Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser was sinds 2004 werkzaam bij de gemeente Landerd, laatstelijk vanaf 1 januari 2012 in de functie van Specialist A.
2. Op enig moment zijn gemeenten, provincies, rijksoverheid en waterschappen overeengekomen de organisatie en uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van milieu, bouwen en ruimte te verbeteren. In dat kader zijn binnen de provincie Noord-Brabant drie regionale omgevingsdiensten gevormd. Deze diensten zijn belast met taken op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu die voorheen bij de gemeenten en provincie lagen. Een van deze uitvoeringsdiensten is de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN).
3. Op 24 januari 2013 is in het Provinciebreed Bijzonder Georganiseerd Overleg (PBGO) ten behoeve van de vorming van regionale uitvoeringsdiensten/omgevingsdiensten het sociaal beleidskader ‘Samen op weg; Een Sociaal Beleidskader voor de RUD’s Brabantbreed’ (het SBK) vastgesteld. Aan het PGBO is deelgenomen door bestuurlijke vertegenwoordigers van de drie regio’s en de provincies en afvaardiging vanuit drie vakbonden. De partijen hebben het SBK op 14 maart 2013 ondertekend. In het SBK zijn
- kort gezegd - de condities vastgelegd waaronder het naar de regionale omgevingsdiensten over te dragen personeel geplaatst zal worden. In hoofdstuk 4 zijn bepalingen met betrekking tot de plaatsingsprocedure opgenomen. Het uitgangspunt is dat medewerkers hun taak volgen
.In artikel 1, vierde lid, van het SBK is bepaald dat het functiegebouw van de latende organisaties gehanteerd wordt, zoals dat gold op de peildatum 31 december 2011. In artikel 2, onder f, van het SBK is bepaald dat onder een functie wordt verstaan het geheel van vastgestelde werkzaamheden dat een ambtenaar volgens functiebeschrijving en/of het functieprofiel verricht. In artikel 2, onder g, van het SBK is bepaald dat een ongewijzigde functie een functie is waarvan de functie-inhoud en functie-eisen niet of niet wezenlijk (minder dan 25%) wijzigt. Op grond van artikel 7, tweede lid, onder f, van het SKB wordt bij een plaatsingsadvies uitgegaan van de inhoud van de huidige functie van de ambtenaar.
4. De gemeente Landerd heeft eiser aangewezen als medewerker die in aanmerking komt voor een aanstelling binnen de ODBN. Na een belangstellingregistratie heeft verweerder bij brief van 19 september 2013 eiser in kennis gesteld van zijn voornemen om hem per 1 november 2013 in zijn organisatie te plaatsen in de functie van Adviseur vergunningen III. Eiser heeft hiertegen een zienswijze ingediend. Op 8 november 2013 heeft verweerders Plaatsings Advies Commissie (PAC) eiser gehoord inzake zijn zienswijze. Daarna heeft verweerder het primaire besluit genomen.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser in de functie van Specialist A werkzaamheden heeft verricht die behoren bij de functie van Adviseur Vergunningen II, maar dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt dat deze functie overstijgende werkzaamheden een substantieel onderdeel van de werkzaamheden zijn. Bij een vergelijking van de functie van eiser in de gemeente Landerd met de functieprofielen binnen de organisatiestructuur van de OBDN, is de inpassing van de functie van eiser bij de latende organisatie in de functie van Adviseur Vergunningen III binnen de OBDN juist.
6. Eiser voert aan dat de functievergelijking niet inzichtelijk is gemaakt.
7. De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de rechterlijke toets in dit soort gevallen terughoudend is. Dit betekent dat de rechter zich, naast de overigens in aanmerking komende toetsing van het bestreden besluit aan regels van geschreven en ongeschreven recht en algemene rechtsbeginselen, moet beperken tot de vraag of de in geding zijnde plaatsing op onvoldoende gronden berust. Dit betekent dat eerst tot vernietiging van een besluit kan worden overgegaan indien deze als onhoudbaar moet worden aangemerkt. Daarvoor is ontoereikend de enkele omstandigheid dat een plaatsing in een andere functie op zichzelf verdedigbaar is. De rechtbank verwijst naar de reeds door verweerder aangehaalde uitspraken van 17 maart 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BP9661) en 2 augustus 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BX3543). 8. De rechtbank stelt vast dat de tekst van het SBK erop wijst dat bij de plaatsing eerst en vooral een vergelijking van de werkzaamheden zoals die op grond van de geldende functiebeschrijvingen aan de orde waren, diende plaats te vinden. Ter zitting is door verweerder aangegeven dat, niettegenstaande deze tekst, de feitelijke verrichte werkzaamheden niet buiten beschouwing werden gelaten omdat de tekst van de geldende, soms summiere functiebeschrijvingen niet altijd de vereiste helderheid verschafte over de aard van de verrichte werkzaamheden. Bij wijze van voorbeeld wijst de rechtbank erop dat in een functiebeschrijving het begrip complex kon voorkomen zonder dat duidelijk omschreven werd wat daaronder werd verstaan. Een vergelijking met de feitelijk verrichte werkzaamheden in samenhang met de geldende functiebeschrijvingen was daarom onontbeerlijk om een goede inpassing in de functie te rechtvaardigen. De rechtbank begrijpt uit de adviezen van de PAC dat ook beoogd is langs deze weg de individuele inpassing te doen plaatsvinden.
9. Gelet op de betekenis van de feitelijke werkzaamheden voor de functievergelijking en vervolgens de plaatsing, lag het, naar het oordeel van de rechtbank, in eerste instantie op verweerders weg te onderzoeken welke feitelijke werkzaamheden eiser in de latende organisatie heeft verricht. Die bewijslast kan niet worden afgeschoven op eiser, zeker niet als daarbij in 2014 van hem wordt verwacht dat hij een overzicht van gewerkte uren over 2011 overlegt om inzichtelijk te maken dat de functieoverstijgende werkzaamheden een substantieel onderdeel van de werkzaamheden zijn geweest, zoals verweerder, gelet op de tekst van het bestreden besluit, kennelijk heeft verlangd.
In het bestreden besluit ontbreekt voorts iedere onderbouwing voor de plaatsing in de functie Adviseur Vergunningen III. Van verweerder mag verwacht worden dat hij inzichtelijk maakt waarom de werkzaamheden die eiser in de gemeente Landerd heeft verricht, plaatsing in de functie Adviseur Vergunningen III rechtvaardigen. In het bestreden besluit ontbreekt zelfs het begin van een dergelijke onderbouwing. In de primaire fase is een dergelijke vergelijking evenmin gemaakt. Aan het bestreden besluit ligt dan ook, in strijd met artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onvoldoende zorgvuldig onderzoek naar de feiten ten grondslag. Evenmin berust dit besluit op een deugdelijke motivering, wat in strijd is met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet echter aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
11. Eiser voert aan dat het niet zorgvuldig is om uit te gaan van de peildatum van 31 december 2011. Deze peildatum is opgenomen vanwege de doelstelling dat de omgevingsdienst begin 2012 zou zijn opgericht. Eiser acht het niet redelijk de datum van 31 december 2012 te blijven hanteren, omdat de werkelijk datum van overgang twee jaar later ligt. De werkzaamheden kunnen dan geheel anders zijn.
12. Verweerder wijst erop dat de peildatum is opgenomen in het SBK. Dit is een algemeen verbindend voorschrift, dat de rechter in beginsel heeft te respecteren.
13. Eiser heeft niet betwist dat het SBK een algemeen verbindend voorschrift is en ook de rechtbank gaat daarvan uit. Bij het tot stand brengen van algemeen verbindende voorschriften is het in beginsel aan de materiële wetgever voorbehouden om alle betrokken belangen af te wegen. De rechter moet het resultaat daarvan in beginsel respecteren. Dit uitgangspunt lijdt uitzondering als aan de inhoud of wijze van totstandkoming van dat algemeen verbindend voorschrift zodanig ernstig feilen kleeft, dat dit voorschrift om die reden niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten (zie de uitspraak van de CRvB van 2 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX3543). De rechtbank acht de keuze voor 31 december 2011 niet apert onjuist. Evenmin is haar gebleken dat aan de wijze van de totstandkoming van het SBK ernstig feilen kleeft. De in het SBK neergelegde peildatum van 31 december 2011 kan daarom de zeer beperkte rechterlijke toets doorstaan. 13. Eiser voert aan dat hij in de gemeente Landerd substantieel de werkzaamheden heeft uitgevoerd die behoren bij de functie van Adviseur vergunning II.
15. De rechtbank stelt vast dat in de beschrijving van de functie Specialist A in de gemeente Landerd als hoofdtaak is opgenomen: behandelt complexe vergunningaanvragen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. In zijn beroepschrift van 27 juni 2014 heeft eiser gesteld dat meer dan 25% van zijn werkzaamheden het behandelen van vergunningaanvragen betrof. Ook uit de beschrijving van de tijdelijke werkzaamheden van eiser, zoals neergelegd in de brief van 15 september 2010 van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd, blijkt dat eiser een centrale rol speelde bij de behandeling van aanvragen voor omgevingsvergunningen. In de e-mail van eisers voormalig leidinggevende van 19 maart 2014 is eveneens vermeld dat eiser de meest inhoudelijk betrokken vergunningmedewerker van de gemeente Landerd was. Het (omvangrijke) pakket van voorbeelden van door eiser verrichte werkzaamheden, dat hij met zijn beroepschrift heeft meegestuurd, en de voorbeelden die eiser ter zitting heeft gegeven, bevestigen dat eiser met name op operationeel niveau heeft gewerkt.
16. In de beschrijving van de functie Adviseur Vergunningen III in verweerders organisatie is als specifieke taak onder meer opgenomen: behandelt en beoordeelt aanvragen voor vergunning, ontheffing en meldingen van zeer complexe aard. Het gaat in deze functie met name om operationele werkzaamheden: de Adviseur vergunningen II adviseert over operationele en tactische vraagstukken op deelgebieden binnen Ruimtelijke Ordening of Milieu; hij ontwikkelt beleid gericht op de interne uitvoering; en hij treedt op als projectleider in uitvoeringsprojecten. Uit de beschrijving van de functie Adviseur vergunningen II blijkt dat deze medewerker op tactisch niveau werkzaamheden verricht. De specifieke taak van het behandelen en beoordelen van aanvragen voor vergunning, ontheffing en meldingen van zeer complexe aard, is in deze functiebeschrijving niet opgenomen.
17. Gelet hierop acht de rechtbank eisers plaatsing in de functie van Adviseur vergunningen III niet onhoudbaar. Deze plaatsing kan derhalve de beperkte rechterlijke toets, zoals deze is weergegeven onder 7, doorstaan.
18. Eiser heeft verzocht om vergoeding van de schade die hij leidt of zal gaan leiden ten gevolge van de onrechtmatigheid van het bestreden besluit. Omdat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laat, heeft eiser geen schade geleden als gevolg van het bestreden besluit. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om schadevergoeding dan ook af.
19. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
20. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 487,- en een wegingsfactor 1).