ECLI:NL:RBOBR:2015:5918
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet kenbare identiteit indiener voor afloop beroepstermijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 oktober 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen een WOZ-beschikking van de gemeente Laarbeek. De heffingsambtenaar had op 28 februari 2014 de waarde van een onroerende zaak vastgesteld op € 609.000, met als waardepeildatum 1 januari 2013. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, hebben bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar op 13 november 2014 afgewezen.
De rechtbank heeft zich in deze procedure geconfronteerd gezien met de vraag of het beroep ontvankelijk was. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift de naam van de indiener te bevatten. De rechtbank constateerde dat de identiteit van de indiener niet kenbaar was vóór het verstrijken van de beroepstermijn, wat in strijd is met de vereisten van de Awb. De rechtbank verwees naar eerdere rechtspraak die bevestigt dat het ontbreken van deze informatie niet kan worden hersteld na afloop van de termijn.
De rechtbank concludeerde dat de eisers pas na de beroepstermijn, op 20 januari 2015, kenbaar maakten dat zij de eigenlijke indieners waren. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft geen bijzondere omstandigheden vastgesteld die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.