ECLI:NL:RBOBR:2015:247
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en toepassing van de hardheidsclausule in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een student, en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiser had in 2012 studiefinanciering aangevraagd en gekregen in de vorm van een uitwonendenbeurs. Echter, na een huisbezoek in mei 2014 concludeerde de minister dat eiser feitelijk niet op het opgegeven adres woonde, wat leidde tot de omzetting van de uitwonendenbeurs naar een thuiswonendenbeurs en de terugvordering van € 4.291,55 aan teveel ontvangen studiefinanciering.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank Limburg verwees de zaak naar de Rechtbank Oost-Brabant. Tijdens de zitting op 13 januari 2015 heeft eiser verklaard dat hij tot mei 2014 bij zijn oom en tante woonde, maar dat hij tijdelijk niet op het adres verbleef vanwege een ruzie. De rechtbank heeft de verklaringen van de hoofdbewoonster en de bevindingen van het huisbezoek gewogen en geconcludeerd dat eiser niet op het brp-adres woonde ten tijde van het huisbezoek.
De rechtbank oordeelde echter dat de minister de hardheidsclausule had moeten toepassen, omdat uit de bevindingen bleek dat eiser tot voor kort wel op het adres woonachtig was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen voor de periode van 1 augustus 2012 tot 1 mei 2014. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij de toepassing van de wetgeving omtrent studiefinanciering.