ECLI:NL:RBOBR:2015:1954

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2015
Publicatiedatum
3 april 2015
Zaaknummer
01/997004-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van facturen en pakbonnen in de vleesindustrie met paardenvlees als ingrediënt

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de bedrijven van verdachte, die in de periode van 2011 tot 2012 minimaal 336.000 kilogram paardenvlees hebben ingekocht en verwerkt. De rechtbank oordeelde dat de administratie van de bedrijven niet correct was, aangezien er geen melding werd gemaakt van de verwerking van paardenvlees op de verkoopfacturen en bijbehorende documenten. Klanten gingen ervan uit dat zij uitsluitend rundvlees ontvingen, terwijl in werkelijkheid de producten uit een mengsel van rund- en paardenvlees bestonden. De rechtbank achtte bewezen dat de bedrijven valse facturen en pakbonnen hebben opgemaakt en dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan deze verboden gedragingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, met aftrek van voorarrest. De uitspraak is gedaan naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 maart 2015, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat zijn bedrijven zich schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrift, wat ernstige gevolgen heeft gehad voor de voedselveiligheid en het vertrouwen in de vleesindustrie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/997004-13
Datum uitspraak: 07 april 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 maart 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 februari 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2], op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 15 februari 2013, in de gemeente Oss, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, 9, althans een of meerdere geschrift(en) te weten:
(Zaak 1, AMB-054, pg 354 t/m 367 proces-verbaal)
- een factuur met nummer 12200022 (DOC 3348, pg 4279 proces-verbaal) en/of
- een pakbon met nummer 108822 (DOC 3349, pg 4280 proces-verbaal) en/of
- een pakbon met nummer 108787 (DOC 3351, pg 4282 proces-verbaal) en/of (Zaak 2, AMB-042, pg 248 t/m 268 proces-verbaal)
- een pakbon met nummer 123252 (DOC 031, pg 898 proces-verbaal) en/of
- een factuur met nummer 12204916 (DOC 023, pg 890 proces-verbaal) en/of
- een verklaring van 12 november 2012 (DOC 33, pg 900 proces-verbaal) en/of (Zaak 3, AMB-031, pg 179 t/m 195 proces-verbaal)
- een factuur met nummer 12302240 (DOC 597, pg 1468 proces-verbaal) en/of - een verklaring van 17 januari 2013 (DOC 925, pg 1796 proces-verbaal) en/of
(Zaak 4, AMB-017, pg 123 t/m 136 proces-verbaal)
- een verklaring van 31 januari 2013 (DOC 913, pg 1784 proces-verbaal), ten aanzien van een partij vlees gefactureerd onder nummer 12202666 (DOC 900, pg 1771 proces-verbaal);
die (telkens) bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt of heeft/hebben laten opmaken dan wel heeft/hebben vervalst of heeft/hebben laten vervalsen, door (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid:
(Zaak 1)
- op de factuur met nummer 12200022 en/of op de pakbon(nen) met nummer 108822 en/of 108787 onder artikel/omschrijving 'snippers 70/30 diepvries' te (laten) vermelden terwijl in werkelijkheid het artikel/product uit zowel rund- als paardenvlees bestond en/of
(Zaak 2)
- op de pakbon met nummer 123252 en/of op de factuur met nummer 12204916 onder artikel/omschrijving 'snippers 70/30 diepvries' te (laten) vermelden terwijl in werkelijkheid het product uit zowel rund- als paardenvlees bestond en/of
- in de verklaring van 12 november 2012 te (laten) verklaren dat geen paardenvlees wordt en/of werd verwerkt en/of dat geen paardenvlees aan [bedrijf 3] te Oss was geleverd, terwijl in werkelijkheid paardenvlees was verwerkt en/of (aan [bedrijf 3]) was geleverd en/of
(Zaak 3) - op de factuur met nummer 12302240 onder artikel/omschrijving 'snippers 70/30 diepvries te (laten) vermelden terwijl in werkelijkheid het product uit zowel rund- als paardenvlees bestond en/of
- in de verklaring van 17 januari 2013 te (laten) verklaren dat 100% rundvlees was geproduceerd en/of dat alleen rundvlees werd verwerkt, terwijl in werkelijkheid zowel rund- als paardenvlees was geproduceerd/verwerkt en/of
(Zaak 4)
- in de verklaring van 31 januari 2013 te (laten) verklaren dat de partij rundersnippers 70/30 zoals gefactureerd onder nummer 12202666 slechts bestond uit rundvlees, terwijl in werkelijkheid deze partij uit zowel rund- als paardenvlees bestond,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl verdachte tot het plegen van vorenomschreven feit(en) (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan die verboden gedraging(en) (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2], op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 1 april 2013, in de gemeente Oss, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, 19, althans een of meerdere geschrift(en) waaronder:
(Zaak 5, AMB-049, pg 293 t/m 318 proces-verbaal)
- een factuur met nummer 12305257 (DOC 2902, pg 3832 proces-verbaal) en/of
- een factuur met nummer 12205773 (DOC 884, pg 1755 proces-verbaal) en/of
- een factuur met nummer 12205464 (DOC 994, pg 1866 proces-verbaal),
die (telkens) bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk hebben/heeft opgemaakt of hebben/heeft laten opmaken dan wel hebben/heeft vervalst of hebben/heeft laten vervalsen, door (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid:
(Zaak 5)
- op de factuur met nummer 12305257 een levering (van snippers 90/10) te (laten) vermelden, terwijl in werkelijkheid voornoemde levering nooit heeft plaatsgevonden en/of
- op de factuur met nummer 12205773 een levering (van snippers 60/40) te (laten) vermelden, terwijl in werkelijkheid voornoemde levering nooit heeft plaatsgevonden en/of
- op de factuur met nummer 12205464 een levering (van magerfleisch 80/20) te (laten) vermelden, terwijl in werkelijkheid voornoemde levering nooit heeft plaatsgevonden,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl verdachte tot het plegen van vorenomschreven feit(en) (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan die verboden gedraging(en) (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2], op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 15 februari 2013, in de gemeente Oss, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt of heeft laten maken van 14, althans een of meerdere vals(e) of vervalst(e) geschrift(en) te weten: (Zaak 1, AMB-054, pg 354 t/m 367 proces-verbaal)
- een factuur met nummer 12200022 (DOC 3348, pg 4279 proces-verbaal) en/of
- een pakbon met nummer 108822 (DOC 3349, pg 4280 proces-verbaal) en/of
- een pakbon met nummer 108787 (DOC 3351, pg 4282 proces-verbaal) en/of - een weeglijst met nummer 9997 (DOC 1082, pg 1954 proces-verbaal) en/of
- een weeglijst met nummer 10237 (DOC 1166, pg 2038 proces-verbaal) en/of
(Zaak 2, AMB-042, pg 248 t/m 268 proces-verbaal)
- een pakbon met nummer 123252 (DOC 031, pg 898 proces-verbaal) en/of
- een factuur met nummer 12204916 (DOC 023, pg 890 proces-verbaal) en/of
- een weeglijst met nummer 11956 (DOC 622, pg 1493 proces-verbaal) en/of - een weeglijst met nummer 11803 (DOC 613, pg1484 proces-verbaal) en/of
- een verklaring van 12 november 2012 (DOC 33, pg 900 proces-verbaal) en/of (Zaak 3, AMB-031, pg 179 t/m 195 proces-verbaal)
- een factuur met nummer 12302240 (DOC 597, pg 1468 proces-verbaal) en/of - een weeglijst met nummer 11311 (DOC 635, pg 1506 proces-verbaal) en/of
- een verklaring van 17 januari 2013 (DOC 925, pg 1796 proces-verbaal) en/of
(Zaak 4, AMB-017, pg 123 t/m 136 proces-verbaal)
- een verklaring van 31 januari 2013 (DOC 913, pg 1784 proces-verbaal), ten aanzien van een partij vlees gefactureerd onder nummer 12202666 (DOC 900, pg 1771 proces-verbaal);
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat (laten) gebruikmaken (telkens) hierin dat [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] (telkens) voornoemd(e) geschriften in haar (bedrijfs)administratie heeft/hebben opgenomen of laten opnemen en/of voornoemde factu(u)r(en) en/of pakbon(nen) en/of verklaring(en) aan haar klant(en)/afnemer(s) heeft/hebben verzonden of laten verzenden althans ter beschikking gesteld of laten stellen en bestaande die valsheid of vervalsing telkens hierin dat
(Zaak 1)
- op de factuur met nummer 12200022 en/of op de pakbon(nen) met nummer 108822 en/of 108787 onder de artikel/omschrijving (telkens) 'snippers 70/30 diepvries' was vermeld, terwijl in werkelijkheid het artikel/product (telkens) uit zowel rund- als paardenvlees bestond en/of
- op de weeglijst(en) met nummer 9997 en/of 10237 onder artikel/omschrijving (telkens) 'half rund vr' was vermeld terwijl in werkelijkheid het artikel/product (telkens)uit zowel rund- als paardenvlees bestond en/of
(Zaak 2)
- op de pakbon met nummer 123252 en/of op de factuur met nummer 12204916 onder artikel/omschrijving 'snippers 70/30 diepvries' was vermeld terwijl in werkelijkheid het product uit zowel rund- als paardenvlees bestond en/of
- op de weeglijst met nummer 11956 en/of op de weeglijst met nummer 11803 onder artikel/omschrijving 'half rund vr' was vermeld terwijl in werkelijkheid het product uit zowel rund- als paardenvlees bestond en/of
- in een verklaring van 12 november 2012 was verklaard dat geen paardenvlees wordt en/of werd verwerkt en/of dat geen paardenvlees aan [bedrijf 3] te Oss was geleverd, terwijl in werkelijkheid paardenvlees was verwerkt en/of (aan [bedrijf 3]) was geleverd en/of
(Zaak 3) - op de factuur met nummer 12302240 onder artikel/omschrijving 'snippers 70/30 diepvries was vermeld terwijl in werkelijkheid het product uit zowel rund- als paardenvlees bestond en/of
- op de weeglijst met nummer 11311 onder artikel/omschrijving 'half rund vr' was vermeld terwijl in werkelijkheid het product uit zowel rund- als paardenvlees bestond en/of
- in een verklaring van 17 januari 2013 was verklaard dat 100% rundvlees was geproduceerd en/of dat alleen rundvlees werd verwerkt, terwijl in werkelijkheid zowel rund- als paardenvlees was geproduceerd/verwerkt en/of
(Zaak 4)
- in een verklaring van 31 januari 2013 was vermeld dat een partij rundersnippers 70/30 slechts bestond uit rundvlees, terwijl in werkelijkheid de partij uit zowel rund- als paardenvlees bestond;
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl verdachte tot het plegen van vorenomschreven feit(en) (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan die verboden gedraging(en) (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
4.
[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2], op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 1 april 2013, in de gemeente Oss, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt of laten maken van 19, althans een of meerdere vals(e) of vervalst(e) geschrift(en) waaronder:
(Zaak 5, AMB-049, pg 293 t/m 318 proces-verbaal)
- een factuur met nummer 12305257 (DOC 2902, pg 3832 proces-verbaal) en/of
- een factuur met nummer 12205773 (DOC 884, pg 1755 proces-verbaal) en/of
- een factuur met nummer 12205464 (DOC 994, pg 1866 proces-verbaal) en/of
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin dat [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] (telkens) voornoemd(e) geschriften in haar (bedrijfs)administratie heeft/hebben opgenomen of laten opnemen en/of voornoemde factu(u)r(en) (aan [bedrijf 4]) heeft/hebben verzonden of laten verzenden althans ter beschikking gesteld of laten stellen en bestaande die valsheid of vervalsing telkens hierin dat:
(Zaak 5)
- op de factuur met nummer 12305257 een levering (van snippers 90/10) was vermeld, terwijl in werkelijkheid voornoemde levering nooit heeft plaatsgevonden en/of
- op de factuur met nummer 12205773 een levering (van snippers 60/40) was vermeld, terwijl in werkelijkheid voornoemde levering nooit heeft plaatsgevonden en/of
- op de factuur met nummer 12205464 een levering (van magerfleisch 80/20) was vermeld, terwijl in werkelijkheid voornoemde levering nooit heeft plaatsgevonden,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl verdachte tot het plegen van vorenomschreven feit(en) (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan die verboden gedraging(en) (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
Volgens de officier van justitie kunnen alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman pleit voor vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten en heeft ter terechtzitting het volgende aangevoerd.
Feit 1.
Op de facturen en de bijbehorende pakbonnen (zaken 1 t/m 3) stond steeds de omschrijving “snippers 70/30 diepvries”. Deze omschrijving is niet onmiddellijk onjuist of in strijd met de waarheid. Voorts is het volgens het proces-verbaal niet mogelijk aan te tonen in welke partijen het paardenvlees is verwerkt. Daarom kan niet worden vastgesteld welke factuur of welke pakbon valselijk zou zijn opgemaakt.
De raadsman heeft ten aanzien van de verklaring onder zaak 2 aangevoerd dat de
inhoud van de verklaring niet opzettelijk onwaar is. Voor zover verdachte toendertijd wist was geen paardenvlees geleverd aan [bedrijf 3] te Oss. Daarnaast is niet duidelijk wie deze verklaring heeft opgesteld en ondertekend. Vergelijking van de handtekening onder deze verklaring met de handtekening van verdachte onder zijn verhoren, levert op dat de handtekening onder de verklaring niet de handtekening van verdachte is.
Ook de verklaring van 17 januari 2013 met betrekking tot zaak 3 is niet opzettelijk onjuist. De uitgewerkte tekst in de tenlastelegging komt niet overeen met de tekst van het document.
De verklaring van zaak 4 is opgesteld in het Portugees. De inhoud van de verklaring kan niet worden herleid tot enig onderdeel van de tenlastelegging. Daarbij geldt dat de ondertekening van de verklaring niet door verdachte is gedaan.
Ten aanzien van zaak 2 kunnen volgens de raadsman de monsters waarin DNA van paard is aangetroffen niet worden gekoppeld aan de genoemde factuur, pakbon en verklaring.
Tenslotte heeft de raadsman aangevoerd dat hetgeen als paardenvlees is verwerkt ook dienovereenkomstig in de administratie en boekhouding is opgenomen. Er is alleen vast te stellen dat de aanvoer van paarden niet als zodanig werd ingeboekt. Er is echter geen sprake van opzet, omdat de aangeleverde paarden op factuurbasis in de administratie van het bedrijf werden verwerkt. De benaming paard is in die administratie ook terug te vinden. Van verhullen is geen sprake. Het administratief verwerken is een automatisme geweest. Mogelijk is sprake geweest van een omissie om paardenvlees in te boeken onder “half rund vr”. Het is nooit de bedoeling geweest om een gemengd product te verkopen als 100% rundvlees.
Feit 2.
Volgens de raadsman zijn de leveranties aan [bedrijf 5] wel uitgevoerd. Er is iets mis gegaan bij [bedrijf 6]. Er zijn echter geen valse facturen opgemaakt. Het is een administratieve omissie die later is hersteld door creditering. Er is dus niets opzettelijks gebeurd. De directeur van [bedrijf 5] heeft met zijn verklaring getracht te voorkomen dat [bedrijf 5] bij de affaire betrokken zou raken.
Feit 3.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 verwezen naar hetgeen hij onder feit 1 heeft aangevoerd. De vermelding van het artikel op de diverse facturen en pakbonnen c.q. weeglijsten is niet met opzet valselijk gedaan en het is ook niet vast te stellen dat dit valselijk is geweest.
Feit 4.
De raadsman heeft verwezen naar het verweer dat hij onder feit 2 heeft gevoerd. Hij concludeert dat geen sprake kan zijn van valsheid, althans niet van opzet, noch van feitelijk leiding geven aan verboden gedragingen.
Het oordeel van de rechtbank.
Inleiding.
Verdachte is enig aandeelhouder en bestuurder van de holding [bedrijf 7] en enig aandeelhouder van [bedrijf 2], gevestigd te [gemeente].
[bedrijf 7] is bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 1], gevestigd te Oss, en bestuurder van [bedrijf 2]. [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn op 16 april respectievelijk 2 juli 2013 in staat van faillissement verklaard.
[bedrijf 1] vormde samen met [bedrijf 2] een internationaal opererende onderneming die zich bezig hield met het inkopen, uitbenen en het versnijden van rundvlees en het verhandelen van dat vlees. Deze onderneming leverde aan verschillende slagerijen en aan de vleesverwerkingsindustrie in binnen- en buitenland. De levering en facturering vond – aldus verdachte ter terechtzitting - afwisselend plaats door hetzij [bedrijf 1] hetzij [bedrijf 2], afhankelijk van de vraag bij welke van de twee vennootschappen de door de kredietverzekeringsmaatschappij gehanteerde kredietlimiet nog ruimte bood (voor de kredietverzekeraar gold voor elke werkmaatschappij een maximaal verzekerd krediet per afnemer).
Naar aanleiding van meldingen uit Ierland en Groot-Brittannië dat paardenvlees was aangetroffen in hamburgers die voor 100% uit rundvlees zouden moeten bestaan en CIE-informatie die suggereerde dat binnen verdachtes onderneming paardenvlees vermengd werd met rundvlees en het product vervolgens als rundvlees werd verkocht is een onderzoek ingesteld tegen [bedrijf 1]. Bij een afnemer van rundvlees, te weten hamburgerproducent [bedrijf 3] is bij intern onderzoek DNA van paarden in de hamburgers aangetroffen, terwijl [bedrijf 3] rundersnippers had besteld en er vanuit ging dat het geleverde vlees voor 100% uit rundvlees bestond. Door deze gang van zaken is de verdenking ontstaan dat [bedrijf 1] zich schuldig heeft gemaakt aan o.a. valsheid in geschrifte.
Op 15 februari 2013 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op de bedrijfslocatie van de onderneming en de woning van verdachte en zijn er bij de vrieshuizen en later bij de afnemers diverse monsters genomen van vlees afkomstig van [bedrijf 1] of [bedrijf 2]. In totaal zijn 167 monsters genomen van verschillende producten, waarvan er 35 positief zijn getest op DNA van paarden.
De rechtbank zal hierna eerst de vraag beantwoorden of bewezen kan worden of de in de tenlastelegging genoemde facturen, verklaringen, pakbonnen en weeglijsten vals of vervalst zijn, vervolgens de vraag of de rechtspersonen [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] deze documenten valselijk hebben opgemaakt of vervalst (feit 1 en 2) en of zij opzettelijk gebruik hebben gemaakt van die valse of vervalste documenten (feit 3 en 4). Indien de rechtbank deze vragen, al dan niet deels, bevestigend beantwoordt, zal de rechtbank tenslotte de vraag beantwoorden of bewezen kan worden dat verdachte aan die verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven.
Zijn de facturen, pakbonnen en verklaringen vals of vervalst?
Feit 1.
Facturen en pakbonnen (zaak 1, 2 en 3).
Op de facturen met nummers 12200022, 12204916, 12302240 en de pakbonnen met nummers 108822, 108787, 123252 staat onder de omschrijving van het artikel dat was geleverd steeds vermeld ‘snippers 70/30 diepvries’ of ‘snippers 70/30 bevroren’. Op de inkooporders van [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3]) staat dat
rundersnippers 70/30 werden besteld. [getuige 1], directielid van [bedrijf 3], heeft verklaard dat [bedrijf 3] altijd rundersnippers bestelde en ook [getuige 2], inkoper van [bedrijf 8] (hierna: [bedrijf 8]), heeft verklaard dat [bedrijf 8] enkel en specifiek rundvlees bestelde bij [verdachte]. Ook op de onderliggende CMR’s en de in- en uitslagbonnen van het vrieshuis [bedrijf 6] die betrekking hebben op de leveranties aan de afnemers staat, voor zover deze zijn aangetroffen steeds vermeld dat het gaat om rundersnippers 70/30.
Uit de genomen monsters door de NVWA blijkt dat de onderzochte partijen ook DNA van paarden bevatte (DOC 2687, p. 3616, relaasnummer 2539 (zaak 1), 2011 (zaak 2) en 2503 (zaak 3), DOC 3307 en 3308, p. 4238 en 4239, nrs. 162 (zaak 1), 12 (zaak 2) en 146 (zaak 3). Op de facturen en de pakbonnen was niet vermeld dat het artikel/product uit zowel rund- als paardenvlees bestond ondanks het feit dat er telkens rundersnippers waren besteld.
De procedure “Afwijkende diersoort”, versies 29-01-12 (DOC 929; p. 1800) en 04-10-12 (DOC 931; p. 1802), beschrijft hoe er bij [bedrijf 1] gehandeld moet worden wanneer er andere diersoorten dan koeien worden uitgebeend. Volgens deze procedurebeschrijving worden producten met paardenvlees gemengd met rundvet en worden alle producten met paardenvlees opgeslagen onder de naam ‘mix’.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat zijn bedrijven in rundvlees handelden en ook als groothandel in rundvlees bekend stonden in de vleesbranche. Bij zijn bedrijven werden echter vanaf 2011 op kleine schaal paardenkarkassen ingekocht en verwerkt tot snippers. Deze snippers werden vermengd met rundervet tot ‘snippers 70/30’ en vervolgens ingevroren en opgeslagen bij [bedrijf 6].
Gelet op de uit voornoemde bewijsmiddelen naar voren komende omstandigheden volgt dat de bedrijven van [verdachte] wat betreft het aan [bedrijf 3] en [bedrijf 8] geleverde vlees op de in verband daarmee opgemaakte facturen en pakbonnen verhulde wat in werkelijkheid werd geleverd. Dit werd gedaan door in plaats van een met de samenstelling van het product overeenkomende aanduiding van het geleverde product een algemene aanduiding te vermelden op de facturen en pakbonnen. Uit die algemene aanduiding bleek niet dat het om een gemengd product van paardenvlees en rundervet handelde. [bedrijf 3] en [bedrijf 8] wisten daardoor niet beter dan dat zij de door hen bestelde rundersnippers 70/30 geleverd kregen.
Dit verhullen dient te worden aangemerkt als valselijk opmaken in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (vergelijk ECLI:NL:HR:2008:BB6354).
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de genoemde facturen en pakbonnen vals en in strijd met de waarheid zijn.
Verdachte heeft met betrekking tot de leveranties aan [bedrijf 3] verklaard dat er door [bedrijf 6] bij vergissing verkeerde partijen vlees zijn uitgeslagen. De rechtbank acht die verklaring ongeloofwaardig.
[getuige 3] van [bedrijf 6] heeft immers op 15 februari 2013 verklaard dat in opdracht van [verdachte] in de eerste week van november 2012 de naam ‘snippers 70/30 bevroren’ is gewijzigd in ‘snippers 70/30 mix’. Het product werd daarvóór aangeduid als ‘rundersnippers 70/30’. Het artikelnummer van dit product is 2230. De omschrijving ‘rundersnippers’ is door [bedrijf 6] overgenomen van de eerste pakbon met dit artikelnummer van [verdachte]. Op de in- en uitslagbonnen die daarna naar [verdachte] zijn verstuurd, stond telkens vermeld dat het om rundersnippers ging. Verdachte was dus op de hoogte van de benaming waaronder het gemengde product werd in- en uitgeslagen en heeft nooit tegen [getuige 3] gezegd dat dit niet goed was. [getuige 3] wist niet beter dan dat er bij [verdachte] alleen runderen werden uitgebeend en dat [bedrijf 6] alleen rundvlees van [verdachte] ontving. [getuige 3] ontkent dat [bedrijf 6] een fout heeft gemaakt.
Uit de verklaringen van meerdere werknemers van de bedrijven van verdachte maar ook van verdachte zelf volgt verder dat verdachte [verdachte] persoonlijk alle inkoop verzorgde en ook zelf de gegevens van de ontvangen karkassen inbracht is het administratiesysteem Reflex en dat hij de benaming “1/2 rund vr” hanteerde als het om paardenvlees ging. De benaming van het product komt ook uit Reflex. Op de Dolavbakken waarin het gemengde product werd verpakt kwam niet te staan dat het om paardenvlees handelde. Aan paardenvlees werd het partijnummer toegekend van het rundvet waarmee het werd vermengd. [verdachte] kende de partijnummers toe.
De verklaring van 12 november 2012 (zaak 2).
[bedrijf 3] ontving op 2 november 2012, 3036 kilogram vlees van [bedrijf 1]/ [bedrijf 2]. In de verklaring van 12 november 2012 wordt namens [bedrijf 1] verklaard: “Zoals vrijdag besproken, verklaren wij [bedrijf 1], [adres 2] te Oss dat we geen paardenvlees verwerken of het laatste jaar verwerkt hebben binnen ons bedrijf en dit geleverd te hebben aan [bedrijf 3] te Oss.”
[getuige 1] heeft verklaard dat [bedrijf 3] naar aanleiding van een uitzending van het tv-programma Kassa, dat handelde over hamburgers waarin paardenvlees aanwezig was, onderzoek heeft gedaan naar de aanwezigheid van paardenvlees in hun producten. Uit een order die in [bedrijf 9] stond hebben ze een willekeurige doos hamburgers laten onderzoeken door een laboratorium. De uitkomst van [bedrijf 10] op 9 november 2012 was positief op de aanwezigheid van paardenvlees in de hamburgers. Na onderzoek bij [bedrijf 3] bleken de grondstoffen voor de betrokken partij hamburgers afkomstig te zijn van [bedrijf 1]. Een deel van de betreffende leverantie was nog bij [bedrijf 3] aanwezig; onderzoek aan de daarvan genomen monsters wees uit dat het vlees paarden-DNA bevatte. Nadat [getuige 1] contact daarover had opgenomen met verdachte, heeft verdachte desgevraagd een verklaring afgegeven dat door zijn bedrijven aan [bedrijf 3] geleverde producten vrij zijn van paardenvlees.
Laboratoriumonderzoek van monsters die de NVWA heeft genomen hebben de uitslag bevestigd dat er DNA van paarden in het door de bedrijven van verdachte aan [bedrijf 3] geleverde vlees zat. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij in de loop van 2011 binnen zijn bedrijven is begonnen met de verwerking van paardenvlees.
De rechtbank is op grond van deze bewijsmiddelen van oordeel dat de verklaring van 12 november 2012 vals en in strijd met de waarheid is.
De verklaring van 17 januari 2013 (zaak 3).
[bedrijf 11] had namens [bedrijf 8] een partij rundersnippers 70/30 besteld bij [bedrijf 1]/[bedrijf 2]. Deze partij wordt op 28 mei 2012 uitgeslagen uit het vrieshuis en op 1 juni 2012 aan [bedrijf 8] gefactureerd. Deze partij is retour gekomen omdat er metaalsplinters zijn aangetroffen in het geleverde vlees. De NVWA heeft deze partij later bemonsterd en positief bevonden op DNA van paarden (DOC 03308, nr. 146, p. 4239).
Op 18 januari 2013 verzoekt [getuige 2] namens de afnemers van zijn werkgever om een bevestiging dat het door [bedrijf 1] geleverde rundvlees geen sporen van paardenvlees kan bevatten. Hij wil die bevestiging die middag voor 16:00 uur. Op 18 januari 2013 stuurt de afdeling kwaliteitsbeheer van [bedrijf 1] een e-mail aan [getuige 2] met in de bijlage de gevraagde verklaring. In deze verklaring wordt door [getuige 4], kwaliteitsmanager van [bedrijf 1] in het Engels vermeld: “Company [bedrijf 1] is confirming that we have produced 100% bovine meat. We are only processing bovine.”
[getuige 4] heeft verklaard dat zij een soort garantie moest afgeven. Haar concept werd door [getuige 5] van verkoop gelezen en daarna is de brief ingescand en verstuurd.
De rechtbank acht, gelet op de context waarin door [getuige 2] om de verklaring is gevraagd, deze verklaring vals en in strijd met de waarheid.
De verklaring van 31 januari 2013 (zaak 4).
In deze verklaring wordt in de Portugese taal (DOC 913; p. 1784 met daarbij een vertaling in de Engelse taal, DOC 914; p. 1785) namens [bedrijf 1] gemeld dat de partij rundersnippers 70/30 (“beef trimmings 70%-30%”) zoals op 27 juni 2012 gefactureerd onder nummer 12202666 (DOC 900; p. 1771) alleen bestond uit rundvlees (“bovine”). Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij deze verklaring zelf heeft getekend en ten tijde van de ondertekening begrepen te hebben wat de strekking was van deze verklaring. Uit onderzoek van de NVWA blijkt dat een monster van die partij ook DNA van paarden bevatte (DOC 2687, p. 3616, relaasnummer 2036 en DOC 3307, p. 4238, nr. 37). De rechtbank acht deze verklaring daarom vals en in strijd met de waarheid.
Feit 3 (het gebruik maken van valse weeglijsten, zaken 1, 2 en 3).
Ten aanzien van de in dit feit genoemde weeglijsten heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat deze alleen werden gebruikt in de interne administratie van de rechtspersonen en dat de weeglijsten niet aan derden werden verstrekt. Volgens het arrest van de Hoge Raad van 21 december 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AR4886) is het opnemen van valse papieren in een administratie weliswaar valselijk opmaken, maar is pas sprake van ‘gebruik maken’ als die papieren aan een derde ter misleiding worden overgelegd of verstrekt.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak geen sprake is van ‘gebruik maken’ van de tenlastegelegde weeglijsten omdat deze niet aan een derde werden verstrekt, maar alleen werden gebruikt voor de eigen bedrijfsadministratie. De rechtbank zal dit onderdeel niet bewezen verklaren.
Feit 2 en 4 (zaak 5).
Ter terechtzitting heeft de verdediging een aantal e-mails, gericht aan [getuige 5] en afkomstig van [bedrijf 12], en documenten van [bedrijf 12] voornoemd overgelegd waaruit de rechtbank afleidt, zoals door de verdediging is aangevoerd, dat niet valt uit te sluiten dat de levering van magerfleisch 80/20 waarop de factuur met nummer 12205464 betrekking heeft, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat sprake is van valsheid in geschrift ten aanzien van die factuur en zal verdachte daarvan vrijspreken.
De factuur met nummer 12305257 en de factuur met nummer 12205773 (zaak 5).
Door de financiële dienstverlener [bedrijf 4] is op 1 juli 2013 aangifte gedaan tegen verdachte en [bedrijf 1] en [bedrijf 2]. Met deze bedrijven heeft [bedrijf 4] een factoringovereenkomst gesloten waardoor zij direct bij verkoop, levering en facturering bijna het gehele factuurbedrag van [bedrijf 4] ontvangen. Volgens de overeenkomst moet er sprake zijn van een geleverde prestatie.
Op 7 maart 2013 wordt aangever zonder enig overleg geconfronteerd met creditfacturen. Volgens [verdachte] ging het om geretourneerde leveranties. Naar deze creditfacturen is door [bedrijf 4] een onderzoek ingesteld. Onder meer werd de plaatsvervangend directeur van [bedrijf 5], [getuige 6] benaderd. Hij deelde aan [bedrijf 4] mede de leveranties van vlees waarop de facturen en creditfacturen betrekking hadden niet te kennen.
De rechtbank acht bewezen dat [bedrijf 1] op 10 december 2012 en [bedrijf 2] op 18 december 2012 facturen heeft opgemaakt gericht aan [bedrijf 5], terwijl de goederen waarop die facturen betrekking hebben niet door [bedrijf 5] zijn besteld, noch aan [bedrijf 5] zijn geleverd. In de administratie van [bedrijf 5] zijn geen bestellingen van die datum aangetroffen. [getuige 6] heeft verklaard die bestellingen niet te hebben gedaan. Ook in de administratie van [bedrijf 1] zijn geen andere documenten dan de twee facturen met betrekking tot die bestelling terug te vinden, terwijl gebruikelijk is dat alle documenten die op een bestelling betrekking hebben, zoals uitslagbonnen, orders, CMR’s, pakbonnen en dergelijke achter de verkoopfactuur worden gevoegd. [getuige 7] van [bedrijf 9] heeft verklaard dat er geen opdracht is geweest van [verdachte] om vlees uit te slaan op 10 december 2012. In de administratie van vrieshuis [bedrijf 6] is de uitslagbon evenmin terug te vinden van de goederen die op 18 december 2012 besteld zouden zijn. De rechtbank acht de facturen daarom vals en in strijd met de waarheid opgemaakt. De bedrijven van verdachte kregen door deze handelwijze ten onrechte de beschikking over 90% van de aan [bedrijf 5] in rekening gebrachte bedragen.
Zijn [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] strafrechtelijk aansprakelijk voor het valselijk opmaken en gebruiken van de geschriften?
De rechtbank overweegt dat het, naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (Drijfmest-arrest, HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938), voor de beantwoording van deze vraag van belang is vast te stellen of de gedraging is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Daarvan kan sprake zijn als zich één of meer van de volgende omstandigheden voordoen:
  • Het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
  • De gedraging past in de normale bedrijfsuitvoering van de rechtspersoon;
  • De gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het uitgeoefende bedrijf;
  • De rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op voorkoming van die gedraging.
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde feiten zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon en dat deze in redelijkheid aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] zijn toe te rekenen.
Het opmaken van facturen, pakbonnen en verklaringen en het versturen daarvan aan derden betrof steeds het handelen van een persoon die in dienstbetrekking was van de rechtspersonen, dan wel het handelen van verdachte zelf als directeur van de beide rechtspersonen. Dit zijn gedragingen die passen in de normale bedrijfsvoering met betrekking tot de handel in vlees door de rechtspersonen. Zowel [bedrijf 1] als [bedrijf 2] konden erover beschikken of de gedragingen al dan niet plaatsvonden.
De rechtbank acht daarom bewezen dat [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] de documenten valselijk en in strijd met de waarheid hebben opgemaakt en daarvan gebruik hebben gemaakt.
De verklaring van verdachte dat enkel sprake was van slordigheden in de administratie en van administratieve fouten, maar dat deze niet opzettelijk zijn gebeurd, omdat het paardenvlees in de praktijk altijd apart van de runderen werden verwerkt en nadat het was gemengd met rundvlees apart werd opgeslagen, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen, waaronder met name door de monsters die zijn genomen waaruit blijkt dat DNA van paard is aangetroffen in partijen die als 100% rundvlees waren verkocht en het feit dat verdachte het paardenvlees zelf inboekte in de administratie onder “half rund vr.” Paardenvlees kreeg ook geen eigen partijnummer maar werd geadministreerd onder het partijnummer van het rundvlees waarmee het was vermengd. Het eigen protocol met betrekking tot andere diersoorten dan koeien werd niet gehanteerd. [bedrijf 6] was niet op de hoogte van het vermengen van paardenvlees met rundvlees en sloeg de partijen in en uit als rundvlees. Pas na november 2012 werd [bedrijf 6] op de hoogte gesteld dat de term mix moest worden gehanteerd. Het administratieve systeem maakte tracering van paardenvlees niet mogelijk. Dit alles duidt veeleer op bewust handelen dan op een vergissing.
Heeft verdachte feitelijk leiding geven aan de verboden gedragingen?
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat ten aanzien van de feiten niet kan worden vastgesteld dat sprake is van opzet van verdachte en van feitelijk leiding geven aan de gedragingen. Hij verwijst daarbij naar de zogenaamde Slavenburg-criteria met betrekking tot artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt voorop dat conform vaste jurisprudentie van feitelijk leiding geven sprake kan zijn als verdachte – hoewel hij daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden was – maatregelen achterwege heeft gelaten ter voorkoming van de verboden gedraging, en hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verboden gedraging zich zal voordoen, zodat hij de gedraging opzettelijk heeft bevorderd (HR 16 december 1986, NJ 1987, 321/322; Slavenburg).
Uit het dossier en de verklaring van verdachte blijkt dat verdachte via [bedrijf 13] de bestuurder is van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en dat hij de directeur was. De als getuigen gehoorde medewerkers van de bedrijven hebben dit ook verklaard. Verdachte had de dagelijkse leiding en alle werkzaamheden gebeurden in zijn opdracht.
Verdachte heeft ter zitting op vragen van de rechtbank verklaard dat het kan kloppen dat in totaal (minimaal) 336.000 kilogram paardenvlees is aangevoerd en verwerkt door [bedrijf 1]. Verdachte deed zelf de inkoop van het paardenvlees en registreerde dit in het Reflex-systeem steeds als “half rund vr.” Paardenvlees kreeg volgens verdachte geen eigen partijnummer, maar het partijnummer van het rundvlees waarmee het werd vermengd. In de administratie op grond waarvan de verkoopfacturen en pakbonnen werden opgemaakt, komt het woord paard nergens voor.
Volgens [getuige 8], hoofd van de administratie, was [verdachte] verantwoordelijk voor de inkoop. Hij classificeerde de ingekochte karkassen. Vragen over een partij vlees werden in opdracht van [verdachte] door [getuige 9] en anderen beantwoord. Ook zijzelf kreeg opdrachten van [verdachte].
[getuige 9] heeft ook verklaard dat verdachte de inkoop deed. De gegevens van de ontvangen partijen vlees werden door hem ingebracht in het Reflex-systeem. Zij wist wat ze moest doen, maar als er iets aparts moest gebeuren, hoorde zij dat van [verdachte]. Ook [getuige 10] heeft verklaard dat verdachte [verdachte] de ingekochte partijen vlees invoerde in het reflex-systeem. Volgens verkoopmedewerker [getuige 5] zit alle informatie in dat Reflex-systeem. Hetgeen op etiketten en verpakkingen komt te staan, komt uit dat systeem. [verdachte] deed de inkoop en was volgens [getuige 5] verantwoordelijk voor het invoeren van de gegevens in Reflex. Ook [getuige 11] heeft verklaard dat verdachte [verdachte] het ingekochte vlees classificeerde en opdrachten gaf met betrekking tot het verpakken, stickeren en de registratie van het vlees. Volgens [getuige 12], bedrijfsleidster productie, werd het vlees uitgesneden en gewogen, waarna er een sticker op de verpakking kwam. Op die sticker stond het partijnummer dat zij van [verdachte] had doorgekregen. Het paardenvlees werd gemengd met rundervet in opdracht van verdachte [verdachte]. De werkwijze met betrekking tot het vlees gebeurde in opdracht van verdachte [verdachte], verklaarde [getuige 13] tegenover de politie. De partijnummers werden door [verdachte] aan een partij vlees toegekend. Hij was bijna altijd aanwezig bij de ontvangst van het vlees.
Verdachte was ervan op de hoogte dat de hiervoor genoemde verklaringen van 12 november 2012 en 17 januari 2013 werden afgegeven door medewerkers van [bedrijf 1] en van de inhoud of strekking van die verklaringen. De verklaring van 17 januari 2013 is ondertekend door de kwaliteitsmedewerker van [verdachte]. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de verklaring van 31 januari 2013 in de Portugese taal heeft ondertekend, terwijl hij wist wat de strekking was van de inhoud van die verklaring.
Ten aanzien van feit 2 en feit 4 heeft [getuige 14] verklaard dat [verdachte] zelf opdracht heeft gegeven voor de crediteringen. Volgens [getuige 8] was verdachte [verdachte] uiteindelijk verantwoordelijk voor de facturering. Zij verstuurde de verkoopfacturen naar [bedrijf 4]. Verdachte heeft zelf verklaard dat het vooruit factureren gebeurde na een overleg tussen hem en [getuige 5]. Verdachte gaf in de meeste gevallen de opdracht tot het opmaken van een factuur. Volgens [getuige 9] bepaalde verdachte welke facturen betaald werden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, terwijl hij juist als bestuurder/directeur van de rechtspersonen daartoe gehouden was, geen enkele maatregel heeft genomen om fouten in de verkoopadministratie en financiële boekhouding en de afgegeven verklaringen te voorkomen.
Sterker nog, hij boekte zelf het ingekochte paardenvlees in als ‘½ rund vr’ in het Reflex-systeem op basis waarvan de verkoopfacturen werden opgemaakt.
Door deze handelswijze heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de verkoopfacturen, pakbonnen en verklaringen valselijk werden opgemaakt en dat die geschriften werden gebruikt als waren deze echt en onvervalst. Het vooruit factureren gebeurde in zijn opdracht.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen en overwegingen komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen. De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten daarom wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen, dat
1.
[bedrijf 1] of [bedrijf 2], op tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 15 februari 2013, in de gemeente Oss, althans in Nederland, 9 geschriften te weten:
- een factuur met nummer 12200022 en
- een pakbon met nummer 108822 en
- een pakbon met nummer 108787 en
- een pakbon met nummer 123252 en
- een factuur met nummer 12204916 en
- een verklaring van 12 november 2012 en
- een factuur met nummer 12302240 en
- een verklaring van 17 januari 2013 en
- een verklaring van 31 januari 2013 ten aanzien van een partij vlees gefactureerd onder nummer 12202666,
die telkens bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen -telkens valselijk heeft opgemaakt, door telkens valselijk en in strijd met de waarheid:
- op de factuur met nummer 12200022 en op de pakbonnen met nummer 108822 en nummer 108787 onder artikel/omschrijving 'snippers 70/30 diepvries' te vermelden terwijl in werkelijkheid het artikel/product uit zowel rund- als paardenvlees bestond en
- op de pakbon met nummer 123252 en op de factuur met nummer 12204916 onder artikel/omschrijving 'snippers 70/30 diepvries' te vermelden terwijl in werkelijkheid het product uit zowel rund- als paardenvlees bestond en
- in de verklaring van 12 november 2012 te verklaren dat geen paardenvlees wordt en werd verwerkt en dat geen paardenvlees aan [bedrijf 3] te Oss was geleverd, terwijl in werkelijkheid paardenvlees was verwerkt en aan [bedrijf 3] was geleverd en
- op de factuur met nummer 12302240 onder artikel/omschrijving 'snippers 70/30 diepvries´ te vermelden terwijl in werkelijkheid het product uit zowel rund- als paardenvlees bestond en
- in de verklaring van 17 januari 2013 te verklaren dat 100% rundvlees was geproduceerd en dat alleen rundvlees werd verwerkt, terwijl in werkelijkheid zowel rund- als paardenvlees was geproduceerd/verwerkt en
- in de verklaring van 31 januari 2013 te verklaren dat de partij rundersnippers 70/30 zoals gefactureerd onder nummer 12202666 slechts bestond uit rundvlees, terwijl in werkelijkheid deze partij uit zowel rund- als paardenvlees bestond,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl verdachte aan die verboden gedragingen telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
[bedrijf 1] op 10 december 2012 of [bedrijf 2] op 18 december 2012, in de gemeente Oss, althans in Nederland, 2 geschriften:
- een factuur met nummer 12305257 en
- een factuur met nummer 12205773,
die telkens bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen -telkens valselijk heeft opgemaakt, door telkens valselijk en in strijd met de waarheid:
- op de factuur met nummer 12305257 een levering (van snippers 90/10) te vermelden, terwijl in werkelijkheid voornoemde levering nooit heeft plaatsgevonden en
- op de factuur met nummer 12205773 een levering (van snippers 60/40) te vermelden, terwijl in werkelijkheid voornoemde levering nooit heeft plaatsgevonden,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl verdachte aan die verboden gedragingen telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
[bedrijf 1] of [bedrijf 2], op tijdstippen in periode van 1 januari 2011 tot en met 15 februari 2013, in de gemeente Oss, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt of heeft laten maken van 9 valse geschriften te weten: - een factuur met nummer 12200022 en
- een pakbon met nummer 108822 en
- een pakbon met nummer 108787 en
- een pakbon met nummer 123252 en
- een factuur met nummer 12204916 en
- een verklaring van 12 november 2012 en
- een factuur met nummer 12302240 en - een verklaring van 17 januari 2013 en
- een verklaring van 31 januari 2013 ten aanzien van een partij vlees gefactureerd onder nummer 12202666,
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die geschriften telkens echt en onvervalst, bestaande dat (laten) gebruikmaken telkens hierin dat [bedrijf 1] of [bedrijf 2] telkens voornoemde geschriften in haar bedrijfsadministratie heeft opgenomen en voornoemde facturen en pakbonnen en verklaringen aan haar klanten/afnemers heeft verzonden althans ter beschikking gesteld en bestaande die valsheid telkens hierin dat
- op de factuur met nummer 12200022 en op de pakbonnen met nummer 108822 en nummer 108787 onder de artikel/omschrijving telkens 'snippers 70/30 diepvries' was vermeld, terwijl in werkelijkheid het artikel/product telkens uit zowel rund- als paardenvlees bestond en
- op de pakbon met nummer 123252 en op de factuur met nummer 12204916 onder artikel/omschrijving 'snippers 70/30 diepvries' was vermeld terwijl in werkelijkheid het product uit zowel rund- als paardenvlees bestond en
- in een verklaring van 12 november 2012 was verklaard dat geen paardenvlees wordt en werd verwerkt en dat geen paardenvlees aan [bedrijf 3] te Oss was geleverd, terwijl in werkelijkheid paardenvlees was verwerkt en aan [bedrijf 3] was geleverd en
- op de factuur met nummer 12302240 onder artikel/omschrijving 'snippers 70/30 diepvries was vermeld terwijl in werkelijkheid het product uit zowel rund- als paardenvlees bestond en
- in een verklaring van 17 januari 2013 was verklaard dat 100% rundvlees was geproduceerd en dat alleen rundvlees werd verwerkt, terwijl in werkelijkheid zowel rund- als paardenvlees was geproduceerd/verwerkt en
- in een verklaring van 31 januari 2013 was vermeld dat een partij rundersnippers 70/30 slechts bestond uit rundvlees, terwijl in werkelijkheid de partij uit zowel rund- als paardenvlees bestond,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl verdachte aan die verboden gedragingen telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
4.
[bedrijf 1] of [bedrijf 2], op tijdstippen in de periode van 10 december 2012 tot en met 1 april 2013, in de gemeente Oss, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van 2 valse geschriften:
- een factuur met nummer 12305257 en
- een factuur met nummer 12205773,
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die geschriften telkens echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken telkens hierin dat [bedrijf 1] of [bedrijf 2] telkens voornoemde geschriften in haar bedrijfsadministratie heeft opgenomen en voornoemde facturen aan [bedrijf 4] heeft verzonden althans ter beschikking gesteld en bestaande die valsheid telkens hierin dat:
- op de factuur met nummer 12305257 een levering (van snippers 90/10) was vermeld, terwijl in werkelijkheid voornoemde levering nooit heeft plaatsgevonden en
- op de factuur met nummer 12205773 een levering (van snippers 60/40) was vermeld, terwijl in werkelijkheid voornoemde levering nooit heeft plaatsgevonden,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl verdachte aan die verboden gedragingen telkens feitelijke leiding heeft gegeven.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf van 5 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman pleit bij bewezenverklaring voor het opleggen van een geldboete en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank dient er bij de op te leggen straf rekening mee te houden dat verdachte een kleine schakel was in een grote keten. Hij was werkzaam in een branche met geringe marges en enorme volumes. De administratie heeft door de werkdruk wellicht te weinig aandacht gehad van verdachte. Er is echter geen sprake geweest van paardenvlees dat gevaarlijk of schadelijk was voor de volksgezondheid. De rechtbank dient bij de strafmaat ook rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zijn levenswerk is vernietigd. De bedrijven van verdachte zijn failliet en het boedeltekort bedraagt 11 miljoen euro. De curator houdt verdachte daarvoor aansprakelijk. Verdachte is niet eerder veroordeeld. De raadsman acht de gevorderde gevangenisstraf veel te zwaar.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is via [bedrijf 7] bestuurder van [bedrijf 1] en [bedrijf 2]. Deze rechtspersonen hebben zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door valse facturen, pakbonnen en verklaringen op te maken en aan het gebruik maken van die valse documenten door deze aan haar klanten en afnemers en [bedrijf 4] ter beschikking te stellen. Verdachte heeft feitelijk leiding gegeven aan die strafbare feiten en hem valt ter zake een groot verwijt te maken.
Door zijn bedrijven is in 2011 en 2012 minimaal 336.000 kilogram paardenvlees ingekocht en verwerkt. In de administratie en financiële boekhoudsystemen van de bedrijven komt het woord paard na inboeking daarvan als “half rund vr” niet meer voor. Er is niet geregistreerd dat paarden zijn verwerkt, waardoor ook niet op de verkoopfacturen en bijbehorende bescheiden was vermeld dat het geleverde vleesproduct paardenvlees bevatte. De klanten gingen er vanuit dat de geleverde producten overeenkomstig hun bestelling alleen rundvlees bevatte. Verdachte heeft daardoor de klanten en uiteindelijk de consument misleid en misbruik gemaakt van het vertrouwen dat bedrijven in het economische verkeer in elkaar stellen. Dit klemt te meer waar het betreft ondernemingen die zich bezig houden met het produceren en in het verkeer brengen van voedingsmiddelen, waarbij mede vanwege het belang van de volksgezondheid de samenstelling en herkomst van de producten boven iedere twijfel verheven dient te zijn.
Door het handelen van de bedrijven van verdachte zijn afnemers in de problemen gekomen en is hun reputatie beschadigd.
Verdachte heeft door het voeren van een onjuiste en onvolledige administratie het controlerende instanties zoals de NVWA onmogelijk gemaakt na te gaan in welke partijen/producten het ingekochte paardenvlees is verwerkt. Het traceren van het ingekocht vlees is daardoor moeilijk of zelfs onmogelijk gebleken. Die traceerbaarheid is noodzakelijk om de veiligheid van voedingsmiddelen en daarmee de volksgezondheid te waarborgen.
Dit belang is in de onderhavige zaak niet alleen in abstracto in gevaar gebracht maar ook concreet, nu uit het dossier blijkt dat door de bedrijven van verdachte in ten minste twee gevallen paarden, die positief getest waren op het diergeneesmiddel fenylbutazon, zijn verwerkt. Paarden die behandeld zijn met dat geneesmiddel zijn niet meer geschikt voor humane consumptie. Via de administratie van de bedrijven van verdachte kon echter niet meer achterhaald worden in welke partijen/producten het vlees van deze paarden terecht is gekomen, waardoor evenmin afdoende maatregelen getroffen konden worden om te voorkomen dat de betreffende partijen in de humane voedselketen terecht konden komen.
Een zaak als deze veroorzaakt grote maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers wat betreft de voedselveiligheid en wantrouwen jegens producenten van voedingsmiddelen en de daarop uitgeoefende controle.
Deze zaak is mede aan het licht gekomen naar aanleiding van meldingen uit het buitenland dat uit (internationaal) onderzoek was gebleken dat paardenvlees verkocht zou worden als rundvlees. Verdachte heeft door deze zaak bijgedragen aan het negatieve imago van de Nederlandse vleesindustrie in Nederland en in het buitenland. Hij heeft daarmee de belangen van die sector geweld aan gedaan.
Verdachte heeft bij het plegen van de feiten uitsluitend gehandeld uit winstbejag. De omstandigheid dat de totale hoeveelheid paardenvlees slechts een beperkt (zij het oplopend) aandeel van de totale omzet vormde doet daar niet aan af. Verdachte heeft immers paardenvlees dat goedkoper is dan rundvlees, met rundvet gemengd en dit als puur, en dus duurder, rundvlees verkocht. Verdachte heeft daardoor kosten bespaard bij de inkoop en een hogere opbrengst gehad bij de verkoop. De omstandigheid dat dit voordeel – aldus verdachte - slechts beperkt was maakt dat, mede in het licht van de hoeveelheid paardenvlees waarom het in deze zaak gaat, niet anders. Verdachte heeft de door hem gepleegde strafbare feiten begaan gedurende een periode van bijna twee jaar en hij vervulde bij het plegen van de strafbare feiten een leidinggevende rol.
Door het indienen van valse facturen bij de financiële dienstverlener [bedrijf 4] heeft verdachte er voor gezorgd dat zijn bedrijven tijdelijk konden beschikken over een bedrag van meer dan € 200.000,-- waar zij in hun contractuele relatie tot [bedrijf 4] geen recht op hadden. Ook hier heeft verdachte het vertrouwen geschonden dat in hem werd gesteld dat slechts facturen ter bevoorschotting zouden worden ingediend die gebaseerd waren op daadwerkelijke transacties.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte zelf is getroffen door de gevolgen van de door hem gepleegde strafbare feiten in die zin dat die feiten voor hem grote financiële gevolgen hebben gehad. [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn beide in staat van faillissement verklaard en de curator is naar verluid voornemens een vordering van 11 miljoen euro in te dienen tegen verdachte als bestuurder van de gefailleerde vennootschappen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt en van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank heeft bij de strafoplegging voorts in matigende zin acht geslagen op de omstandigheid dat de zaak tegen verdachte en de door hem gedreven ondernemingen op grote schaal de – plaatselijke, landelijke en zelfs internationale – pers heeft gehaald, waarbij verdachte en zijn ondernemingen van meet af aan met naam en toenaam werden genoemd.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
De door de raadsman verzochte straf, te weten een geldboete en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf, zou geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde en is een te geringe straf.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 51, 57, 225.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 3:opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 4:opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:Gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 7 april 2015.