Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 oktober 2015 in de zaak tussen
[persoon 1] , te [woonplaats] ,
de heffingsambtenaar van de gemeente Laarbeek, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 oktober 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De zaak betreft een beroep dat is ingesteld tegen een aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het kalenderjaar 2014, waarbij de waarde van de onroerende zaak is vastgesteld op € 1.935.000. De heffingsambtenaar van de gemeente Laarbeek had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres], vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2013. De eisers, vertegenwoordigd door [persoon 11], hebben bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar op 13 november 2014 afgewezen.
De rechtbank heeft zich in deze procedure geconfronteerd gezien met de vraag of het beroep ontvankelijk was. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift de naam van de indiener te bevatten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de indiener niet kenbaar was vóór het verstrijken van de beroepstermijn, wat in strijd is met de vereisten van de Awb. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere rechtspraak die bevestigt dat het ontbreken van de identiteit van de indiener niet kan worden hersteld na afloop van de beroepstermijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen bijzondere omstandigheden kunnen vaststellen die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.