ECLI:NL:GHARL:2013:4883

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
5 juli 2013
Zaaknummer
13/00202 tot en met 13/00204
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde van onroerende zaken te Veenendaal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 19 december 2012, waarin de rechtbank de beroepen van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaarde vanwege overschrijding van de beroepstermijn. De heffingsambtenaar van de gemeente Veenendaal had eerder de waarde van de onroerende zaken vastgesteld op respectievelijk € 235.000, € 254.000 en € 288.000 voor het kalenderjaar 2011. Na bezwaar had de heffingsambtenaar de waarden verlaagd, maar belanghebbende was het niet eens met de hoogte van de vastgestelde WOZ-waarde en had beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep te laat was ingediend, wat leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring.

In hoger beroep betoogt belanghebbende dat het beroepschrift tijdig is ingediend en dat de rechtbank ten onrechte de beroepen niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het Hof oordeelt dat de rechtbank de beroepen ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de identiteit van de indiener vóór afloop van de beroepstermijn kenbaar was. Het Hof concludeert dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd en dat de zaak niet terugverwezen hoeft te worden naar de rechtbank, omdat partijen hebben aangedrongen op een beoordeling door het Hof.

Het Hof vermindert de vastgestelde waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] tot € 159.000, en kent een proceskostenvergoeding toe voor de bezwaarfase. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende voor zowel de beroepsfase als de hogerberoepsfase. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, en de bij de rechtbank ingediende beroepen worden gegrond verklaard, met bevestiging van de uitspraken van de heffingsambtenaar voor de andere onroerende zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 13/00202 tot en met 13/00204
uitspraakdatum:
2 juli 2013
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 19 december 2012, nummers SBR 11/3404, SBR 11/3406 en SBR 11/3407, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Veenendaal(hierna: de heffingsambtenaar),
betreffende beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ).

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij in één biljet vervatte beschikkingen de waarde van de onroerende zaken [a-straat 1], [b-straat 1] en [b-straat 2] te Veenendaal (hierna: de onroerende zaken) voor het kalenderjaar 2011 vastgesteld op respectievelijk € 235.000, € 254.000 en € 288.000.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 1 september 2011 de waarde van de onroerende zaken verminderd tot respectievelijk € 200.000, € 220.000 en € 245.000. Verder heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een proceskostenvergoeding van € 218 toegekend voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
1.3.
Belanghebbende is tegen de uitspraken van de heffingsambtenaar in beroep gekomen bij de rechtbank Utrecht (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 19 december 2012 niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de beroepstermijn.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2013 te Arnhem. Belanghebbende is daar vertegenwoordigd door [zijn gemachtigde]. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [.], bijgestaan door taxateur [.].
1.6.
De griffier van het Hof heeft partijen bij brief met dagtekening 31 mei 2013 enkele vragen gesteld. Beide partijen hebben die vragen schriftelijk beantwoord.
1.7.
Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting een pleitnota ingebracht. Deze pleitnota is doorgestuurd aan de heffingsambtenaar. De pleitnota wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.
1.8.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft door vererving de eigendom verworven van de onroerende zaken.
2.2.
Belanghebbende heeft bij brief van 21 juli 2011 een verzoek gedaan als bedoeld in artikel 26 van de Wet WOZ.
2.3.
De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van belanghebbende bij in één geschrift vervatte beschikkingen van 1 augustus 2011 de waarde van de onroerende zaken vastgesteld. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 1 september 2011 heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaken verminderd.
2.4.
Bij brief met dagtekening 12 oktober 2011, ingekomen bij de Rechtbank op 14 oktober 2011, heeft de gemachtigde van belanghebbende beroep ingesteld. In dit beroepschrift is het volgende vermeld:
“Hierbij doe ik u toekomen het beroepschrift namens mijn cliënt, [A], tegen de uitspraak op bezwaar betreffende de WOZ-waarde van het object [a-straat 1], [b-straat 1] en [b-straat 2] te Veenendaal. Een machtiging treft u bijgevoegd aan (bijlage 1).
Feiten:
Belastingplichtige, [A], eigenaar van het object [a-straat 1] . Uit hoofde hiervan heeft belastingplichtige een WOZ-Beschikking ontvangen.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar aangetekend.
Met dagtekening 1 september 2011 doet gemeente Veenendaal (Ut) uitspraak op bezwaar (bijlage 2).
Geschil:
In geschil is de hoogte van de WOZ-waarde van het object [a-straat 1], [b-straat 1] en [b-straat 2] te Veenendaal naar waardepeildatum 1-1-2010.
Tevens is in geschil de proceskostenvergoeding welke enerzijds bestaat uit het niet vergoeden van de deskundigerapportage en het niet vergoeden van het verschijnen ter hoorzitting.
Standpunt belanghebbende:
(…)
(…)
(…) Om die reden verwijs ik u kortheidshalve naar de reeds door mij ingebrachte taxatierapporten (bijlage 3).
(…)”
2.5.
Als bijlage bij het beroepschrift zijn gevoegd een machtiging welke is afgegeven door belanghebbende ([X]), de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 1 september 2011, de taxatierapporten die blijkens het voorblad in opdracht van belanghebbende zijn opgesteld, en de factuur die door de gemachtigde aan belanghebbende is uitgereikt.
2.6.
Bij faxbericht van 17 oktober 2011 heeft de gemachtigde van belanghebbende het volgende aan de Rechtbank medegedeeld:
“Naar aanleiding van telefonisch contact stuur ik u hierbij het aangepaste beroepschrift met betrekking tot de objecten [a-straat 1], [b-straat 1] en [b-straat 2] te Veenendaal.
In het voorgaande beroepschrift met dagtekening 12-10-2011 was de belastingplichtige per abuis verkeerd opgenomen. Excuses voor het ontstane ongemak. Hierbij doen wij u nogmaals het beroepschrift toekomen namens mijn cliënt [X]. De bijlagen van het beroepschrift zijn reeds in uw bezit.”
2.7.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepstermijn is geëindigd op 13 oktober 2011, dat op 12 oktober 2011 namens [A] beroep is ingesteld, dat op 17 oktober 2011 namens belanghebbende ([X]) beroep is ingesteld, en dat derhalve het namens belanghebbende ingestelde beroep buiten de beroepstermijn is ingediend. De Rechtbank concludeert tot een niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.
In geschil is de ontvankelijkheid van de beroepen.
3.2.
Belanghebbende betoogt dat uit de bijlagen bij het beroepschrift van 12 oktober 2011 volgt dat dit beroepschrift namens hem ([X]) is ingediend en dat de daarin vervatte beroepen derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard.
3.3.
Indien de beroepen bij de Rechtbank alsnog ontvankelijk worden verklaard, bepleit belanghebbende een vermindering van de vastgestelde waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] tot € 159.000. De vastgestelde waarde van de onroerende zaken [b-straat 1] en [b-straat 2] is in hoger beroep niet langer in geschil. Tevens verzet belanghebbende zich tegen de hoogte van de in bezwaar toegekende proceskostenvergoeding.
3.4.
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de Rechtbank de namens belanghebbende ([X]) ingestelde beroepen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Mochten de beroepen ontvankelijk zijn, dan sluit hij zich aan bij de door belanghebbende voorgestane waarde van [a-straat 1] van € 159.000.
3.5.
Belanghebbende concludeert tot ontvankelijkverklaring van de beroepen en tot vermindering van de vastgestelde waarde van [a-straat 1] tot € 159.000.
3.6.
De heffingsambtenaar concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en subsidiair tot vermindering van de vastgestelde waarde van [a-straat 1] tot € 159.000.

4.Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid beroepschrift
4.1.
Ingevolge artikel 6:5, lid 1, letter a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient een beroepschrift de naam van de indiener te bevatten.
4.2.
Ingevolge artikel 6:7 Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. De dagtekening van de onderhavige uitspraken op bezwaar is 1 september 2011. De beroepstermijn eindigt in dit geval derhalve op 13 oktober 2011.
4.3.
Het Hof stelt voorop dat de omstandigheid dat beroep wordt ingediend namens een persoon van wie tijdens de beroepstermijn de identiteit niet kenbaar is, niet wordt beschouwd als een vormverzuim dat op grond van artikel 6:6 Awb kan worden hersteld (vgl. ABRvS, 4 mei 2005, nr. 200500627/1, LJN AT5098; CRvB 3 februari 2010, nr. 09/1339 WWB, LJN BL4450). Dit brengt mee dat de identiteit van degene namens wie beroep wordt ingesteld, vóór afloop van de beroepstermijn kenbaar moet zijn.
4.4.
Naar het oordeel van het Hof had de Rechtbank duidelijk ervan op de hoogte kunnen zijn dat de gemachtigde bij brief met dagtekening 12 oktober 2011 namens belanghebbende de beroepen heeft ingediend. Als bijlagen bij het beroepschrift zijn immers meegestuurd de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 1 september 2011, een machtiging van belanghebbende, taxatierapporten die blijkens het voorblad in opdracht van belanghebbende zijn opgesteld en de factuur die door de gemachtigde aan belanghebbende is uitgereikt. Onder deze omstandigheden heeft de Rechtbank de beroepen die namens belanghebbende zijn ingediend, ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
4.5.
In dat verband neemt het Hof tevens in aanmerking dat het beroepschrift met dagtekening 12 oktober 2011 één dag na afloop van de beroepstermijn bij de Rechtbank is ingekomen, dat op de enveloppe van het beroepschrift een poststempel van 13 oktober 2011 is geplaatst, zodat kan worden aangenomen dat het beroepschrift op die datum – dus tijdig – ter post is bezorgd (artikel 6:9, lid 2, Awb).
Terugwijzing
4.6.
Artikel 8:115, lid 1, aanhef en letter a, Awb (voorheen artikel 27q, lid 1, aanhef en letter a, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR)) bepaalt dat het hof de zaak terugwijst naar de rechtbank indien de rechtbank een niet-ontvankelijkheid van het beroep heeft uitgesproken en het hof deze uitspraak vernietigt met ontvankelijkverklaring van het beroep.
4.7.
Artikel 8:116 Awb (voorheen artikel 27r AWR) geeft het hof de bevoegdheid de zaak zonder terugwijzing af te doen, indien deze naar zijn oordeel geen nadere behandeling door de rechtbank behoeft.
4.8.
Op grond van het bepaalde in artikel 8:116 Awb gaat het Hof niet over tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank. Redengevend daarvoor is dat partijen hebben aangedrongen op een beoordeling van het geschil door het Hof.
WOZ-waarde [a-straat 1] te Veenendaal
4.9.
Partijen zijn eensluidend van mening dat de vastgestelde waarde van de [a-straat 1] moet worden verminderd tot € 159.000. Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.
Proceskosten bezwaarfase
4.10.
Belanghebbende heeft betoogd dat de heffingsambtenaar ten onrechte de kosten voor het bijwonen van de hoorzitting in de bezwaarfase niet heeft vergoed. Deze kosten zouden volgens belanghebbende forfaitair vastgesteld moeten worden op € 235. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar erkend dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
4.11.
Verder heeft belanghebbende betoogd dat de heffingsambtenaar ten onrechte geen vergoeding voor de kosten van de taxatierapporten heeft toegekend. Volgens belanghebbende bedragen deze kosten in totaal € 400 exclusief omzetbelasting, te weten vier uren tegen een uurtarief van € 50 ([a-straat 1]) en tweemaal twee uren tegen een uurtarief van € 50 [b-straat 1] en [b-straat 2]). Nu deze taxatierapporten het standpunt van belanghebbende hebben ondersteund, komen de daarvoor gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking. Vermeerderd met omzetbelasting dient de vergoeding voor de taxatierapporten te worden vastgesteld op € 476.
4.12.
Voorts kent het Hof een vergoeding toe van driemaal € 5,90, ofwel € 17,70, voor de kosten van de kadastrale uittreksels.
4.13.
Gelet op het vorenstaande dient de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase als volgt te worden berekend:
Bezwaarschrift
€ 235,00
Verschijnen hoorzitting rechtsbijstandverlener
235,00
Taxatierapport
400,00
8 uren x € 50
BTW over kosten taxatierapport
76,00
19%
Kosten kadastrale recherche
17,70
Kostenvergoeding bezwaarprocedure
€ 963,70
Slotsom
Het hoger beroep van belanghebbende is derhalve gegrond.

5.Kosten

5.1.
Het Hof vindt daarnaast aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 944 voor de beroepsfase (1 punt voor beroepschrift, 1 punt voor zitting, waarde per punt € 472, wegingsfactor 1), en op € 944 voor de hogerberoepsfase (1 punt voor hogerberoepschrift, 1 punt voor zitting, waarde per punt € 472, wegingsfactor 1) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
5.2.
Omdat in hoger beroep zowel de ontvankelijkheid van het beroep als de vergoeding van de proceskosten in geschil was, heeft het Hof voor het hoger beroep het gewicht van de zaak als gemiddeld aangemerkt en dientengevolge de wegingsfactor op 1 bepaald.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
– verklaart de bij de Rechtbank ingediende beroepen gegrond;
– bevestigt de uitspraken van de heffingsambtenaar inzake de vastgestelde waarde van [b-straat 1] en [b-straat 2];
– vernietigt de uitspraken van de heffingsambtenaar inzake de vastgestelde waarde van [a-straat 1] en de veroordeling in de proceskosten;
– vermindert de vastgestelde waarde van [a-straat 1] tot € 159.000;
– stelt de voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten voor de bezwaarprocedure vast op € 963,70;
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor het beroep en hoger beroep ten bedrage van € 1.888;
– gelast dat de gemeente Veenendaal de door belanghebbende betaalde griffierechten van in totaal € 156 (€ 41 in verband met het beroep en € 115 in verband met het hoger beroep) aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. C.M. Ettema en mr. B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
2 juli 2013.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (A.J.H. van Suilen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 3 juli 2013
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.