In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de aanslag reclamebelasting die aan eiser, een ondernemer in Schijndel, was opgelegd voor het belastingjaar 2014. De aanslag, ter hoogte van € 625,00, was gebaseerd op de Verordening reclamebelasting Schijndel 2012. Eiser betwistte de rechtmatigheid van de aanslag en voerde aan dat hij geen profijt had van de activiteiten die met de opbrengst van de reclamebelasting werden gefinancierd. De rechtbank oordeelde dat de reclamebelasting een algemene belasting is, wat betekent dat de gemeente vrij is in de besteding van de opbrengst. De rechtbank stelde vast dat de gemeente Schijndel in redelijkheid had mogen aannemen dat de opbrengst van de reclamebelasting in het algemeen ten goede komt aan de ondernemers in de gebieden waar de belasting wordt geheven. Eiser's argument dat hij als individuele ondernemer geen profijt had van de activiteiten werd verworpen, omdat de rechtvaardiging voor de heffing niet afhankelijk is van individueel profijt. De rechtbank concludeerde dat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging was voor de beperking van de reclamebelasting tot het afgebakende gebied en verklaarde het beroep ongegrond.