ECLI:NL:RBOBR:2015:5918

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 oktober 2015
Publicatiedatum
15 oktober 2015
Zaaknummer
14_4553
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet kenbare identiteit indiener voor afloop beroepstermijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 oktober 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen een WOZ-beschikking van de gemeente Laarbeek. De heffingsambtenaar had op 28 februari 2014 de waarde van een onroerende zaak vastgesteld op € 609.000, met als waardepeildatum 1 januari 2013. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, hebben bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar op 13 november 2014 afgewezen.

De rechtbank heeft zich in deze procedure geconfronteerd gezien met de vraag of het beroep ontvankelijk was. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift de naam van de indiener te bevatten. De rechtbank constateerde dat de identiteit van de indiener niet kenbaar was vóór het verstrijken van de beroepstermijn, wat in strijd is met de vereisten van de Awb. De rechtbank verwees naar eerdere rechtspraak die bevestigt dat het ontbreken van deze informatie niet kan worden hersteld na afloop van de termijn.

De rechtbank concludeerde dat de eisers pas na de beroepstermijn, op 20 januari 2015, kenbaar maakten dat zij de eigenlijke indieners waren. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft geen bijzondere omstandigheden vastgesteld die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/4553

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 oktober 2015 in de zaak tussen

[persoon 1] , te [woonplaats] ,

[persoon 2], te [woonplaats] ,
[persoon 3], te [woonplaats] ,
[bedrijf 1] B.V.”, te [vestigingsplaats] ,
eisers,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Laarbeek, verweerder.

Procesverloop

Bij beschikking van 28 februari 2014, vervat in een op die datum gedagtekend aanslagbiljet, heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2013, naar de toestand op 1 januari 2014, voor het kalenderjaar 2014, vastgesteld op € 609.000. In dit geschrift is tevens de aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) voor het kalenderjaar 2014 bekend gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 13 november 2014 (de bestreden uitspraak op bezwaar) heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak gehandhaafd.
[persoon 4] heeft als gemachtigde een beroepschrift ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2015. [persoon 4] heeft zich laten vervangen door zijn kantoorgenoot [persoon 5] . Verweerder (drs. K.G. Stenger) is eveneens verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of het beroep ontvankelijk is.
2. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift de naam van de indiener te bevatten.
3. Volgens vaste rechtspraak wordt de omstandigheid dat beroep wordt ingediend namens een (rechts)persoon van wie tijdens de beroepstermijn de identiteit niet kenbaar is dan wel namens de verkeerde (rechts)persoon, niet beschouwd als een vormverzuim dat op grond van artikel 6:6 Awb kan worden hersteld. Dit brengt mee dat de identiteit van degene namens wie beroep wordt ingesteld, vóór afloop van de beroepstermijn kenbaar moet zijn. De rechtbank wijst in dit kader op bijvoorbeeld de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 juli 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:4883.
4. Verweerder heeft de bestreden uitspraak op bezwaar gedagtekend op 13 november 2014, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift ingevolge de artikelen 6:7 van de Awb en 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen eindigde op 29 december 2014.
5. In het beroepschrift staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
[…]
“Hierbij tekent ondergetekende, namens [bedrijf 2] , beroep aan tegen de uitspraak van de gemeente Laarbeek op het bezwaarschrift op de WOZ-beschikking betreffende het object aan de [adres] , 13 november 2014.”
[…]
Hoogachtend,
[persoon 4] , namens de eigenaar
[…]”
6. De rechtbank stelt vast dat, gelet op de stukken en de zitting, [bedrijf 2] en [persoon 4] geen belanghebbenden zijn bij het beroep. Uit het beroepschrift en de daarbij gevoegde uitspraak op bezwaar blijkt niet wie de eigenaar(s) is/zijn van de onroerende zaak. Ook verder zijn er bij het beroepschrift geen stukken, zoals een machtiging, overgelegd, waaruit dit kan worden afgeleid. Bij brief van 20 januari 2015, voor zover van belang, heeft [persoon 5] de rechtbank medegedeeld dat de onderhavige onroerende zaak ( [adres] ) in eigendom is van bij name genoemde eisers.
7. Gelet op het voorgaande is eerst bij de brief van 20 januari 2015 kenbaar geworden dat eisers de eigenlijke indieners zijn van het beroep. Dit is buiten de beroepstermijn. De rechtbank is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die een verschoningsgrond in de zin van artikel 6:11 van de Awb opleveren.
8. Het beroep is wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.S. Klerk, voorzitter, en mr. L. Soeteman en
mr. F.J.H.L. Makkinga, leden, in aanwezigheid van Z. Selkan, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2015.
griffier voorzitter
De voorzitter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.