verweerder heeft gesteld dat zij handhavend kan optreden als het stralingsniveau van de gezamenlijke antennes op voor publiek toegankelijke plaatsen hoger is dan 3 V/m.
6.3
Uit de hierboven genoemde uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2010 volgt dat indien in de omgeving van een zendmast de elektrische veldsterkte op bevolkingsniveau aan de waarde van 3 V/m kan voldoen, welke over het algemeen als een immissiewaarde in een milieuvergunning wordt vastgelegd, in strijd wordt gehandeld met artikel 8.11, derde lid, van de Wet milieubeheer, indien een hogere veldsterkte op bevolkingsniveau wordt toegestaan.
6.4
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is dat na toevoeging van de DAB-antenne het stralingsniveau van de gezamenlijke antennes op voor publiek toegankelijke plaatsen hoger is dan 3 V/m. Als achteraf na metingen zou blijken dat het toelaatbare stralingsniveau wordt overschreden, zou verweerder hiertegen handhavend kunnen optreden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft onderkend dat de norm van 3 V/m naar de letter van voorschrift 2.1.1 niet van toepassing is op de straalverbindingsschotel en evenmin op de DAB-antenne omdat beiden niet aanwezig waren ten tijde van vergunningverlening op
11 mei 2011 waarbij vergunningvoorschrift 2.1.1 is geformuleerd. Verweerder heeft in het bestreden besluit verzuimd door middel van een aanvullend voorschrift te borgen dat de betreffende grenswaarde ook van toepassing is op de DAB-antenne. Verweerders stelling dat handhavend kan worden opgetreden is daarom onvoldoende om de beroepsgrond van eisers te weerleggen. In zoverre slaagt deze beroepsgrond.
6.5
Voor zover eisers stellen dat KPN niet integer handelt en weigert mee te werken aan een structurele oplossing om overlast voor de buurt te beperken, is de rechtbank van oordeel dat verweerder hierin terecht geen aanleiding heeft hoeven zien de gevraagde vergunning te weigeren. Van niet integer handelen is niet gebleken. Verweerder is gehouden een besluit te nemen op hetgeen is aangevraagd en kan KPN in deze procedure niet verplichten mee te werken aan een structurele oplossing, wat deze ook zou moeten zijn. Voor zover KPN overige vergunningsvoorschriften zou overtreden, wat hier verder ook van zij, is de rechtbank eveneens van oordeel dat hierin geen aanleiding kan worden gevonden om onderhavige vergunning te weigeren. In zoverre faalt deze beroepsgrond.
7.1
Eisers stellen dat door vergunningverlening overlast ontstaat in de vorm van storing op elektrische huishoudelijke apparatuur en lichamelijke klachten. Het belang van het leefmilieu van de omwonenden is onvoldoende meegewogen. Zij vrezen voor onaanvaardbare gezondheidsrisico’s. Zij verwijzen hiertoe naar een groot aantal publicaties, onder andere het eindrapport onderzoek zendmast Croy en de brief van staatssecretaris Mansveld van 19 augustus 2013.
7.2
Verweerder is van mening dat deze gronden niet zijn onderbouwd met objectieve gegevens, data en rapporten en wijst er ook op dat de GGD in ieder geval niet kan bevestigen dat sprake is van schade of risico voor de volksgezondheid.
7.3
Ingevolge artikel 2.14, vijfde lid, van de Wabo wordt de omgevingsvergunning voor een milieuneutrale wijziging verleend in afwijking van artikel 2.14, eerste tot en met het vierde lid van de Wabo indien wordt voldaan aan artikel 3.10, derde lid van de Wabo.
7.4
De Afdeling heeft in de hierboven genoemde uitspraak van 19 januari 2011 overwogen dat zowel wat betreft storingen die zijn te herleiden tot gebreken in elektromagnetische compatibiliteit tussen apparaten als wat betreft storingen die worden veroorzaakt door het gewenste signaal van de inrichting, de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde regelgeving een uitputtende wettelijke regeling bevatten. Reeds hierom kan dit aspect niet worden betrokken bij de beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om anders te oordelen dan de Afdeling.
7.5
De rechtbank heeft de StAB verzocht om aan te geven wat de gevolgen kunnen zijn van straling afkomstig van de DAB-antenne. De StAB heeft deze gevolgen uitputtend beschreven onder meer met verwijzing naar wetenschappelijke publicaties en aanbevelingen van de raad van de Europese Unie van 12 juli 1999. De StAB geeft verder aan dat de Europese Commissie in januari 2015 nog heeft aangegeven dat uit de resultaten van het huidig wetenschappelijk onderzoek blijkt dat er geen duidelijk nadelige gevolgen voor de gezondheid optreden als de blootstelling aan RF EM velden onder de aanbevolen waarden van de EU-wetgeving blijft, alsmede dat uit onderzoek naar EMF-gevoeligheid blijkt dat er geen oorzakelijk verband is tussen zelf-gerapporteerde symptomen en blootstelling aan elektromagnetische velden.
7.6
De rechtbank stelt voorop dat verweerder niet heeft beoogd een hoger stralingsniveau te vergunnen dan eerder is vergund. Hierboven heeft de rechtbank overwogen dat sprake is van een milieuneutrale wijziging. Binnen het toetsingskader van een milieuneutrale wijziging behoeft verweerder de gevolgen voor het milieu en daarmee ook voor de volksgezondheid, niet te betrekken. Deze beroepsgrond faalt.
8.1
Volgens eisers is geen sprake van toepassing van de best beschikbare technieken, er zijn alternatieven denkbaar buiten de stedelijke bebouwing. Die zijn ten onrechte niet onderzocht.
8.2
Verweerder heeft in het verweerschrift gesteld dat BBT geen rol spelen in kader van de besluitvorming over een milieuneutrale wijziging.
8.3
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 2.14, vijfde lid, van de Wabo, behoeft verweerder bij de verlening van een omgevingsvergunning voor een milieuneutrale wijziging niet te onderzoeken of de best beschikbare technieken worden toegepast. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder heeft te beslissen op de aanvraag zoals deze is ingediend. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren door plaatsing van de antenne elders.
9.1
Eisers hebben gesteld dat verweerder duurzaam beleid had moeten ontwikkelen, de gehele vergunning had moeten heroverwegen en de toegestane ruimte had moeten beperken tot 0.6 V/m.
9.2
Datgene wat eisers voorstaan is niet mogelijk in een vergunningsprocedure zoals deze. Feitelijk stellen eisers dat verweerder aanleiding had moeten zien om te bepalen dat KPN een revisievergunning had moeten aanvragen en de onderhavige aanvraag niet in behandeling te nemen, alsmede de reeds vergunde rechten op basis van eerdere vergunningen in te trekken met toepassing van artikel 2.31 en 2.33 van de Wabo. Een dergelijke vergunning mag alleen worden geëist als er (a) sprake is van een onoverzichtelijke vergunningssituatie, (b) de gevraagde wijziging of uitbreiding zeer ingrijpend is en ook invloed heeft op het bestaande deel van de inrichting of (c) voor een inrichting eerder een vergunning is verleend en de aangevraagde wijzigingen zodanig zijn, dat er sprake is van een nieuwe inrichting, dan wel van een inrichting van een geheel andere aard. Deze omstandigheden doen zich hier niet voor. Verweerder heeft terecht geen aanleiding gezien te bepalen dat een revisievergunning had moeten worden aangevraagd. Deze beroepsgrond faalt.
10.1
Volgens eisers is het belang van het leefmilieu van de omwonenden onvoldoende meegewogen. Er is bovendien sprake van een energieverkwistende en milieubelastende activiteit.
10.2
Verweerder heeft aangegeven dat, nu sprake is van een milieuneutrale wijziging, verweerder de vergunning wel moest verlenen.
10.3
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het feit dat sprake is van een milieuneutrale wijziging en gelet op hetgeen is bepaald in artikel 2.14, vijfde lid, van de Wabo, verweerder de omgevingsvergunning voor een milieuneutrale wijziging moet verlenen indien aan de voorwaarden in artikel 3.10, derde lid, van de Wabo is voldaan. Verweerder heeft geen ruimte om een belangenafweging te maken. Deze beroepsgrond faalt.
11.1
Eisers merken op dat door het verlenen van de aangevraagde omgevingsvergunning de gemeente alle aansprakelijkheid van huidige en toekomstige schade accepteert die het gevolg is van de vergunningverlening.
11.2
De rechtbank is van oordeel dat deze opmerking, wat hier verder ook van zij, niets afdoet aan de rechtmatigheid van de bestreden omgevingsvergunning.
12.1
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien, het primaire besluit te herroepen voor zover hierin geen voorschrift met betrekking tot het maximaal toegelaten stralingsniveau is verbonden en het volgende voorschrift aan het primaire besluit te verbinden: “De elektrische veldsterkte als gevolg van de DAB-antenne gezamenlijk met de door de overige in de inrichting aanwezige zend- en antenne-installaties opgewekte elektrische veldsterkte buiten de inrichting, op plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek, mag de grenswaarde als bedoeld in voorschrift 8.1.1 van de oprichtingsvergunning van 13 december 2006 (nummer 2006-037v) niet overschrijden”.
De rechtbank laat het primaire besluit voor het overige in stand.
12.2
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht ten aanzien van de door eisers gemaakte en met betrekking tot het bijwonen van de tweede zitting gevorderde verletkosten vast op het gevorderde bedrag van € 227,94. De door eisers gemaakte en met betrekking tot het bijwonen van de tweede zitting gevorderde reiskosten stelt de rechtbank vast op het gevorderde bedrag van € 31,32, naar het tarief openbaar vervoer tweede klasse.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit, voor zover daaraan geen voorschrift met betrekking tot het maximaal toegelaten stralingsniveau is verbonden en verbindt het volgende voorschrift aan het primaire besluit: “De elektrische veldsterkte als gevolg van de DAB-antenne gezamenlijk met de door de overige in de inrichting aanwezige zend- en antenne- installaties opgewekte elektrische veldsterkte buiten de inrichting, op plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek, mag de grenswaarde als bedoeld in voorschrift 8.1.1 van de oprichtingsvergunning van 13 december 2006 (nummer 2006-037v) niet overschrijden.”;
  • handhaaft het primaire besluit voor het overige;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,00 aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 259,26.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. J.D. Streefkerk en mr. C.N. van der Sluis, leden, in aanwezigheid van mr. M.P.C. Moers-Anssems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 december 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.