ECLI:NL:RBOBR:2015:5831
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Interpretatie van de term 'hebben' in de precariobelasting en de belastingplicht van huurders
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de precariobelasting die aan eiseres, een drogisterijwinkel, was opgelegd. Eiseres huurt een pand in Eindhoven en heeft bezwaar gemaakt tegen een aanslagbiljet precariobelasting 2014. De heffingsambtenaar had de aanslag verminderd, maar eiseres ging in beroep tegen deze beslissing. De rechtbank moest beoordelen of eiseres terecht als belastingplichtige was aangemerkt op basis van de Verordening op de heffing en invordering van de precariobelasting 2014.
De rechtbank overwoog dat de term 'hebben' in de context van de precariobelasting ruim moet worden geïnterpreteerd. Dit houdt in dat niet alleen eigenaren, maar ook huurders en direct belanghebbenden als belastingplichtigen kunnen worden aangemerkt. Aangezien de luifel boven het gehuurde pand van eiseres zich bevond en zij deze gebruikte, was de rechtbank van oordeel dat eiseres terecht als belastingplichtige was aangemerkt. De rechtbank verwierp de argumenten van eiseres dat er geen vrije keuze was voor het bevoegd gezag om de belastingplichtige te bepalen, en concludeerde dat er geen derde was aan wie een vergunning voor de luifel was verleend.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.