ECLI:NL:RBOBR:2015:7362

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
18 december 2015
Zaaknummer
14_3085
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar door gebrek aan belanghebbendheid bij belastingaanslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een BV en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant. De eiseres, een BV, had bezwaar gemaakt tegen een belastingaanslag die was opgelegd aan een andere BV. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen belanghebbende was in de zin van de wet, omdat de aanslag niet aan haar, maar aan de andere BV was gericht. Hierdoor was het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak op bezwaar en droeg de verweerder op het betaalde griffierecht van € 656,- aan eiseres te vergoeden. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 980,-. De rechtbank benadrukte dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) alleen de belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd, beroep kan instellen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 14/3085, SHE 14/3676, SHE 15/1335 en SHE 15/1333
proces verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 17 december 2015 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres (gemachtigde: C. Zeddeman),
en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant, verweerder

(gemachtigde: mr. B.L. Meijer).

Procesverloop

Bij beschikking van 28 februari 2014, vervat in een op die datum gedagtekend aanslagbiljet ( [aanslagnummer] ), heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] , per waardepeildatum 1 januari 2013, voor het kalenderjaar 2014, vastgesteld op € [bedrag] . In dit geschrift is tevens de aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) eigenaar, voor het kalenderjaar 2014 bekend gemaakt.
Bij beschikking van 28 februari 2014, vervat in een op die datum gedagtekend (gecombineerd) aanslagbiljet ( [aanslagnummer] ), heeft verweerder op grond van de Wet WOZ de waarden van de hierna volgende onroerende zaken, per waardepeildatum 1 januari 2013, voor het kalenderjaar 2014, vastgesteld op € [bedrag] voor [adres 2] , € [bedrag] voor [adres 1] en € [bedrag] voor [adres 3] . In dit geschrift zijn ook de aanslag OZB gebruiker voor [adres 1] en de aanslagen OZB eigenaar en gebruiker voor [adres 2] en [adres 3] voor het kalenderjaar 2014 bekend gemaakt.
Bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 30 juli 2014 en 11 september 2014 (de bestreden uitspraken) heeft verweerder de waarden van de hierboven genoemde onroerende zaken en de daarop gebaseerde aanslagen gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraken afzonderlijk beroep ingesteld. De beroepen zijn geregistreerd onder de hierboven vermelde zaaknummers.
Verweerder heeft een (gezamenlijk) verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft na het verweerschrift nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2015. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door N. Dreierink, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door S.A. van Eck RT, taxateur.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
  • verklaart het bezwaar tegen de in de aanslagbiljetten met [aanslagnummers] vervatte afzonderlijke beschikkingen van 28 februari 2014 niet ontvankelijk;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 656,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 980,-, te betalen aan eiseres.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient degene die het recht is toegekend beroep bij een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken.
3. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
4. Ingevolge artikel 26a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), kan, in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, het beroep slechts worden ingesteld door de belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd.
Deze bepaling is blijkens artikel 30, eerste lid, van de Wet WOZ ook van toepassing op (beroeps)procedures in het kader van de Wet WOZ.
5. Uit de tekst van artikel 26a, eerste lid, van de AWR kan worden afgeleid dat dit artikel een beperking aanbrengt in de groep van belanghebbenden die beroep kunnen instellen. Voorts kan uit dit artikel, in onderlinge samenhang bezien met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, worden afgeleid dat die beperking ook geldt voor de kring van belanghebbenden die bezwaar kunnen maken.
6. De gecombineerde aanslagbiljetten van 28 februari 2014 ( [aanslagnummers] ) zijn gericht aan Van [bedrijfsnaam] BV, gevestigd te [vestigingsplaats] . Het bezwaar is echter namens eiseres gemaakt. De bij het bezwaar gevoegde stukken bevatten geen andersluidende bewoordingen omtrent de bezwaarmaker. Niets in het bezwaarschrift duidt erop dat eiseres namens [bedrijfsnaam] BV bezwaar heeft gemaakt. Omdat de gecombineerde aanslagbiljetten in dit geval aan [bedrijfsnaam] BV zijn gericht en niet aan eiseres, kan eiseres niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 26a, eerste lid van de Awr. Nu eiseres bovendien niet heeft gesteld dat zij een eigen, rechtstreeks financieel belang heeft, is de rechtbank van oordeel dat eiseres, gelet op het bepaalde in artikel 26a, eerste lid, van de AWR, geen bezwaar kon maken tegen de aanslag die was gericht aan Van [bedrijfsnaam] BV.
7. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bezwaar door verweerder ten onrechte ontvankelijk is geacht. Het beroep is gegrond. De bestreden uitspraak wordt vernietigd. Doende wat verweerder had moeten doen, zal de rechtbank het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank komt daardoor niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het beroep.
8. Omdat het beroep gegrond is verklaard, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Van eiseres is in de zaken met zaaknummers 14/3085 en 14/3676 griffierecht geheven ten bedrage van € 328. Het totale griffierecht bedraagt dus € 656.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 490, wegingsfactor 1). De overige proceskosten, waaronder taxatiekosten, komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat de rechtbank niet aan een inhoudelijke behandeling van het beroep is toegekomen.
De rechtbank heeft meegedeeld dat tegen deze uitspraak hoger beroep mogelijk is, zoals hierna vermeld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Rijnbeek, voorzitter, en mr. E.J.J.M. Weyers en mr. F.J.H.L. Makkinga, leden, in aanwezigheid van drs. H.A.J.A. van de Laar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.